AMOR OP HET
VLIEGVELD
Da
i
18
11'. Waner ging ran
door de gang naar
af deeling, één.
„Is zuster Hanna er
niet?" vroeg hij aan
zuster Lotte.
„Neen, dokter, ze voel
de zich vanmorgen al niet goed en dr. Hengel heeft
haar naar bed gestuurd. Ik ben vandaag haar plaats
vervangster."
„Wat scheelt haar dan?"
„Waarschijnlijk heeft ze een griepje."
„Zoo, laten we hopen dat het niets ernstigs is. En
nu wat anders, zuster: een zekere mijnheer Spohr zal
naar mij vragen, stuur hem dan direct naar boven."
Hij ging naar zijn kamer terug. Bijna alle patiënten
sliepen om dezen tijd en nu had ook hij eindelijk rust.
Al was het wel interessant, toch was het voor hem niet
goed geweest, dat hij tot zoo laat in den nacht op het
verjaardagsfeestje van Anna was gebleven.
Om nog wat te beginnen eer de jonge Spohr kwam,
was de moeite niet meer, en daarom nam hij de kran
ten maar even door. Hij las slechts de koppen„Over
stroomingen in China. „Twee boven Labrador tegen
elkaar gebotste postvliegtuigen na twee weken ge
vonden." En midden over de volle pagina liep een
vette kop: „Helden van den arbeid helden van
het gewone leven."
Altijd die vliegers, dacht Wauer, alleen de vliegers
zijn helden. Omdat het een beroep is, waar je roman
tische voorstellingen aan kunt vastknoopen. En dat
noemen ze de helden van het dagelijksche leven! Hij
had kortelings de statistieken eens doorgezientwee
entachtig procent der menschen stierven, op de een
of andere manier, als offers van hun werk. Maar de
meesten kregen niet zoo'n lofzang achterna.
Daar bromde op de tafel de huistelefoon. Zuster
Lotte vertelde hem, dat mijnheer Spohr was gekomen.
Even later werd er aan zijn deur geklopt en trad
George binnen.
„Het doet me pleizier, dat u gekomen is, mijnheer
Spohr," zoo begroette de geneesheer hem. „Hoe is het
verjaardagsfeest u bevallen en hoe gaat het met, uw
knie?"
„Zooeven, op weg naar u toe, scheen ze weer heele-
maal in orde te zijn; ik wou bijna weer omkeeren.
Maar 's middags doet ze me vaak erg pijn."
„Nou, dat zullen we eens bekijken," zei de dokter.
„Gaat u maar meteen mee naar boven."
Hoe kan iemand toch met zijn omgeving verande
ren, dacht George, terwijl hij met den dokter naar den
nieuwen aanbouw van de kliniek ging, waar zich de
bestralingsinrichting bevond. Wauer was hier een
heel ander mensch dan gisteren op het verjaardags
feest. Hier was hij de beroemde chirurg, de groote
dokter, wien het genezen en helpen een werkelijke
roeping was, de tegelijkertijd heerschende en dienen
de geest in dit huis der smarten. Niet langer de spot-'
tende en koelverstandige gezelschapsmensch, die een
paar jonge meisjes met zijn grapjes amuseerde.
„Zoo, en nu gaat u daar maar zitten," zei Wauer.
Reusachtige lampen stonden in het groote, witge
kalkte lokaal; daarboven hing iets, dat wel wat op
een torpedo leek: het röntgenapparaat. Langs de
wanden waren verschillende apparaten voor heil
gymnastiek aangebracht.
George had ondertusschen zijn knie ontbloot.
Een scheur in de pezen was het in geen geval, stelde
Wauer vast, waarschijnlijk een kleine verrekking of
verdraaiing, door te groote inspanning veroorzaakt.
George had gelijk niet zijn vermoeden, het was wer
kelijk niets ernstigs; maar bestraling was in ieder
geval uitstekend.
I)at was een diagnose, die reeds gisteravond bij
dr. Wauer vaststond, want anders was het been niet
meer zoo stevig geweest. Om die reden had hij
George trouwens niet laten komen.
Dr. Wauer maakte zichzelf niets wijs. Het toeval
had hem niet slechts een medisch, maar tevens
psychologisch hoogst interessant geval in handen
gespeeld. Deze jongeman was heel aardig, maar ver
geleken bij den ander, die achter hem stond, volkomen
onbelangrijk. Den vlieger Herman Wolf moest hij
leeren kennen, en de jonge Spohr zou hem daarbij als
medium dienen.
Een roman uit het vliegerleven door H. O. Wuttig
KORTE INHOUD. Herman Wolf, invlieger van do Adler-
vliegtuigffabrieken, is verloofd met de beeldhouwster Anna
Lenz. Dr. Johan Wauer, een beroemd geneesheer, bemint
haar ook, sinds zij in zijn kliniek verpleegd werd. In het
atelier van Anna ontmoeten de beide rivalen elkaar voor
't eerst, juist nadat Wolf met een nieuw type vliegtuig een
ongeluk heeft gehad, waarbij hij echter ongedeerd blijft.
Wolf heeft oen aanbod van zijn vriend Ellein, om met een
wetenschappelijke expeditie naar Zuid-Amerika te vliegen,
afgewezen, omdat hij niet van Anna wil scheiden. Wolf gaat
naar de vliegschool Staaken, om daar het gebruik van de
nieuwe machines, de Sperwers, te instrueeren. Daar maakt hij
kennis met George Spohr, zoon van zijn vroege ren vriend,
in wiens motorenfabriek hij na den wereldoorlog heeft ge
werkt en met wien hij na een heftige scène had gebroken.
Wolf is met George bevriend en neemt hem ter gelegenheid
van Anna's verjaardag mee naar Berlijn. Ook George is op
Anna Lenz verh'efd.
Om de eene zwakke en duistere plek in het leven
van Wolf te gebruiken, en daaruit een wapen tegen
zijn rivaal te smeden, dat lag ver beneden de bedoe
lingen van dr. Wauer. Dat zou hij wel zonder George
Spohr gekund hebben. Het was slechts de tusschen
George en Herman bestaande vriendschap, die hem
zoo had verrast, dat raadsel wilde hij oplossen.
„Is uw kliniek op het oogenblik goed .bezet?"
vroeg George.
Wauer knikte: „Ik heb geen bed meer vrij."
Eigenaardig, dat hij zich met mij bemoeit, dacht
George; hij kent me eigenlijk hecleinaal niet. Zal ik
hem ook van Anna vertellen?
Het scheen echter, dat dr. Wauer er zelf over wilde
beginnen„U was gisteren voor den eersten keer bij
juffrouw Lenz, nietwaar?" vroeg hij.
„Ja," antwoordde George. „Mijnheer Wolf heeft
mij meegenomen. Het was een aardige avond, vindt
u niet?"
„Hm, u bent met mijnheer Wolf goed bevriend,
zooals u me gisteravond zei?"
George knikte.
„Eigenaardig," hervatte Wauer. „Wolf zal er wel
blij mee zijn."
„Hoe bedoelt u dat?" vroeg George verbaasd.
Voor hem beteekende de verstandhouding met Wolf,
den grooten vlieger, een werkelijke onderscheiding.
„Hoe ik dat bedoel? Afgezien van alles eischt het
van u een bijzondere grootmoedigheid, dat u de
vriend bent van den man, die aan den dood van uw
vader niet geheel onschuldig moet zijn. Ofschoon
deze zaak meer dan tien jaar is geleden, schijnt het
mij toch.
„Wat zegt u daar?"
George was opgesprongen. Dr. Wauer zag zijn
verbaasd opengesperde oogen strak op zich gericht.
Het was toch onmogelijk, dat deze jongen er heele-
maal niets van wist. Von Linssen had het in Amerika
een publiek geheim genoemd, mevrouw Spohr wist
het en dus haar zoon zeker ook.
Zou de oorzaak van deze vriendschap werkelijk
in de onwetendheid van den jongen Spohr schuilen?
Dan had hij een afschuwelijken flater gemaakt.
„Wolf niet heelemaal onschuldig aan den dood
van mijn vader?" herhaalde George met bevende
stem. Maar toen lachte hij: „Dat is onzin! Hij kende
hem niet eens. Hoe komt u aan dat idee?"
Dr. Wauer spande zijn hersens tot het uiterste in
om uit dit wespennest te geraken. 1 )at had hij niet
gewild! Dat de jongen er niets van wist, dat had hij
nooit kunnen vermoeden.
Alsof hij antwoord eisehte, stond George thans
tegenover den dokter-, die de behandeling totaal had
vergeten. Herman Wolf, zijn vriend, was met een
afschuwelijke beschuldiging belast. Wat hadden
Wolf en zijn vader met elkander uitstaande?
„Gaat u nu eerst weer eens zitten," zei de dokter
hem. „Hoe lang kent u mijnheer Wolf eigenlijk?"
„Heelemaal niet lang. pas vier dagen.
Pas vier dagen, dacht Wauer. Ja, dan stond de
zaak er anders voor. Maar zijn moeder zou het toch
weten? Misschien was het toch beter, dat de jongen
dit verhaal van hem hoorde, dan dat een ander hem
ruwer de oogen opende.
....Ja, mijnheer Spohr,
als mijnheer Wolf werke
lijk uw vriend is, be-
heerscht u zich dan en
probeert u dan de zaken
te begrijpen. Want ten
slotte is het heele geval
niet meer dan een gerucht.
Het is mij hoogst onaangenaam, dat ik degene ben,
die u dit als eerste moet vertellen. Zoo zou deze
geschiedenis zich hebben toegedragen. Kom, laten
we eerst een sigaret opsteken.
George bedankte echter. Zijn hart klopte onstui
mig, in krampachtige houding zat hij voor den
dokter.
Uw vader en Wolf moeten oude jeugdvrien
den zijn geweest, maar uit welken tijd deze vriend
schap dateert, kan ik u niet zeggen. In ieder geval
heeft mijnheer Wolf, die, zooals u weet, 'n uitstekend
oorlogsvlieger was, groote moeite gehad om in de
eerste vredesjaren een betrekking te vinden. Toen is
hij deelgenoot geworden in de motorenfabriek van
uw vader. Ik geloof, dat dit 'n daad van vriendschap
van uw vader was, die anderzijds de ondervinding en
de practische adviezen van Wolf wel kon gebruiken.
In de samenwerking van uw vader en mijnheer Wolf
moeten toen vrij gauw moeilijkheden zijn ontstaan;
men sprak van zakelijke fouten, die in dezen tijd
voorkwamen, en toen kort daarop de onvermijde
lijke catastrophe inzette, was Wolf verdwenen. En
de rest kent u."
George zat ineengekrompen, met het hoofd tus
schen de handen.
„En hoe weet u dat allemaal? Waarom weet ik
daar niets van? Mijn moeder heeft mij er nooit over
gesproken, en Wolf evenmin. Hij moet toch weten,
dat ik de zoon ben."
„Maar dat is toch te begrijpen, mijnheer Spohr.
Voor mevrouw uw moeder is het feit, dat zij haar
echtgenoot zoo spoedig heeft verloren, zóó smartelijk,
dat zij er u geen deelgenoot van heeft willen maken.
En Wolf. Ja, het is ten slotte ook nog te begrij
pen, dat Wolf u niet direct heeft herkend."
„Neen, dat kan ik niet begrijpen," schreeuwde
George. „Hoe kan iemand mijn vriend zijn, als hij
zoo'n schuld met zich draagt?"
„Daar hebben we geen bewijzen van, mijnheer
Spohr. Ik begrijp uw droefheid en teleurstelling, maar
wie zou durven zeggen, dat Wolf het ongeluk door
lichtzinnigheid of opzettelijk heeft uitgelokt? Ik
ben er zelfs persoonlijk vast van overtuigd, dat Wolf
een nette kerel is. En als hij er inderdaad eenige
schuld aan zou hebben, dan heeft hij deze in vele
jaren van wroeging reeds lang uitgeboet."
Maar George was voor de woorden van Wauer niet
meer toegankelijk.
„Als alles waar is. waarom probeert u dan
Wolf in bescherming te nemen en hem te veront
schuldigen? U zei het zooeven toch zelf, dat u het
onbegrijpelijk vindt, dat ik met dezen man bevriend
ben."
Wauer probeerde hem te kalmeeren.
„Ik ben door een eigenlijk belachelijk toeval
achter deze geschiedenis gekomen. In Amerika trof
ik een ouden oorlogskameraad van Wolf, een zekeren
von Linssen, die eveneens in dien kritieken tijd bij
uw vader werkte. Daar ik Wolf kende of althans van
hem gehoord had, spraken wij over hem en zoo
vernam ik terloops ook van deze gebeurtenis met
uw vader. Natuurlijk nam ik toen, omdat von Linssen
de zaak een publiek geheim noemde, direct aan, dat
u er ook van op de hoogte was. Nu kom ik naar
Berlijn terug en ik leer u kennen als een vriend van
Wolf, zoodat ik verwonderd stond over uw groot
moedigheid, om ondanks alles de vriend van Wolf
te willen zijn."
„Vriend!" riep George uit, „ja, ik was zijn vriend,
maar hij heeft tegenover mij comedie gespeeld. Hij
heeft mij van mijn vader en moeder laten vertellen.
Als ik had kunnen vermoeden.
„Het is maar goed, dat u niets vermoed heeft,
en als ik niet zoo'n oude domoor was, zou u nu nog
niets geweten hebben. Nu u het wel weet, moet u
ook de kracht hebben om u daarover heen te zetten.
Geen mensch zal u dwingen om, als u dat niet wilt,
de vriend van Wolf te zijn. Ik heb u deze geschif denis