DE GROND,WAAROP WIJ LEVEN HOE ONTSTONDEN DE LAGE LANDEN? ONS LAND EN ZIJN HISTORIE 2 „De liefde tot sijn lant is yeder aengeboren," zegt Vondel aan het slot van zijn Gysbreght van Aemstel. Een maar moord! Aan vaderlandsliefde heeft het den rechtgeaarden Nederlander nimmer ontbroken, doch kénnen mij ons land? En kennen me ook de geschiedenis van ons volk Het volk, dat van oudsher de „lage landen bij de zee" bemoont, oermierf zich in den loop der eeumen een eigen cultuur, het boumde aan zijn bodem, het nam en neemt nog een vooraan staande plaats in op meer dan één gebied. Het is over deze ontmikkeling, over den groei en den bloei van ons Nederlandsche volk, dat mij ons thans voornemen den lezer een artikelenreeks te bieden, die mij noemdenOns land en zijn historie. Nauw is Je geschiedenis van ons volle verbonden aan die van zijn bodem. Die bod-->m is ons welbekendvaak doorzwerven we onze duinenreeks, ons polderland en onze beiden Docb boe ontstond dit prachtige land. dat ons aller vaderland werd? Hoe leefden er de oude bewoners, wat weten wij van ben en boe kwam die kennis tot ons? Ziedaar enkele vragen, waarop wij tbans in de eerste plaats een antwoord dienen te geven. Als u zich in de vocontie liet fotografeeren voor de machtige steenblokken van den waterval in Sonsbeek, hebt u er dan wel eens aan gedacht, dat die kolossale keien eens, duizenden en duizenden jaren geleden, op en in het ijs ons land binnenschoven (Eigen loto) ei innert u zich nog uw eerste i M J geschiedenisles, waar de boeiende reeks van bonte f beelden, die de onderwijzer voor u ging oproepen, on- herroepelijk aanving met de Batavieren, die, al of niet in uitgeholde boomstammen, hun opwachting in ons land maakten? Geen gedenksteen wijst de plaats, waar dit evenement geschiedde en toch is de historische waarheid ervan aan geen enkelen twijfel onderhevig. Want die verhuizing der Batavieren is opgeteekend door den vermaarden geschiedschrijver Tacitus, die het in een passage van zijn werk „Germania" mede deelt. Aan het feit, dat de Romeinen onze landen be zochten, danken wij het, dat veel wetenswaardigheden omtrent de toenmalige bewoners bewaard bleven. Behalve de reeds ver melde Tacitus schreef ook de groote veld heer Julius Caesar in zijn gedenkschriften over deze oorden. Bovendien .bleven er nog ruim honderdfrag menten bewaard van andere schrifturen, ons land betreffende en geschreven door Romeinsche en Grieksche reizigers, ooggetuigen dus. Deze kennis wordt prachtig aangevuld door het werk der archeologen, die onzen bodem door woelden en tal van herinneringen aan het verleden te voorschijn brachten. Baanbrekend werk op dit gebied verrichtte in ons land prof. Holwerda, directeur van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Dit alles betreft de historische tijden. Gaan we verder terug, dan wordt het moeilijker. Want eerst toen de wereld al eenige malen na een ijstijd een nieuwe jeugd was ingegaan en dus eigenlijk al on wezenlijk oud was, is de mensch pas opgetreden. En zelfs toen moesten nog tientallen eeuwen verstrijken eer die mensch in staat was gedenkteekens na te laten, die ons omtrent zijn bestaan kunnen inlichten. Wat wij dan ook weten van de geschiedenis der aarde is voornamelijk door de be studeering van den bodem, waaruit inderdaad de wonderlijkste over blijfselen tot ons komen. Zeker, in andere landen, waar de bodem zooveel droger is, zijn die vondsten veelvuldiger, doch het vooT*al den laatsten tijd zooveel verfijnde De gronelvesten van den Brittenburg zooals die in de zestiende eeuw aan het strand van Katwijk bij zeer lage eb te zien waren. wetenschappelijk onderzoek maakt het mogelijk, dat ook in ons land prachtige en verbluffende vondsten worden gedaan. Er is bijna geen ter rein, waar zoo vernuftig wordt gededuceerd en ge combineerd en waar uit de gegevens zulke ver reikende conclusies worden getrokken. De scherp zinnige onderzoeker is in zijn arbeid 'n soort detective, doch, evenals zijn beroemde voorbeelden uit de speurderverhalen, moet ook hij zich wachten, uit zijn gegevens al te fantastische theorieën op te bouwen! Op dit gebied is nogal eens gezondigd, tallooze hypothesen zijn opgebouwd, die later weer verworpen werden. Vooral is dat het geval met de voorhistorische tijden en geen wonder, want hier wordt niet met jaar tallen gerekend, zooals in de geschiedenisboekjes, doch met geheele tijdperken. En u zult zien, op een paar eeuwen wordt niet gekeken! Uit het bestudeeren van aardlagen en steensoorten en uit het microscopisch-botanisch onderzoek van plantaardige en dierlijke overblijfselen kunnen we intusschen wel vaststellen, dat tijdens en na de ijs tijden er waren er vier, doch we willen het niet al te ingewikkeld maken - een 100.000 tot 8000 jaar geleden, onze bodem grootendeels gevormd is door de op de gletschers en met de rivieren aangevoerde steen- en zandmassa's. Ieder kent de geweldige kracht van kruiend ijs, waardoor zelfs onze toch behoorlijk zware dijken eenvoudig op zij worden geschoven. U kunt zich dus voorstellen hoe een persende ijskap, die- van het noorden en oosten uit tot aan de Utrechtsche heuvels lag en die zeer lang zaam doch voortdurend in beweging was nu eens met grootere koude voortdringend, dan weer in warmeren tijd terugtrekkend geweldige steen blokken uit het noorden of van de Midden-Euro- peesche bergen naar onze oorden kon voeren en ook hoe die schuivende ijsmassa de keien onder zich vermaalde tot het zand, dat nu ons heuvellandschap vormt. Hoe dat zand in lagen gekneed en geduwd werd, is te zien bij groote afgravingen, waar we die lagen in grillige lijnen onder elkaar zien afgeteekend. Bij het intreden van de warmere periode, die wij thans beleven, zijn de groote, op het ijs meegevoerde rotsblokken op den grond terechtgekomen, terwijl rondom het ijs wegsmolt. Die stille getuigen uit het koude verleden zijn er nog steeds, de hunebed bouwers richtten van deze steenen hun graven op en ook de Amersfoortsche kei is een bekend voor beeld. En wie wel eens in het wandelpark Sonsbeek bij Arnhem geweest is, herinnert zich stellig den waterval, geheel van deze zwerfsteenen gebouwd. Het smeltwater vormde geweldige rivieren, die de heele Betuwe overspoelden en uitholden, maar er ook later de klei achterlieten, die deze landstreek zoo vruchtbaar maakte. Het meegevoerde zand werd ver naar het westen opgestuwd in de richting van de Doggersbank. De geweldige watertoevoer deed echter het zee niveau belangrijk stijgen, men neemt aan wel zestig meter! Het spreekt (lus vanzelf, dat veel land, dat thans voor 't eerst na duizenden jaren van de ijskorst bevrijd raakte, een prooi werd van de stijgende zee. Zoo verging het ook de landstreek, die thans als zandplaat den naam Doggersbank draagt. Oor spronkelijk met het vasteland verbonden, werd dit gebied later een eiland en ten slotte door de zee ver zwolgen. Toen die zandbanken later vischgronden werden, zijn er vaak kiezen en skeletdeelen opgehaald van dieren, die er eens leefden en later afgesloten raakten van het vasteland. Die dieren en daar hebt u meteen 't bewijs voor deze vastelandstheorie waren dezelfde, die ook op onzen bodem voorkwa men: de sinds lang uitgestorven langharige mam moet, allerlei neushoornachtige soorten en dieren die nog steeds leven aan den rand van het poolijs, zooals het rendier. Ze leefden in een land, 's winters bevroreji en 's zomers alleen aan de oppervlakte ontdooid met een rijken, doch korten bloei op den moerassigen grond, waar als boomen alleen de berk en de. den het konden volhouden. ONZE DUINENREEKS I angzaamaan veranderde de toestand. Met het verder wegsmelten van de ijskap ontdooide de bodem geheel en kon het water beter wegkomen. Daardoor steeg echter de zee opnieuw en liep het westelijk deel van ons land onder. Dat gebeurde ongeveer 7000 jaar voor Christus; dat zijn zoo maar 'n paar. nuchtere cijfertjes, maar u begrijpt, hoe geweldig lang dit geleden is. 't Ondergeloopen stuk van ons land werd intusschen geen open zee met groote stroomingen en sterken golfslag. Engeland was in 't zuiden nog met 't vasteland verbonden en de huidige Noordzee leek dus meer op een groote baai met, boven onze verdronken gronden, een waddenzee, waar de zeeklei kon bezinken. We herinneren ons uit onzen schooltijd den Golf stroom, een zeestroomirig, die ontstaat aan de kusten van Newfoundland en zelfs tot onze kusten reikt. Welnu, toen Engeland nog door een smalle strook aan Frankrijk was gehecht, schuurde de Golfstroom onophoudelijk langs die verbinding en ondergroef die. Eeuwen en eeuwen duurde het slijtingsproces en langzaamaan werd de barricade opgeruimd, tot ongeveer 5000 jaar voor 't. begin van onze jaartelling

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 2