E' AHOR OP HET VLIEGVELD Een roman uit het vliegerleven door H. O. Wuttig 18 |n ga je nog niet trouwen „Ja," antwoord de hij aarzelend, „ik wil gaan trouwen, en misschien zelfs heel gauw." Daarna spraken ze nog over George, over zijn begaafdheden als vlieger en over zijn loopbaan, maar langzamerhand ontstonden er steeds grootere pauzen in het gesprek. Wolf had vroeger veel van Hildegard gehouden en misschien was zij ook op hem verliefd geweest. Doch nu merkten beiden, hoe diep de kloof was, die in zooveel jaren tusschen hen was ontstaanbeiden vermeden over het persoonlijke leven van den ander te spreken. Met een grapje maakte zij het Wolf gemakkelijker heen te gaan en toen hij haar in de deur de hand reikte, vermeed zij het evenzeer als hij, om over een hernieuwd weerzien te spreken. Weer beneden bij zijn wagen voelde Wolf een won derbaarlijke opluchting en geruststelling. Had hij niet veel meer bereikt dan hij had durven hopen! Hildegard kon hem moeilijk verder tegemoet komen, en wat George betrofin dat opzicht kon hij op haar vertrouwen. Het was al vrij laat, even over half vijf. Anna moest nu al lang thuis zijn. Wat zou ze wel zeggen, als hij haar verraste? Eer hij wegreed, zat hij nog geruimen tijd stil achter het stuur te denken. Als hij nu met Anna trouwde, zou het met het invliegen natuurlijk zijn afgeloopen. Herschel zou hem als getrouwd man niet meer in een proefmachine laten stappen, en de bijna vijftien jaar jongere Felix Baumann wachtte er op, om zijn functie als eerste invlieger van de Adler- vliegtuigfabriek over te nemen. Vaak had men hem een betrekking in het constructiebureau aangeboden! Hij kende het werk; de lucht was daar droog en de hemel ver. Maar eens zou het toch moeten, eens zou hij afscheid moeten nemen van de buien, den wind en de wolken, die hem zoo lief waren. Voor Anna was hij er nu toe bereid. Dicht bij de Hafenplatz stopte hij voor een grooten delicatessenwinkel. Bij de feestelijke mededeeling, die hij Anna te doen had, behoorde ook een feestelijk maal. Wijn was er nog wel van haar verjaardag. Daarna hield hij, met het groote pakket in den wagen, voor haar woning stil. ELFDE HOOFDSTEK Voor Herman het huis binnenging, keek hij op naar het venster van Anna's atelier; het licht scheen bij haar nog niet te branden. Pas toen hij het laatste stuk van de trap beklom, kwam hij op het idee, dat ze wel eens niet thuis kon zijn. Eenigszins ongerust klom hij verder, doch nog op de trap werd hij teruggeroepen door de buur vrouw, die hem mededeelde, dat Anna was wegge gaan en misschien laat thuiskwam. Als hij met haar moeder wilde spreken, dan had zij den sleutel en kon zij hem wel even binnenlaten. Herman schudde het hoofd en dankte. Een ge sprek met Anna's moeder scheen hem nutteloos. Zou hij voorloopig beneden in den wagen op haar wachten? Dat was misschien wel het beste. Ze zou wel zijn weggegaan om inkoopen te doen. Hij ging terug naar zijn wagen en wachtte. Af en toe gingen menschen het huis binnen, maar Anna kwam niet. Ha een half uur reed hij langs den koristen weg naar de aardewerkfabriek van Hart- inann Voss. Daar was alles reeds donker, ook op het kantoor was niemand meer aanwezig. Hij liep de poort door naar de werkplaatsen, waar hij nog slechts één vrouw, een werkster, aantrof. „Juffrouw Denz? Die uit het atelier? Ach, die is al lang weg; direct na den middag is ze weggegaan. Ik weet het precies, ze kwam nog even naar de fabriek terug en toen is ze weggegaan, met een heer." Hij begreep er niets van. Anna was niet thuis, Anna was niet hier en een lieer had haar afgehaald? Zou Wauer er misschien weer tusschen zitten? Natuurlijk, het kón niemand anders dan Wauef zijn! Maar waarom had Anna gisteren niet op gebeld? Hij had vrouw Boese nog zoo gevraagd KORTE INHOUD. Herman Wolf, invlieger van de Adler- vliegtuigfabrieken, is verloofd met de beeldhouwster Anna Lenz. Dr. Johan Wauer, een beroemd geneesheer, bemint haar ook, sinds zij in zijn kliniek verpleegd werd. In het atelier van Anna ontmoeten do beide rivalen elkaar voor 't eerst, juist nadat Wolf met een nieuw type vliegtuig een ongeluk heeft gehad, waarbij hij echter ongedeerd blijft. Wolf heeft een aanbod van zijn vriend Klein, om met een wetenschappelijke expeditie naar Zmd-Amerika te vliegen, afgewezen, omdat hij niet van Anna wil scheiden. Wolf gaat naar de vliegschool Staaken, om daar hot gebruik van de nieuwe machines, de Sperwers, te instrueeren. Daar maakt hij kennis met George Spohr, zoon van zijn vroegeren vriend, in wiens motorcnfabriek hij na den wereldoorlog heeft ge werkt en met wien hij na een heftige scène had gebroken. Wanneer George Anna ontmoet, wordt hij op haar verliefd. Van dr. Wauer hoort hij, dat Wolf heeft medegewerkt, zij het niet opzettelijk, aan den dood van zijn vader. Van mevrouw Spohr hoort Wolf, dat deze niets aan haar zoon heeft verteld. om een briefje te schrijven, dat ze hem beslist om zeven uur in Staaken kon bereiken. Het was een pijnlijke gewaarwording. Met dien dr. Wauer moest liet, nu afgeloopen zijn. Hij zou ook geen discussie meer met hem beginnen, want dan raakte je maar in allerlei mooie praatjes ver strikt. Wauer zou hem nu van een heel anderen kant leeren kennen! „Goeden avond, mijnheer Wolf." Het was Gerda König, de vriendin van Anna, uit de fahriek. „Goeden avond, Gerda," groette hij terug. „Ik was hier om Anna af te halen, maar ik ben, naar het schijnt, te laat gekomen." „Anna is al lang weg. Ik ben hier tegenover bij den tandarts geweest, anders had u mij ook niet meer getroffen." „Ja, ik hoorde zoo juist, dat Anna direct na den middag is weggegaan." „Wist u dat niet? Mijnheer Spohr heeft haar afgehaald. Ze zouden, voot zoover ik weet, naar Potsdam gaan of op de Havel gaan roeien. Heeft men u laten zitten, mijnheer Wolf?" Gerda König trachtte er een grapje van te maken, doch Herman staarde haar sprakeloos aan„George Spohr heeft haar afgehaald?" vroeg hij nog eenmaal. Maar terwijl hij deze vraag stelde, begreep hij reeds, was de zaak hem in één keer pijnlijk helder. Maar Gerda König zou niets aan hem mogen zien. „Nee, ze hebben mij niet laten zitten, Gerda, maar ik dacht, dat ze morgen zouden uitgaan," Hij reikte het meisje vluchtig de hand, veinsde, niet op te merken, hoe graag zij zich door hem naar huis had laten rijden, klapte het portier dicht, trok den wagen in een snelle bocht rond en was verdwenen. In een stille woonstraat van het oude Berlijn- west. hield de eenzame auto stil. Herman Wolf zat roerloos aan het stuur en staarde door de voor ruit in het donker van den avond. Hij probeerde zich nog eenmaal alle gebeurtenissen van Anna's verjaardag voor oogen te stellen. Het klopte als een bus! Anna en George hadden bijna voortdurend bij elkaar gezeten. Hij had er nog pleizier in gehad, dat de jongen, die als een wildvreemde was binnen gekomen, zich zoo snel had aangesloten. Waarom had hij George niet verteld, in welke verhouding hij tot Anna stond? Nu was het hem ook duidelijk, waarom George niet naar Staaken was teruggekomen, en waarom Anna hem gisteren niet had opgebeld! George was op Anna verliefd geworden. Goed, dat was per slot niets buitengewoons; er waren meer mannen op haar verliefd geweest; de kleine Stefan Ehlers, die er eergisteravond ook bij was geweest, had haar a.1 tweemaal zijn hart en hand aangeboden. Dan waren er nog anderen, die baar zeer schuchter het hof maakten en ....ja, tenslotte was Wauer er ook nog. Maar dat was heel wat anders. Herman voelde instinctief, dat de toenadering tusschen George en Anna veel meer beteekende, gevaar lijker was. Langen tijd zat hij daar in zijn auto, nog steeds niet besloten wat te doen. Hij wist, dat de meeste vrienden en kameraden van Staaken vanavond niet op het vliegveld zouden zijn; in Wester - mark was een vlieger avond, waar hij eigenlijk ook aanwezig had moeten zijn. En hij voelde er niets voor om moederzielalleen in de cantine van Staaken te zitten. Zou hij vanavond weer naar de kleine Libelle- bar gaan, waar hij vroeger zoo vaak was geweest? Het was een nachtclub, waarin vooral vliegers en sportlui elkaar, troffen. Misschien zou hij daar be kenden vinden en in hun midden zijn kwellende gedachten van zich af kunnen zetten. Het was precies zeven uur. Dat was natuurlijk te vroeg voor de Libellehar, die nu waarschijnlijk pas geopend werd. Hij reed naar de Hafenplatz, waar bij Anna nog alles donker was, en ging vandaar naar een bioscoop. De film interesseerde hom niet, maar hij kwam er den tijd mee door, en toen hij na twee uren de bioscoop verliet, was het hem gelukt, zijn sombere gedachten althans eenigszins van zich af te schudden. Op de straat wachtte zijn auto als een trouwe hond. Weer twee uren gewonnen.of mis schien wel verloren. Het was maar goed, dat hij dit niet kon beoordeelen. En nu vlug naar de Libellebar! De Libellebar lag in een zijstraat van den Kur- fürstendam. Toen Herman de deur openstiet, werd hij ontvangen door het rhvthme van een jazztango. Het lokaal was van gedempt licht, sigarettenrook, glasgetinkel en het geruisch van vele stemmen vervuld. Ja, dat was de oude Libellebar, zooals Wolf ze kende, en ook Paul, de ober van vroeger, was er nog steeds. Ondanks het betrekkelijk vroege uur was de zaak al goed bezet. Wolf ging tusschen de tafeltjes naai de bar, toen hij zijn naam hoorde roepen. Boven een tafeltje in den hoek zag hij een arm in de lucht roeien en hem wenken, en nu herkende hij den man, die hem geroepen had. Het was Theo Klein, de oceaan- en filmvlieger. „Waarom heb je niets meer van je laten hooren?" vroeg hij. „Ik zou je al lang hebben opgebeld, kerel, maar dat filmwerk! Je kunt je er geen idee van vormen, hoe dat je in beslag neemt. Maar je verdient er goed En dat heb ik noodig, want waarschijnlijk zal ik voor die afgezegde expeditievlucht een gepeperde afkoopsom moeten betalen." „Heb je dan nog steeds geen vervanger kunnen vinden?" Klein schudde het hoofd. „Als zelfs zoo'n oude vriend als jij me in den steek laat! Er zijn toch maar een paar van die oude en ervaren lui, die daarvoor in aanmerking kunnen komen. Horn heeft een vast contract, Bosen is met de gele koorts en de malaria, die hij uit Bolivia heeft meegebracht, niet meer geschikt voor een vlucht naar de tropen, Franz Rohl is getrouwd en jij wil je burgerlijke rust met je lieveling op je knie niet prijsgeven. Er zijn klaar blijkelijk geen echte kerels, geen avonturiers meer. Zoo zie je, wat kan ik doen? Maar kom, proost! Vertel eens op: wat is er voor nieuws? Jij kunt ten minste zoo nu en dan nog wat frissche lucht happen, ik vlieg in de studio aan een staaldraad. Buitenopnamen zouden te duur komen, zeggen ze." Wolf vertelde hem het weinige nieuws dat hij wist, van Staaken wat vliegerpraatjes en cantine- nieuwtjes, zooals de weddenschap van het ontbijt en den brand in den carburateur van Fcldmann. „En dan je meisje? Hoe staat het met de liefde?" vroeg Klein. Wolf keek hem aan. Hij wist het: Klein was een ruwe klant, allesbehalve een balsemgietende zielen trooster, maar misschien was het wel goed, dat hij met hem sprak. Misschien kon een verstandig woord van een man hem voor een paar uur over zijn tegen slag helpen. „De liefde. Die hoeft de plaat gepoetst!" En daarop vertelde hij het een en ander, niet de geheele geschiedenis. „Ach, je hebt dus een soort roofvisch in je vaar water!" begreep Klein. „En het meisje?"

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 18