Chlorodont
A TI OH OP HET
VLIEGVELD
IS EEN UITKOMST
IN DEZE TIJD!
VIM,
OM ALLES IN HUIS TE REINIGEN
k Uu^jdpOjStcu
VEILIGE WERKING.
B»
^iiiermuims^/aaizi/d£r
Als men spreekt over mooie
witte tanden, denkt men aan
Chlorodont, de doelmatigste
tandpasta.
Nederlandsch Fabrikaai
TUBE 25 cf. - GROOTE TUBE 45 ct.
Ik schaam me over mijn smerige
messen en vorken. Het is ook een
getob met die gewone schuur
middelenen mijn zeeprantsoen
bewaar ik liever voor de was!
Je moet ook geen scherpe schuur
middelen gebruiken! Die krassen
altijd! Vim is nog overal zonder
bon te krijgen en veilig, dat het
reinigt! Het maakt je zilver schoon
en glanzend, zonder te krassen.
En daarbij is het
zó goedkoop! /j^
llTl| HET „AUTOMATISCHE"
REINIGINGSMIDDEL, SPAART
ZEEP EN GELD DOOR ZIJN
Men rekt een zijden draad en een andere tegelijker
tijd steeds meer en meer uitt totdat ten slotte één
draad breekt en dat is altijd „de andere**.
Vervolg van blz. 19
De trek proef bewtj et de kuialtteit van
LET OP HET HANDELSMERK: HET SCHAAKBORD!
was teruggekeerd. Daarna geleidde hij
Anna naar de ziekenkamer.
„Hij zal natuurlijk nog uiterst zwak
zijn en misschien is zijn geest ook niet
heelemaal helder. Wij hebben hem voor
vannacht een pittig slaapdrankje ge
geven en dat werkt nog na. Maar je bent
verstandig, Anna, je zult hem niet
opwinden."
Anna knikte den dokter zwijgend
toe. Hij keek even of Wolf sliep en
keerde vervolgens naar George terug.
„Juffrouw Anna blijft even bij hem,"
I zei hij. „Ik had het wel goed, hij is nog
niet heelemaal bij. Komt u even mee,
mijnheer Spohr, ik zou u graag een
oogenblikje spreken.
Wat juffrouw Lenz namelijk niet
weet," ging hij voort, „dat moet u wél
weten. Ik heb gisteren op het vliegveld
Adlershof over het geval van uw
vader gesproken. Ik ben u voor ge
weest, want ik wilde zelf eerst Wolf
ontmoeten. Of het ongeluk aan deze
mededeeling te wijten is, weet ik niet.
Het speet me verschrikkelijk. Maar één
ding wil ik u nu zeggenhoezeer de
zaak u ook opwindt, toch moet u zich
zelf dwingen om met Wolf vrede te
sluiten en hem te vergeven. Neen, blijft
u zitten, niet nu...»"
„Wolf weet dus, dat u me alles ver
teld heeft?"
„Hij was erg ontdaan, dat u door mij
en op deze manier van dit geval gehoord
heeft. Laat de dingen, die zoo lang
geleden gebeurd zijn, toch eindelijk
rusten."
George keek langs den dokter door
het groote venster. Het was zeer veel,
wat deze van hem verlangde. „Wat
moet ik doen?" vroeg hij aarzelend.
„Voorloopig niets," antwoordde
Wauer. „Wolf is zwaar ziek. Geef hem
nog een paar dagen en kom ook niet
meer hier, tot ik u roep. Dan gaat u
bij hem zitten, geeft hem een hand en
verlangt geen verklaringen meer."
„Wolf is dus gevallen in het besef dat
ik alles wist."
„Ja," zei Wauer. „En om deze reden
zeg ik het alleen tegen u. Ik wilde
namelijk verhinderen, dat juffrouw Lenz
het hoort. Ze zou denken, dat de man,
dien zij bemint, inderdaad schuldig is."
„Daar vergist u zich in, dokter,"
I antwoordde George rustig. „Anna Lenz
I staat thans anders tegenover Wolf dan
u denkt. Ze hoort nu bij mij. En wat mij
onaangenaam is, treft haar evenzeer.
Ik houd van haar.
.en ik houd van hem," zei Anna.
Zij was, nadat ze de ziekenkamer had
verlaten, onopgemerkt zachtjes terug
gekomen. Ze had de laatste woorden
gehoord en stond nu naast George, die
zijn arm om haar middel legde.
Slechts één seconde sloot dr. Wauer
de oogen en zonk zijn hoofd wat dieper
daarna had hjj zich weer in bedwang.
Hij, wiens leven tusschen de zieken,
zwakken en hulpeloozen verliep, voelde
plotseling de triomfeerende kracht der
jeugd. En hij besefte het: tegen dit
groote en sterke kon hij niet meer op.
Anna en George hadden de kliniek
reeds lang verlaten, toen dr. Wauer
nog steeds in zijn groote spreekkamer
zat. Zijn krachtig lichaam hing half
over de schrijftafel. Het was niet zoo
eenvoudig om het verlangen uit het
hart te rukken.
Zachtjes werd aan de deur geklopt.
Zuster Hanna. trad de kamer binnen en
meldde, dat de patiënt Wolf den dokter
wilde spreken.
VIJFTIENDE HOOFDSTEK
Herman Wolf ontwaakte uit een kor
ten slaap. Het daglicht drong door de
witte gordijnen gedempt naar binnen,
en zooals bij ieder ontwaken in deze
dagen zag hij ook nu verbaasd om zich
heen, tot hjj begreep, dat er nog niets
was veranderd. Dat hij nog steeds in
het witgelakte bed lag, dat op de tafel
nog immer verhand en windsels, fleschjes
en 't glas met verbandschaar en koorts-
thermometer stonden. Alleen de stoel
naast zijn bed was vrij.
Hoe lang was hij al hier? Waren het
vier dagen of waren het er vijf. hij
wist het niet. Men gaf hem te sterke
slaapmiddelen, zoodat hij zich niets
precies kon herinneren. En hoe was het
nu? Dr. Wauer had gisteren gezegd,
dat hij de crisis had overwonnen
of was dat pas vandaag geweest? Neen,
Anna had het ook gezegd. En vandaag
was ze nog niet gekomen, zoodat het
gisteren moest zijn geweest.
Anna! Hier naast hem had zij geze
ten, zijn hand vastgehouden en zijn
haar, dat steeds opnieuw over zijn klam
voorhoofd viel, terugges treken. Anna,
nu was alles weer goed. Zij was bij hem
gekomen, ze had hem niet alleen gelaten.
Alles was slechts een booze droom, ook
deze val.
Hoe was dat eigenlijk gekomen? Voor
de eerste maal dat hij hier lag probeer
de Wolf zich de gebeurtenissen voor
den geest te halen.
De constructie van Sturmdaar
was niet aan te tornen, die was eerste
klas. Dat was een uitstekend idee
Maar. ,ho. Nu wist hij het weer:
na de bocht was het gebeurd. Wat
had Wauer gezegd? „Wolf," had hij
gezegd, „de jongen zal voor je staan
en een verklaring eischen, waarom zijn
vader om het leven moest komen."
Neen, de constructie van Sturm en de
machine waren wel in orde, maar hij
was een oogenhlik het beheer over zijn
zenuwen kwijtgeraakt.
Volkomen rustig lag hij in zijn bed.
Pijn had hij niet, ook zijn hoofd was
nu veel beter en slechts in zjjn beide
hovenbeenen, die dik in het verband
zaten, had hij een branderig gevoel.
In ieder geval had het hem zijn hoofd
niet gekost en misschien was deze tijd
van rust en bezinning wel eens goed.
De kracht en de gezondheid kwamen
wel terug; en hij voelde het: het ging
nu al veel beter.
Zachtjes trad zuster Hanna de ka
mer binnen. Wolf probeerde het hoofd
wat op te lichten, doch met een zach-
ten druk legde zij het weer in het kussen
terug. Ze had hem een kleine verfris-
sching gebracht.
„Hoe laat is 't nu?" vroeg Herman.
„Het is precies vijf uur."
„En is juffrouw Lenz er nog niet
„Maar ze kan toch niet iederen dag
komen, mijnheer Wolf."
„Waarom niet!" vroeg Wolf verbaasd.
„U mag niet zoo veel bezoek hebben.
Nu gaat u eerst een stukje eten en dan
weer slapen."
„Juffrouw Lenz mag toch komen? Ze
was er gisteren ook."
Vervolg op blz. 24