Van jonge wandelaars, de groene, groene Betuwe en *n oud kasteel Tijdens dezen unieken ,,druivenmarsch" gingen we langs siille landwegen en aten we druiven op de binnenplaais van een vroeg-middeleeuwschen burchi. r 16 Met wapperend* vaandels en slaande trom rukken de wandelaars De wandelaars zijn het oude kasteel binnen gemarcheerd, ze het kasteel door de machtige toegangspoort binnen. de muren en transen, om straks te genieten i>an de zwierige kun, de bruischende levensvreugde van al die jonge menschen, wandelend door 'n onvolprezen stukje vaderland. Wij volgden dan de tippelaars, die in Arnhem-Zuid startten en die via Huissen en Bemmel optrokken naar het oude slot Doornenburg, gelegen in het uiterste oosten der Betuwe, waar de Linge ontspringt en de Rijn zich splitst in twee machtige armen. Wij fietsten vooruit en we zagen de wandelaars zingend en fluitend in fleurige groepen over de kronkelende dijken trekken, scherp siÜiouetteerend tegen den stralend-blauwen herfsthemel. Hoe warin scheen de zon over het wijde land, waarover de water vogels hun eenzamen roep riepen, en hoe prikkelend waren de herfstige geuren, die opstegen uit de weilanden en de akkers! Ach, hoe mooi toch is dit wazige land.Zie daar het stadje Huissen, vroeger een belangrijke Hanze-stad. Het ligt er nu zoo kleintjes, zoo omsloten, aan den voet van den zwaren dijk; zijn oud-roode daken gloeien met 'n wonder - warme kleur onder deze zon, die de nevels verdrijft.... een schilderij is het. En hoe ver, hoe ver is de glinsterende rivier daar langs den donkeren Veluwe-zoom. In een der oude straatjes van Huissen wachten we de wandelaars, die even later het stille stadje met hun luidruchtige levendigheid vullen. Ze trekken verder met hun slaande trommen, hun pittige marschliedjes, die weerkaatsen tegen de verbaasde geveltjes. Wat al gerucht, denken zij misschien wel, nu ze opgeschrikt worden uit hun droom van eeuwen. Over smalle wegen gingen de wande, Maar de wandek de zon. En ook rijen kassen, waa druiven rijpen, la tegen de dijken, 1; teere peppels bezo< de late herfstzon e „Wat wil je, mens een pijp staat te i hek. ,,'t Is hier eei wilt en begriepen Dan rijden we tige voorpoort var op. Nóg is het er achter de weerga wind ritselend in d op den weg, die z reeds de trommen, dan is het uit met trekken ze binnen, en vanen, bij hondi met de bergen blau weergangen, verdr kamertjes, waar v ondag 20 October dan was er in Arnhem en Nijmegen, door de wandelverbonden dezer steden, in samenwerking met de V.V.V. Overbetuwe, 'nz.g. Druivenmarsch georganiseerd, 'n Laatste marsch in dit, aan wandelsport zoo arme seizoen en.laat ons dit direct zeggen; het is een slotaccoord ge worden, zóó daverend, zóó zeldzaam geslaagd, dat het véél, zoo niet alles heeft goedgemaakt. Ruim duizend jonge menschen hebben aan den Druiven marsch naar Doornenburg deelgenomen en zij hebben een stukje vaderland gezien, zóó ontroerend schoon, dat het hun een blijvende herinnering zal zijn. Maar zult u vragen wat heeft dit eigenlijk te maken met die kwade zaak, enz. Ja, lezer, daartoe moeten we u een persoonlijke bekentenis doen en wel deze: wij, die in opdracht der redactie dezen marsch met lens en vulpen „verslaan" moesten, we hebben er eigenlijk bór tegenop gezien. Denkt u zich ln, wij, niet-wandelaars, waren gedoemd vele, vele kilometers te peddelen langs de bochtige dijken van de Betuwe, ten einde ons van onzen plicht te kwijten. Peddelen.En dan te weten, dat wij vroeger dergelijke evenementen plachten te „bewerken", rustig gezeten in den comfortabelen fauteuil van ons benzine-monster. U zult nu zonder meer begrijpen, waarom wij spraken van een „kwade zaak". Evenwel.en hier komt die „goede zijde" deze peddeltocht is ons een openbaring geworden! Nimmer tevoren toch heeft het prachtige land van de Over-Betuwe zich zóó weidsch, zóó schoon aan ons geopen baard als op onzen tocht per fiets langs zijn wegen, en nooit ook hebben wij zóó intens meebeleefd De belooning voor zoo'n verre wandeling naar den Doornenburg: een heerlijke tros druiven uit het eigen, Betuwsche land! We weten niet, wie 't gezegd heelt, 't eerst: ,,'n Kwade zaak heeft ook steeds een goede zijde" maar een wijsgeer was hijWij heb ben dat dezer dagen weer eens aan den lijve ondervon den. En daarvan wilden wij u iets vertellen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 16