rztms mÊÊÊÊBKÊ s V- feKVU.* .«Ïrï,3 WÊUBBÊmÊimtfiS i de wandelaars door het sehoone land vande Over-Betuwe naar den Doornenburg. de wandelaars gaan voort in het heden, onder En ook wij trekken verder, langs de lange assen, waar de goede, sappige Betuwsohe rijpen, langs wit-gepleisterde boerderijtjes e dijken, langs bochtige wegen, door hooge, ppels bezoomd. En maar steeds schijnt warm herfstzon en geurt het land zijn zoete geuren, il je, menschen," zoo zegt ons een hoer, die i staat te rooken, leunend tegen een houten is hier een luilekkerlaénd, a-je 't moar zien rijden we eindelijk onder de zware, mach- irpoort van „De Doornenburg" het voorplein is het. er stil op deze eeuwenoude plaats, de weergangen rondom, nóg fluistert de selend in de linde. Nóg. maar in de verte, weg, die zich kronkelt rond het slot, slaan trommen, zingen reeds de jonge stemmen en iet uit met de rust, de stilte: bij honderden ze binnen, de wandelaars met hun vlaggen bij honderden bestormen zij de lange tafels iergen blauwe druivenZij klimmen op de gen, verdringen zich in de nauwe steenen 38, waar vroeger de poortwachter met zijn cheerd, ze klimmen reeds op 'ierige kunst der vendelzwaaiers gezin huisde, ze liggen dicht bijeen in 't hooge gras, onder de schaduw van de eeuwenoude linde, ze zien verbaasd en geboeid op naar het machtige roodbruine slot achter de hooge voetbrug.Dan eten ze aan de lange tafels, die doorbui gen, en weer later.... Boeng, boeng, boeng, klinkt het van verre. Ook wij rennen mee naar de kijkgaten in de muren en. ja, daar komen ze: de Doornenburgsche muzikan ten en de vendelzwaaiers, die hier den wandelaars hun mooie, lande lijke kunst zullen toonen. Pittig klinkt de marschmuziek op tegen de oude muren en dan.in den wij den kring der honderden die liier samenkwamen, wuiven de zware vendels in een sierlijke cadans op de tonen van een simpel walsje.Wij zien van de weergang af neer op het bonte en boeiende tafereel. Kan men zich iets mooiers, iets levendigers denken dan dat ernstige en waardige wuiven der vendels en de gespannen aandacht van al die fleurige jonge menschen....? En weer later, als de vendelaars en de brave muziekmannen zich laven aan schuimende potten gerstenat, hossen de wandelaars rond den burcht, in bruisende levensvreugd, zitten anderen in stille aandacht rond een groepje, dat zich opeens ontpopt heeft als 'n orkestje. En over dit alles schijnt de warme zon met gulle stralen.... Dan gaan we weer terug, de reeds eerder vertrokken wande laars achterop, nu de zon tegemoet, die reeds daalt naar het westen. Weer anders is nu het wijde rivierenland. Nu krui pen al de vroege avondnevels aan over het water, de vis- scher in zijn bootje wordt er gedeeltelijk door opgeslokt. Een weemoed hangt er over deze eenzame wereld van weiden, water, dijken en kleine dorpjes, nu de zon gaat afscheid nemen, nu de kilheid van den herfst opstijgt. Maar de wandelaarszij zingen eens een extra-vroolijk liedje, zij stappen nog eens te steviger en zoo zingen en loopen zij wég dien weemoed om wat heengaat in de natuur. Zóó werd onze Zondag een prachtige Zondag, één dien wij voor geen geld hadden willen missen. En als zoo'n stel stevige knapen en. meisjes aan het eten slaat, dan gebeurt het wel eens dat de geïmproviseerde banken doorzakken. Hoe kan 't anderszelfs een boomstam kan zoo'11 verzwaard gewicht nauwelijks dragen. agftHtB i r* De eerste groep jes wandelaars marcheeren door de poort de binnenplaats van het duizend jarige kasteel De Doornen- burg op. Hoe rroolijk klonken muziek en zang op de binnenplaats van het kasteel. De man, die het op klompen deed. Eigen opnamen: sms s» ~rv 5%

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 17