EEN ONFORTUINLIJKE TOCHT DE EERSTE „WATERLINIE" 27 landen waren, de militaire waarde stond voorop! Alles wat hier gedaan werd, was een onder deel der grenspolitiek. rve veldheer Drusus maakte verschillende tochten naar Germanië, expedities, waarbij ook de Ba taven en Friezen als bondgenooten betrokken waren. Iloe moeilijk deze tochten vaak waren, bewijst de beschrijving die Tacitus geeft van een dergelijke reis, gemaakt door het tweede en het veertiende legioen (regiment zouden we thans zeggen) onder commando van Vitellius. Eerst waren deze troepen per schip vervoerd, doch om de schepen niet al te zeer te belasten, als zij de ondiepe wadden moesten pas- seeren, werden de soldaten ontscheept en marcheer den zij over den bij eb drooggekomen bodem. Eerst ging alles goed, doch toen een noordenwind opstak, werd de onderneming hachelijk. „De landen loopen onder," schrijft Tacitus. „Branding, strand, land, het wordt één aanblik en de onzekere plekken konden niet onderscheiden worden van de vaste, de ondiepe niet van de diepe. Men wordt omgeworpen door de golven, verzwolgen door de kolken, lastdieren, bagage, lijken drijven rond, botsen tegen elkaar. Het leger van Vitellius kreeg het zwaar te ver duren, het verband tusscheu de manipels (secties) raakte zoek en de troepen, die ten slotte drogen grond bereikten, hadden veel weg van schipbreuke lingen. Uitrusting en bagage was verloren gegaan, vuur kon niet gemaakt worden en kleumende brachten de doornatte legioensoldaten den nacht door. Toen, tegen den morgenstond, de vloed afnam, werd de tocht voortgezet en trokken de gehavende legioenen naar de Visurgis, waarmede misschien de rivier de Wezer bedoeld wordt, waar de vloot inmiddels gearriveerd was. Het is duidelijk, dat de Romeinen in streken, die zooveel moeilijkheden konden bieden, liever op goeden voet' stonden met de bewoners; met de natuurkrachten hadden zij hier al genoeg te stellen! Intusschen werd het nieuwe plan om de grens naar de Elbe te verleggen geen succes en toen de Romeinen een gevoelige nederlaag leden, gaven zij deze expansie-politiek dan ook maar gauw op. Die nederlaag werd hun toegebracht in het Teutoburger- woud (9 na Chr.), waar de Romeinsche veldheer Varus door den Cheruskenvorst Herman (of zooals de Romeinsche schrijvers hem noemen Arminius) werd verslagen. Hoe ingewikkeld de verhouding tusschen Romeinen en Germaansche stammen des tijds was moge blijken uit het feit, dat een broer van dezen Arminius, Flavius genoemd, in de Romeinsche legioenen meevocht! Het betalen van belasting behoort ook in onze dagen niet tot de meest populaire bezigheden en het merkwaardige is, dat het eerste bericht over een vechtpartij op onzen bodem betrekking heeft op een con flict over belastingzaken. En wie waren die wanbetalers? De Friezen. We zagen, dat ook de terpenbewoners in het bondgenootschap waren opgenomen; een der voorwaarden was, dat ze regel matig een schatting van huiden moesten opbrengen. Vee was er in het oude Friesland genoeg en de belasting werd dan ook trouw opgebracht tot de „ontvanger" te veel ging eischen. Hij wilde namelijk groote huiden hebben zooals de vellen van oer ossen. Dit geweldige rund kwam echter op de Friesche klei niet voor, de schatting kon niet worden opgebracht en toen de be lastingambtenaren gijzelaars gingen weg voeren, kwam het tot een openlijk conflict. De belastingophalers en de begeleidende soldaten werden door de verontwaardigde Friezen overhoop gestoken en de Romein sche landvoogd Olennius moest de wijk nemen naar een vesting, het Castellum Flevum, waarvan we overigens niet weten, waar het precies gelegen heeft. Toen de Romeinen versterking gekregen hadden en onder Lucius Apronius de Friezen weer wilden onderwerpen, werden deze troepen zóó ontvangen, dat zich twintig jaar lang geen Romein in de Friesche landen durfde wagen. Toen was het echter weer met de vrijheid gedaan, want in 47 na Chr. kwam Brinio op het schild gehevende oud-Ger- maansche verkiezing tot leider. Corbulo orde op de zaken stellen, te meer daar de bewoners van onze kust vol zeegaten zich nogal eens onledig hielden met zeerooverij, waardoor de Romeinsche handel veel overlast ondervond. Deze Corbulo liet in ons land belangrijke werken aanleggen. Zoo werd in die jaren de Vliet gegraven, een water dat den Rijn met de Maasmonden verbond, om binnendoor naar de Schelde te komen. Ook aan dezen Vliet zijn bij opgravingen resten gevonden van vestingen en vlootbases, o.a. bij Voorburg, waar kaden en de vorm van een vesting werden ontdekt. Germaansche hulpbenden dienden in de Romeinsche gelederen. Goede vechters waren deze Bataven en Friezen vanouds, nu echter leerden ze ook de tactiek der Romeinen ken nen en deze kennis werd den leermeester bijna noodlottig in het jaar 69 na Chr., toen de geweldige opstand tegen het Romeinsche gezag uitbarstte. De leiding van het verzet had een Bataaf, Claudius Civilis, die als officier het Romeinsche burgerrecht verkregen had. Het moment was goed gekozeneen burgeroorlog had de Rijnprovincie vrijwel van troepen ontbloot. We zagen, dat in de oude Germaansche landen de bloedwraak in eere werd gehouden. Welnu, een broer van Civilis was door keizer Nero ter dood gebracht. Bovendien was Civilis zeer eerzuchtig en het gelukte hem, zijn stamgenooten, verbitterd over de steeds grooter wordende recruteering, mee te krijgen. Na het aanvankelijk succes sloten ook andere stammen zich bij den opstand aan totdat, met de komst van een krachtig Romeinsch veldheer, het verzet in onderlinge tweespalt verliep en Civilis steeds verder terug werd geslagen. Brinio, de Kaninefaat, die als blijk, dat hij tot aanvoerder was gekozen, „op het schild was geheven", begon den opstand. Civilis, zich eerst Romeinsch gezind houdende, loopt, als de slag tegen Brinio zal beginnen, over en ook de Rijnvloot van vierentwintig schepen pleegt verraad. Deze gezamenlijke macht verovert in korten tijd een reeks Romeinsche vestin gen aan den Rijn. Zelfs Castra Vetera valt, al is het niet door van de Romeinen geleerde belegerings kunst, doch door uithongering. Dan eerst knipt Civilis zijn lokken af, die hij gezworen had te laten groeien tot deze vesting viel. Het succes der Bataven had groote gevolgen, tot Mainz kwam de bevolking in verzet tegen de Romeinen. Eenheid tusschen de opstandige stammen was er intusschen niet, de aanvoerders twistten voort durend en dat werd er niet beter op toen de Romein- Ook de stad Utrecht, het oude Trajectum, bergt in den bodem overblijfselen uit den Romeinschen tijd. Opgravingen op het Domplein ander leiding van prof. dr. A. E. van Giffen (geheel rechts), die het werk van zijn grooten voor- ganger, prof. Holwerda, voortzet. (Archieffoto's) sche legeraanvoerder Cerialis met een groote krijgs macht verscheen. pil woedt de strijd. Civilis zet het land om Castra Vetera onder water, Cerialis trekt er om heen. De stad der Bataven bij Nijmegen is niet meer te houden en wordt verbrand op den terugtocht der Bataven achter de eerste „waterlinie", die onze krijgsgeschie denis kent. Civilis steekt namelijk den door Drusus opgeworpen dam door en het Rijnwater spoelt nu tusschen hem en de Romeinsche legioenen. Of het verzet, dat in feite een soldatenopstand was, toen in den herfst en den winter verloopen is! We weten het niet, het verslag dat de Romeinsche geschied schrijver Tacitus ons van deze gebeurtenissen heeft nagelaten, breekt af midden in een gesprek, dat de beide aanvoerders op een brug met elkaar hadden. In ieder geval heersehte daarna rust in onze lauden. De kleine en vaak van hout gebouwde castra (vestingen), die de Romeinen hier oorspronkelijk stichtten, werden thans van steen opgetrokken en rond deze nieuwe castra konden onze eerste steden groeien. Natuurlijk liggen deze oude steden alle aan de rivieren en de belangrijke wegen. Er komt een tijd van bloei in Limburg en op de heuvels rond Nijmegen, waar de Romein zich meer thuis voelde dan in het waterrijke land. Een bloei van bijna twee eeuwen, die ons nog als overblijfsel het Limburgsche boerderij-type heeft nagelaten, in vorm gelijk aan de Romeinsche „villa". Zoo'n villa was vierhoekig gebouwd om een binnenplaats en de uit den militairen dienst getreden veteraan woonde er als boer, zooals hij dat ook in Italië gewend was. Zijn huis bezat een soort centrale verwarming door middel van heete lucht, het had een goede luchtver- versching en bevatte zelfs badkamers! Het middelpunt van deze Romeinsche cultuur lag in Heerlen (Coriovalium). Twee eeuwen lang hebben in deze. streek, we zouden haast zeggen, moderne toestanden gelieerscht. Tot plotseling de bodem bewijst, dat een brand die beschaving heeft ver nietigd: de tijd der Volksverhuizing is aangebroken. Het reusachtige rijk is verzwakt, steeds verder trekken de Romeinen naar het zuiden terug. En met hen zullen ook de Bataven verdwenen zijn, want afgravingen der woonheuvels in de Betuwe bewijzen, dat deze woerden sindsdien niet hooger werden opgeworpen, terwijl de vruchtbare bodem moeras werd. We zagen in deze eerste artikelen van onze reeks „Ons land en zijn historie" de wording van onzen bodem, het leven onzer Germaansche voorzaten, de komst der Bataven en de door de Romeinen ge brachte cultuur. Door de Romeinsche schrijvers is ons veel bekend omtrent het leven in onze landen in de eerste eeuwen onzer jaartelling. Na hun ver trek, ais de volkeren opnieuw in beweging zijn, ont breken dergelijke berichten geheel, terwijl de op gravingen ons slechts zeer onvolledig kunnen in lichten over alles, wat zich in die eeuwen op onzen bodem afspeelde. Dan verdwijnt de geschiedenis van ons volk in het duister, een duisternis waarin eerst in 't begin van de Karolingische periode opnieuw het licht zal gloren. S. L. TEN EENHUIS

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 27