ONTWORSTELD AAN DE D SLAVERNIJ DOOR W. W. JACOBS ankbare menschen zijn er niet veel maar Bob Evans was er een. Toen hij van Auckland op de thuis reis was, op de bark Waterjuffer, viel hij overboord en toen sprong een zekere George Croft, 'n prima zwemmer, hem na en redde zijn leven. De schuit lag toen bijna stil, en de zee leek wel een eendenvijver, maar als je Bob Evans hoorde vertellen, zou je denken, dat er nooit zoo'n onverschrokken knaap had bestaan als George Croft. Bob had hem vóór dien tijd niet erg gemoogd niemand trouwens want George was een leep stiekemerdjemaar na die zwempartij had Bob geen woorden genoeg, om George in de hoogte te steken. Zoolang hij nog een korstje brood had, zei hij, zou hij 't met George deelen, en George kon hem vragen wat hij wou hij kreeg 't. Maar nu was 't ongeluk, dat George hem aan zijn woord hield, en de heele verdere reis deed, alsof Bob van hém hoordezoodat Bob aan het eind van de reis geen sikkepitje meer over zichzelf had te zeggen. Iiij huurde altijd een kamer, als hij aan den wal was, en dan leefde hij erg solide en sober, want hij was aan 't sparen om te trouwen; maar amper was George dat tevweten gekomen, of hij bood zich aan, om met Bob samen, te wonen. „Dat kost je geen cent méér," zei hij, „als je 't een beetje handig aanpakt." Bob pakte 't niet handig aan, en daarom viel 't lang niet mee; maar George had nu eenmaal zijn leven gered, en George zorgde wel, dat liij dat niet vergat. Bob hield dus maar zijn mond. Hij zou hem zoo zachtjesaan wel laten voelen, dacht hij, dat hij op zijn geld moest passen, met 't oog op zijn meisje; en met dat idee nam hij George, den eersten middag dat ze aan wal waren, mee naar zijn meisje thuis, op de thee. Gerty Michels zoo heette 't meisje had van dat ongeluk van Bob nog niets gehoord, en toen ze 't wél hoorde, gaf ze een gilletje, sloeg haar armen om zijn hals, en begon hem te zoenen, gewoon waar George en haar moeder bij waren. „Je mocht hem er ook wel eentje geven," zei moeder Michels, en ze wees naar George. George veegde zijn mond af met den rug van zijn hand, maar Gerty deed alsof ze niets gehoord had. „Verbeeld je dat je verdronken was!" zei ze, en ze pakte Bob nog eens goed. ,,'t Scheelde maar een haartje," zei George hoofd schuddend. „Ik kan niet zoo best zwemmen, maar ik dacht: ik moet 'm probeeren te redden, al zou ik er zelf voor ondergaan in de zilte baren." Nog eens veegde hij met den rug van zijn hand zijn mond af, maar Gerty nam er geen andere notitie van dan dat ze haar broertje Ted wegstuurde om bier te halen, 's Avonds aten ze samen, en toen nam moeder Michels een glas bier op George z'n gezondheid, en ze hoopte dat haar jongen net zoo worden zou als hij. „Als 't een goed en flink mensch wordt, ben ik al tevreden," zei ze. „Knap hoeft niet." „Hij kan allebei tegelijk worden," zei George een beetje scherp. „Waarom niet?" „Ja, 't zou natuurlijk wel kunnen," zei moeder Michels, en toen gaf ze Ted een draai om zijn ooren, omdat hij smakte onder 't eten, en diende hem nog 'n oorvijg toe, omdat hij zei, dat hij z'n eten al vijf minuten ophad. George en Bob liepen samen naar huis, en George kwam er den heelen weg niet over uitgepraat, dat hij Gerty zoo'n snoezig meisje vond, en hoe blij Bob wel mocht zijn, dat hij niet verdronken was. Hij verge zelde Bob den volgenden dag weer naar de Michelsen om thee te drinken, en toen Bob en Gerty zeiden, dat ze er 'n uurtje vandoor gingen, vroeg hij zichzelf mee. Ze namen de tram en bleven steken in een tingel tangel, waar Bob voor alle drie betaalde. George scheen nooit op 't idee te komen ook eens iri zijn beurs te tasten; toen ze van den tingeltangel naar een vischwinkeltje gingen om gerookte paling te eten, liet hij Bob ook weer betalen. Maar Bob Evans zat nu eenmaal opgekropt vol dankbaarheid, dus wou hij niet mopperen, omdat hij wat geld uitgaf voor iemand, die zijn leven had gewaagd 0111 het zijne te redden; maar doordat George bij hem logeerde en doordat hij steeds voor hem betaalde, als ze uitgingen, gaf hij een massa meer geld uit dan hij zich permitteeren kon. „Je bent maar ééns jong, Bob," zei George, toen hij er een middag iets over zei, dat zijn geld zoo hard door zijn vingers droop; „en als ik er niet geweest was, had je geen kans gekregen om oud te worden." Maar met al dat geld uitgeven en met eeuwig en altijd George er bij, als ze uitgingen, duurde 't niet lang, of Bob en Gerty kregen woorden. „Ik hou niet van sukkels," zei ze. „Twee is een paar en drie is niks, en trouwens, waarom betaalt hij niet voor zich zelf? 't Is geen kleine jongen. Waarom moet jij voor hem je geld uitgeven? Hij betaalt nooit een cent." Bob legde 't haar uit; hij kon niets zeggen, omdat hij aan George zijn leven te danken had; maar hij had 't evengoed tegen een lantarenpaal kunnen hebben. Hoe meer hij praatte, hoe boozer Gerty werd, en eindelijk zei ze: „Twee is een paar en drie is niks, dus als je niet met me uit kunt gaan zonder George Croft, dan ga ik met hém uit zonder jou." E11 ze meende 't ook. Den volgenden avond, toen Bob weg was om tabak te halen, ging ze met George alleen uit. 't Was tien uur, voor ze terugkwamen, en Gerty had een kleur als een roos en d'r oogen scltit- terden. Ze drukte d'r moeder in mekaar als een har monica zoodra die haar een aanmerking begon te maken, en bij 't avondeten zat ze naast George en lachte om al wat hij zei. George en Bob spraken geen woord, toen ze naar huis gingen, maar toen ze op hun kamer waren keek George zoo eventjes naar Bob en toen zei hij ineens: „Zeg, hoor eens, ik heb je leven gered, is 't niet?" „Ja zeker," zei Bob. „Dank je nog wel." „Ik heb je leven gered," zei George nog eens. heel plechtig, „en als ik 't niet gedaan had, had je met geen ménsch kunnen trouwen." „Nee," zei Bob, „dat is zoo." „Ik en Gerty zijn aan 't praten geweest," zei George, terwijl hij zich bukte om zijn veters los te maken. „We konden 't best met elkaar vinden; je gevoel kun je niet dwingen.. enfin, 0111 't nou maar meteen te zeggen: 't arme kind is verliefd op me." Bob zei niets. „Als je 't goed bekijkt is 't. zoo billijk mogelijk," zei George. „Jij hebt van mij je leven gekregen en ik van jou je meisje. Dus nu zijn we quitte. Jij hebt mij niets meer te danken en ik jou niet. Zoo heeft Gerty 't gezegd, en ik moest 't maar aan jou over brengen, zei ze." „Als. als ze me niet meer wil, vind ik 't goed," zei Bob, met een stem die oversloeg. „Dan zullen we maar zeggen dat we quitte zijnen als ik weer eens overboord rol hoop ik maar, dat jij er niet bij bent." Hij haalde Gerty's portret uit zijn kist en gaf 't aan George. „Jij hebt er nou meer recht op dan ik," zei hij. „Ze zal me niet meer zien. Ik ga morgen aanmonsteren. Moeder Michels had er 't een en ander over te zeggen den volgenden dag. maar Gerty ried haar aan, haar adem te sparen om de trap op te komen. Er was één ding, dat George niet prettig vond, als ze uitgingen, namelijk dat haar broertje, Ted, er bij was; maar dat vond Gerty prettiger, zei ze, zoolang ze elkaar niet beter kenden; en ze had hem zoo geprezen voor zijn edelmoedigheid als levensredder dat George maar toegaf. Ze gingen samen winkels kijken, want dat vond George de goedkoopste manier om den middag door te komen, en ze waren zoo gelukkig als 't maar kon, tot Gerty in een etalage een broche zag, die ze zoo mooi vond, dat hij haar niet weg kon krijgen. „Wat een schatje!" zei ze. „Ik heb nog nooit zoo'n prachtige broche gezien, geloof ik. Weet je wat? We zullen alle twee raden, hoeveel 't kost, en dan gaan we naar binnen om te kijken, wie gelijk heeft." Ze schatten allebei, en toen gingen ze naar binnen om te vragen, en toen Gerty hoorde, dat de prijs slechts drie tien was, begon ze in haar tasch naar haar porteinonnaie te zoeken, net als een getrouwde vrouw die met haar man winkelt; maar ze wist best, dat haar portemonnaie op den schoorsteen rand lag met twee stuivertjes en een hoest- bonbon er in. „Ik heb 'm zeker thuis laten liggen," zei ze, en ze keek George aan. „Ik heb toevallig ook niets bij me," zei George, nadat hij in zijn zakken had gevoeld. Gerty beet op haar lip en de eerste paar minuten kon ze niet vriendelijk tegen George zijn. Maar toen lachte ze even en gaf ze hem weer een arm, en ze liepen pratende en lachende door, maar op een ge geven oogenblik draaide ze zich ineens om en toen vroeg ze aan een kerel als een boom, die passeerde, wat of dat móést, dat hij haar duwde. „Ik duwen?" zei hij. „Waar zou ik jou voor duwen?" „Praat niet tegen me," stoof Gerty op. „George, zeg dat hij excuus vraagt." „U moogt wel een beetje uitkijken," zei George vriendelijk. „Hij moet excuus vragen," zei Gerty stampvoetend, „en als hij niet wil, sla je hem tegen den grond." „Wel ja, sla hem tegen den grond!" zei de man, en hij nam George z'n pet af en haalde zijn kaar door elkaar. George had nooit veel kunnen beginnen met zijn vuisten, maar nu moest hij wel; hij gaf den man een stomp tegen zijn borst, en een seconde later lag hij op zijn rug midden op den weg, en vroeg hij zich af, wat er met hem gebeurd was. Tegen den tijd dat hij weer stond was die andere man al een kilometer ver; en Ted kwam hem afvegen met een zakdoek, en Gerty zei, dat ze hem had zien uitglijden over een bananescliil. ,,'t Is vervelend," zei ze; „maar hij is in ieder geval voor je weggeloopen, en dat kan ik me best begrijpen. Je ziet er verschrikkelijk uit als je je kwaad maakt, George. Ik kénde je niet meer." Ze maakte hem den heelen weg complimentjes, en als zijn neus en zijn mond niet zoo zeer hadden gedaan, zou George 't echt prettig gevonden hebben. Ze vertelde haar moeder, dat hij een grooten kerel was aangevlogen, die haar beleedigd had. en moeder Michels schudde haar hoofd en zei, dat hij nog eens in de narigheid zou raken met die kranigheid van hem, als hij niet oppaste. Ze legden hem reusachtig in de watten, en toen hij den volgenden dag kwam was Gerty zoo over stuur, toen ze zijn builen en schrammen zag, dat ze haast huilde. Toen hij zijn thee ophad, gaf ze hem een sigaar, die ze zelf voor hem gekocht had, en toen hij zat te rooken lachte ze tegen hem en zei ze, dat ze met hem uit wou om er een prettig avondje van te maken voor hem, om hem te vergoeden, wat hij voor haar had geleden. „We zullen elkaar 0111 de beurt tracteeren," zei ze. „Bob wou altijd met alle geweld alles betalen, maar ik voel me niet graag afhankelijk. Geven en nemen dan vind ik 't het prettigste." „Afhankelijk is nooit prettig," zei George. „Dat had Bob moeten snappen." ,,'t Lijkt mij ten minste de wijste manier," zei Gerty. „Zet nu je hoed maar op. We gaan naar de bios, en Ted betaalt de tram." George wou vragen naar wélke bioscoop en zoo, maar hij dorst niet goed, en toen Gerty klaar was gingen ze en Ted betaalde de tram als een man. „We zijn er," zei Gerty, toen de train stopte voor een groote bioscoop. „Nu ga jij kaartjes koopen, George; neem maar drie balkonloge." Ze duwde George naar het loket, en toen de juf frouw de kaartjes neer had gelegd, pakte zij ze weg en zei ze tegen George, dat hij voort moest maken. ,,'t Is vijf tien," zei de juffrouw, toen George kwartjes neer begon te leggen. „'Vijf tien?" zei George. Hij stotterde. „Vijf. vijf.... vijf. tien?" „Vijf tien," zei de juffrouw. „U hebt drie front- balkon genomen." George wou Gerty terugroepen en goedkoopere plaatsen nemen, maar ze was al naar binnen met Ted, en eindelijk, met veel omhaal, betaalde hij het bedrag en holde hij haar achterna, razend omdat hij zooveel geld had uitgegeven. „Kom gauvi," zei Gerty, voor hij iets kon zeggen; „de muziek is al begonnen." Zij rende de trap op, en toen ze zaten en George

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 4