5 begon te klagen over de prijzen, was ze zoo opge wonden, dat ze totaal niet naar hem luisterde, maar aldoor opmerkingen maakte over de jurken van de filmsterren en over 't geld, dat die gekost moesten hebben. Dus gaf George 't maar op, en zat zich de rest van den tijd af te vragen, of hij eigenlijk wel wijs had gedaan met Bob z'n meisje af te troggelen. Gerty genoot, maar aan 't begin van de pauze ging ze achterover zitten in haar stoel en toen keek ze George aan en zei, dat ze 't zoo warm had, en dat ze graag een ijsje wou hebben. „En jij krijgt er ook een," zei ze, toen Ted was opgestaan om het meisje te wenken, „en Ted zal er ook wel een blieven." Ze legde haar hoofd op George z'n schouder en keek naar hem op. Toen legde ze haar hand op zijn hand en streelde die, en toen George bedacht, dat een ijsje toch maar een stuiver of zooiets kostte, kwam hij terug op zijn besluit, niets meer uit te geven, en bestelde drie ijs. 't Was schrikkelijk zooals hij te keer ging, toen de dienster zei, dat het één twintig was. Hij dacht eerst, dat ze hem voor den gek hield, en er moesten nóg een meisje en een kellner en een oude heer, die achter hem zat, aan te pas komen, om hem uit den droom te helpen. Hij was zoo zenuwachtig, dat hij zijn portie niet opkon, toen hij ervoor betaald had, zoodat Gerty en Ted hem moesten helpen. ,,Ze zijn duur, maar ze zijn 't royaal waard," zei Gerty. ,,Je bent erg goed voor me, George. Ik zou wel den heelen avond zoo door kunnen eten alleen moet je niet altijd zoo met geld gooien." „Daar ben ik zelf bij," zei George kregel. ,.Ik dacht, dat we om de beurt betalen zouden dat was toch de afspraak!" „Ja zeker," zei Gerty. ,,Ted heeft de tram be taald, is 't niet!" „Ja," zei George, „al kwam hij er op een koopje af. Maar jijV' „Ik?" zei Gerty, en met haar hoofd naar achter keek ze hem aan. „Ik ben toch zeker begonnen, met die sigaar!" George deed zijn mond open, maar hij kon er geen woord uit krijgen. Hij bleef haar maar aan zitten kijken en maakte een schraperig geluid met zijn keel, en toen hij juist weer kon praten werd 't donker en begon de muziek knalhard te spelen. Hij had niemendal aan de film, zoo was hij van streek, en hoe langer hoe meer zag hij in, dat hij onverstandig had gedaan met Bob z'n meisje afhan dig te maken. Hij ging als een slaapwandelaar de trap af en de straat op, met Gerty aan zijn arm en Ted zoo vlak achter hem, dat hij op zijn hielen trapte. „Nu mag je geen geld meer verkwisten, George," zei Gerty, toen ze buiten waren. „We gaan loopend naar huis." George had wel zin om over een tram te beginnen, maar 't schoot hem nog tijdig te binnen, dat Ted waarschijnlijk door zijn contanten heen was. Toen zei Gerty, dat ze binnendoor een heel eind af konden steken, en ze begon hun den weg te wijzen door smalle donkere straatjes, maar eindelijk, toen George dacht, dat ze er nu wel haast zouden zijn, begon ze met haar zakdoek aan haar oogen te vegen en zei ze, dat ze verdwaald was. „Gaan jullie maar met z'n tweeën naar huis," zei ze half huilend. „Ik kan geen voet meer ver zetten." George keek rond. „Waar zijn we?" vroeg hij. „Ik weet 't niet," zei Gerty, „al kon ik er geld mee verdienen. Ik ben vast een verkeerde straat in gegaan. Wacht. hoera! Daar heb je een taxi!" Vóór George haar tegen kon houden had ze ge wenkt, en een pracht van een auto kwam naar het trottoir en stopte vlak bij hen. Ted sprong er gauw in en Gerty volgde hem. „Zeg hem 't adres even, George, en kom dan maar gauw zitten," zei Gerty. George gaf het adres op, en toen stapte hij in, en zat gedeeltelijk op Ted z'n knieën, en gedeeltelijk op Gerty's tasch, maar grootendeels op niets. „Je bent echt goed voor me, George," zei Gerty. George wou iets zeggen, maar hield zich in, en toen stak hij den eenen lucifer na den anderen af en kronkelde zich in allerlei bochten bij zijn pogingen om te weten te komen, wat er over taxi-tarieven werd verteld op een kaart schuin achter Gerty. „Hoe kun je nou weten, hoeveel kilometer 't is?" zei hij eindelijk. „VVeet ik ook. niet." zei Gerty. „Laat dat maar aan den chauffeur over. 't Is zijn vak, is't, niet zoo?" Er was bijna geen menscli te zien. toen ze in de straat reden, waar Gerty woonde, maar vóór George mét den chauffeur had afgerekend, was een politie agent de menigte uit elkaar aan 't drijven en stond de helft van de ramen in de straat open. Toen George betaald had en de chauffeur hem had verteld, hoe liij er uitzag, waren Gerty en Ted_ binnen hun woning verdwenen, en waren alle lichten uit, en in een stemming, waar een mensch maar liever niet eens aan denkt, liep George huiswaarts. Bob sliep al, toen hij op de kamer kwam, maar George maakte hem wakker en vertelde hem de heele geschiedenis, en toen gaf hij na een poosje de meening te kennen, dat Bob de helft van de kosten moest betalen, aangezien hij zijn leven had gered. „Geen kwestie van," zei Bob. „We zijn quitte! Dat heb je zelf gezegd, 't Spijt me alleen, dat ik dat geld niet voor haar uit heb mogen geven." George deed dien heelen nacht geen oog toe, door 't denken aan 't geld, dat hij kwijt was geraakt, en toen hij zich den volgenden ochtend aan 't aanklee- den was lagen de woorden hem op de tong om tegen Bob te zeggen, dat hij Gerty terug mocht hebben, als hij de gemaakte kosten wou betalen; maar hij kon niet zoo een-twee-drie een besluit nemen, en toen hij Gerty weer zag, was ze zoo knap, en hemelde zij hem zoozeer op om zijn edelmoedigheid, dat hij er toch weer anders over begon te denken. Maar één ding nam hij zich vast voor: hij gaf nooit meer zulke handen geld uit, nog voor geen vijftig Gerty's. Er kwam dien avond bij de Michelsen een zeer verstandig man op visite, die bij George zeer in den smaak viel. Hij heette oom Jo, maar toen Gerty George in zijn bijzijn zat te prijzen, omdat liij zoo royaal geld voor haar had uitgegeven, keek oom Jo heelemaal niet tevreden; integendeel, hij schudde, er zijn hoofd over. „Een heeleboel jongelui zijn zoo, dat weet ik," zei hij, „maar dat neemt niet weg - verkwisting kan ik nooit goedkeuren. Bob Evans zou vast zooveel geld niet voor je besteed hebben." „Nu ja, Bob Evans! Wat is die nou," zei moeder Michels, om haar dochter te helpen. „Hij was in ieder geval degelijk," zei oom Jo. „En trouwens, Gertv had niet toe moeten laten dat meneer Croft zoo met geld smeet. Ze had er best een stokje voor kunnen steken, als ze gezegd had, dat ze 't niet wou en voet bij stuk had gehouden." Hij zei dit met zooveel statigen ernst, dat ze er allemaal een beetje zenuwachtig van werden, en Gerty een zakdoek van Ted leende, om vervolgens haar oogen met de mouw van haar jurk af te vegen. „Nou, nou." zei oom Jo, „zoo kwaad heb ik 't niet bedoeld; maar ik zou jullie toch raden: doe 't voortaan niet meer; jullie beginnen pas, je kunt je zoo'n weelde niet permitteeren." „We moeten toch af en toe een beetje ontspanning hebben?" zei Gerty. „O ja zeker," zei oom Jo; „maar een mensch moet in alle dingen maat weten te houden. En nu eens wat anders. Meneer Croft mag er wel eens iets voor terug hebben, vind ik. 't Is morgen Zaterdag als jullie zin hebben, mogen jullie allemaal met me mee naar 't Glazen Paleis." Gerty sprong van haar stoel af en kuste hem, en moeder Miehels zei. dat ze wel wist, dat hij zoo kwaad niet was als hij wel eens wou lijken. „Komen jullie maar onder de klok voor 't station om twee uur," zei oom Jo, en hij stond op om te vertrekken. Hij gaf George Croft een hand en ging weg, en nadat George lang genoeg was gebleven om een massa dingen over oom Jo te hooren, waar hij uit op kon maken, dat ze reusachtig goede vrienden waren ge worden samen, ging hij ook. Ze zorgden den volgenden dag allemaal, dat ze er mooi vroeg waren, en Gerty had zich zoo snoezig aangekleed, dat George zijn oogen niet van haar af kon houden. Moeder Michels was ook meegekomen, en Ted, met een vriendje, dat Charlie Smith heette. Ze wachtten een heelen tijd, en oom Jo kwam maar niet, en ze stonden allemaal naar de klok te kijken en er over te praten, en ze begonnen al bang te worden, dat er iets gebeurd was. „Daar komt hij aan!" riep Ted eindelijk. En ja, daar kwam oom Jo aanhollen, hijgend en puffend, alsof hij dreigde te barsten. „Wil je ze even in den trein zetten en vast gaan?" zei hij, terwijl hij George bij zijn arm greep. „Ik ben even opgehouden voor zaken, en die moet ik nu nog even afdoen, maar ik kom jullie zoo gauw mogelijk achterna, denkelijk met den volgenden trein." Hij holde weer weg, blazend als een noordkaper, en in zijn haast vergat hij. George het geld voor de kaartjes te geven. Maar in den trein leende George een potloodje van moeder Michels, en schreef liij op een papiertje, hoeveel hij betaald had, en moeder Michels zei: als George 't niet prettig vond, oom Jo er om te manen, zou zij 't wel doen. Ze lieten Ted en Charlie voor den uitgang van 't station staan, toen ze aan 't Paleis kwamen, want oom Jo had vergeten af te spreken, waar ze elkaar zouden treffen, maar de eene trein na den anderen kwam aan, zonder dat hij er in zat, en eindelijk gaven de jongens het op. „We zullen liem wel hier of daar tegen 't lijf loopen,zei Gerty. „Ga mee eerst maar wat eten." George begon over krentenbroodjes en glazen melk, maar Gerty keek hem scherp aan. „Krenten broodjes? Melk?" zei ze. „Oom Jo zou 't hoogst kwalijk nemen, als we zijn uitje zoo bedierven." Ze gingen 'n lunchroom in en ze aten uitsmijters en dronken bier en toen aten ze pudding en gebakjes, tot zelfs Ted verklaarde, dat hij genoeg had gehad maar nog steeds was er van oom Jo geen spoor te bekennen. Zij gingen naar de carrousels om hem te zoeken, en toen bezochten ze allerlei spullen voor een kwartje entree de man, maar zij vonden hem nergens. „Hij kon zeker niet weg voor zijn zaken," zei Gerty eindelijk. „Óf 't moest weer zoo'n grap van hem zijn," zei moeder Michels, met. haar hoofd schuddend. „Je weet hoe je oom is, Gerty." „Ja zoowaar, daar heb ik niet eens aan gedacht!" zei Gerty met een verschrikt gezicht. „Wie weet!" „Een grapfzei George, en hij keek de twee dames beurtelings aan. „Ik dacht al: hoe komt hij aan zooveel geld opeens," zei moeder Michels. „Maar nu begrijp ik 't. Ik heb nog nooit van mijn leven zoo'n leukerd gezien. Hij neemt iedereen er tusschen. En dan dat ernstige gezicht gisteravond! Hij wist zich natuurlijk inwendig geen raad van 't lachen, 't Lijkt wel een film!" „Hoort u eens!" zei George, haast niet in staat om te spreken, „u bedoelt toch niet, dat hij er niets van gemeend heeft?" „Ik ben er hard bang voor," zei de weduwe Michels. „Ik ken hem langer dan vandaag! Maar troost je ik zal hem eens flink de waarheid zeggen als ik hem weer zie." George Croft voelde neiging om uit zijn vel te springen, en 't duurde een poosje voor hij op adem kwam, en wat hij toen zei over 00111 Jo klonk zoo leelijk. dat moeder Michels zich verplicht achtte, de jongens weg te sturen. „Is dat een manier 0111 over mijn oom te spreken?" stoof Gerty op. „Je moet op je woorden passen, George," zei haar moeder. „Hij is heuscli aardig je moet hem alleen een beetje beter kennen." George draaide zich naar haar toe. „U hoeft me geen George te noemen," zei hij. „Ik ben bestolen! Ik had mijn gage van de heele reis in mijn zak, en 't druipt door mijn vingers als water." „We hebben in ieder geval genoten," zei Gerty. „en geld is er om uit te geven. De jongens hebben een heerlijk dagje gehad, en dat danken ze aan jou. Bederf 't nu niet met die opvliegerigheid." „Opvliegerigheid!" riep George haar toe. „Nu is 't welletjes! Je kunt naar de pomp loopen! Ik trouw je nooit, al lag je te bidden. Ik wil je niet meer, al kon ik er geld mee verdienen." ,0 nee?" zei Gerty. „Als je maar niet denkt, dat je zoo van me af komt! Ik ben door jou mijn galant kwijtgeraakt, en nu wou jij er tusschenuit trekken? Ik zal morgen mijn twee neefs wel eens bij je sturen." „En die maak je niets wijs, reken dat maar gerust!" beloofde moeder Michels. Zij riep de jongens bij zich, en toen hieven zij en Gerty haar hoofden erg hoog en keken George aan, en toen liepen ze weg en lieten hem alleen staan. Hij ging regelrecht naar huis, en telde den heelen weg zijn geld na en probeerde er meer van te maken, en toen hij Bob alles verteld had, en vruchtelooze moeite had gedaan, 0111 hem in 't verlies te laten deelen, pakte hij zijn boeltje en poetste hij de plaat, overkokend van woede. Bob was zoo beduusd, dat hij er geen haar van begreep, maar den volgenden morgen ging hij gauw- naar Gerty, en toen maakte zij hem alles duidelijk. „Ik heb nog nooit van mijn leven zoo'n pret gehad," zei ze. de tranen uit haar oogen vegend, „maar nu heb ik er voorloopig genoeg van. en als je zin hebt vanmiddag, gaan we lekker kalmpjes samen uit naar meubelwinkels kijken."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 5