dan ook alles wat overblijft buiten den smeulenden puinhoop van verkoolde balken, zwart geblakerde boomen en onher kenbare huizengeraamten. Brand in de kampong! Een in InAië alom gevreesde kreet, omdat men weet, dat brand een catastrophe beteekent, een catastrophe, waartegenover de menschen machteloos staan. De brandweerman wacht op water, doch hij weet, dat hij niet veel zal kunnen uitrichten tegen de loeiende vlammen. De loeiende vlammen bereiken een huis, dat thans tot een snellen o-ndergang gedoemd is. Een aantal huizengeraamten biedt nog even weerstand, de schut ting wordt langzaamaan door het vuur weggevreten, de boomen verdorren en verkolen. (Foto's I. F. Sc R. S.) Tusschen rijstvelden, soms aan een rivier, aan den voet van een steile berghelling of een zacht glooienden heuvel ligt de kampong, het „omheinde erf", oorspronkelijk een buurt van een dorp, waar de aan elkaar verwante families van een geslacht bij el kaar woonden, nu dikwijls gewoon een inlandsche nederzetting, hetzij een zelfstandige plaats, hetzij een wijk van een stad, waar de inlan ders wonen. Nauw zijn de straatjes, soms ge plaveid met bolle keisteenen, die de verschillende erven van elkaar scheideneenvoudig de houten, met riet bedekte huizen, de dunne, van gevlochten plantenvezels vervaar digde muren; doch het gaat hier levendig en gemoedelijk toe. Tus schen de waardig voortstappende inlandsche ouders spelen de kinde ren, sluipen de katten, rennen de honden, beweegt zich ook soms schichtig een dier uit het nabije oerwoud; want de Indische kam pong is geen dorp zooals bij ons, liet is een plaats, waar de menschen nog de aanwezigheid van het bosch of het vrije veld voelen, een stuk natuur, toevallig door menschen bewoond. Vredig is het hier, vooral als de zon op zijn hoogst staat, doodstil bijna.Doch plotseling weerklinkt de alarmkreet: brand Uit alle huizen komen de anders zoo kalme inboorlingen in paniekstemming de straat opgerend, hun kostbaarste bezittingen met zich meesleepend, want zij weten, dat brand in deze uitsluitend van licht materiaal vervaardigde bouwsels den onder gang van het dorp beteekent. De vurige tongen schieten door het droge hout, de dorre vezels, het bruine riet en binnen enkele oogenblikken heeft een klein brandje zich uitgebreid tot een laaienden gloed van vlammen, een vuurzee, die in een om mezien de bezittingen der inlanders verteert. Er is weinig aan te doen: de brandweerman doet plicht matig zijn best te behouden, wat te behouden valt; huisraad en vee worden snel weggehaald, maar dat is

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 7