LI S HOOFDPIJN.
AKKERTJE
VIM ZORGT DAT UW
ZEEPBON LANGER MEEGAAT
Kiespijn
Zenuwpijn
Steeds
Neem 'n
De Nederlandsche Pijnstiller
<0
VIM, HET „AUTOMATISCHE'1
REINIGINGSMIDDEL, SPAART
ZEEP EN GELD DOOR ZIJN
VEILIGE WERKING.
10
Binnen een kwartier zult
U daar van af zijn, als U
een „AKKERTJE" neemt. Ge
zult U dan weldra als 'n
ander mensch voelen, want
„AKKERTJES" zijn werkelijk
onfeilbare pijnverdrijvers.
Ook ongeëvenaard tegen kou,
koorts, griep, rheumatische
pijnen, spit en spierpijnen.
Per 2 stuks - 2 stuivers
Per 13 stuks - 12 stuivers
Mijn wasbak is niet zo Iris als an
ders, maar met mijn zeepbon moet
ik zuinig zijn en scherpe schuur
middelen neem ik er liever niet voor.
Maar neem dan toch Viml
Dat maakt absoluut geen kras
sen en je wasbak wordt in
een ommezien prachtig glan
zend. Ook voor badkuipen en
tegels is Vim veel beter dan
zeep en je spaart zeep voor
het wasgoed! En daarbij
is het zo goedkoop!
Vier klontjes in een kopje
Vervolg van blz. 8
meesten nemen een anderen na un aan, bouwen langs de haven. Vijf minuten
als ze eh. den weg op gaan. U be- later wenkte hij een wagentje en liet
grijpt, ze zijn daar nooit trotsch op. hij zich naar het licht van de stad rijden.
Hoe zag hij er uit!"
„Een groote knappe jongen," riep George ontmoette hem op het Paobla-
Mamie uit, „met rood haar echt plein, even voorbij de groote sigaren-
rood, net als ik heb. en bijbehoo- kiosk. Een lange magere man, met
rende teint. Blanke huid en zookapotte strandschoenen en een oud
alleen zal hij nu wel bruin zijn." wit pak aan, groetend met een stem
„Baard of knevel of zooiets, me- van verwondering en vreugde. „Hé,
vrouw!" George!"
„Ehnee, zoover ik weet niet!" Maar George was te voorzichtig, om
„Mevrouw heeft haar broer in geen zich zoo maar te laten vangen. Geen
veertien jaar gezien, begrijp je," zei twee minuten geleden was hij aange-
George. „En ik heb hem nog nooit klampt door een haveloos verschijnsel
gezien!" Hij was haast aan 't vertellen, met: „Hé, Bill, jij hier!"
hoe hij Mamie had leeren kennen in een „Loop naar den drommel," zei hij
h de! in Kaapstad, en hoe 't zoeken naar ontoeschietelijk.
den broer eenigszins verwaarloosd was, De magere man zette groote oogen op.
doordat zij van elkaar gingen houden „Nou zeg," mompelde hij, „zou ik den
en trouwden, maar een blik van Mamie verkeerde voor hebben!"
stuitte hem. „Dus nu begrijp je 't wel!" „Dat heb je zeker," zei George, en
besloot hij. hij wou doorloopen.
„Hoe lang zou hij dan moeten zijn!" „Een oogenblikje!" De magere hield
„Ik denk ongeveer één meter vijfen- hem bij zijn arm vast. „Bent u niet
zeventig," zei Mamie. „Zoowat zoo'n George Townsend!"
figuur als u, steward." Toen George zijn naam hoorde, bleef
Weer sloeg de steward aan 't denken, hij staan. Er kwam een onaangenaam
„Kun je je niet herinneren, of je ooit vermoeden in hem op. Hij stond dood-
zoo iemand ontmoet hebt!" vroeg stil, met ingehouden adem, en door-
George eindelijk. vorschte het gezicht van den magere.
„Ik geloof 't niet, meneer," zei de „W-wie ben je!" stotterde hij.
steward. „Hij zou hier ergens aan de „Nou," zei de man, „als u George
oostkust moeten zijn, zegt u!" Townsend bent, mag ik me misschien
„Dat denken we ten minste," zei even voorstellen je zwager!"
Mamie zuchtend. „Maar we weten George moest zich aan 't hekje achter
niets." hem vasthouden.
„Krijgt hij nog wel eens geld van huis „Zwager," stiet hij uit. Weer be
en zoo!" keken zijn oogen dat vale gezicht, die
„NeeDaarom kom ik juist zelf dorre, barstige lippen, waaraan *n goed-
zoeken. Hij heeft al meer dan een jaar koope, onaangestoken sigaar bengelde,
niet geschreven." De magere man maakte een buiging.
„Ja .dan zou ik zeggen, dat hij...." „Glen Danvers," zei hij, met een tikje
„Ja!" drong Mamie in spanning. ironie in zijn stem; en met een over-
„Dan zal hij 't binnenland in zijn!" dreven zwaai nam hij zijn ouden hoed
veranderde de steward zijn zin, inge- af. „Zeer aangenaam, George."
volge een waarschuwenden blik van Townsend had met schrik een ver-
George. „Misschien jagen of zoo." Hij warde massa vuurrood haar te voor-
zweeg even. schijn zien komen. Maar dat.zoo'n
,,'t Spijt me dat ik u niet van dienst knaap kon Mamie's broer toch niet zijn!
kan zijn," ging hij dan voort. 't Was te gek. 't Kon niet. Maar toch,
„Dat kan niemand u kwalijk nemen," de stemzijn lengtezijn haar
zuchtte Mamie. „We vroegen 't alleen,
omdatje kunt nooit weten
Aan haar stem te zeggen dreigden er
„Zeg, George, heb je Mamie misschien
bij je!" vroeg de man benieuwd.
Dat deed de deur dicht. Er viel niet
tranen. George sprak haar moed in. meer aan te twijfelen hij was 't.
„We vinden hem wel, schat! We be- Maar George wóü nog twijfelen, al ging
ginnen pas...." hij onder in zekerheid.
„Laten we 't maar hopen, mevrouw," „Hoe ken jij mij was zijn uitdaging,
hielp de stewarden toen George hem „Nou," zei Mamie's broer, „ik heb
aankeek stond hij op en verliet zachtjes mijn oogen niet in mijn zak, hè! Ik had
de hut. je huwelijksadvertentie in de Argus
Twee dagen later liet de Umvaluta gelezen, en toen heb ik Mamie over 't
het anker neer voor Lorenzo Marquez. plein zien loopen met iemand van uw
Mamie en haar man deden ook hier de figuur.nou, wat denk je dan!" Hij
ronde door de stad, en informeerden lachte om het verslagen gezicht van
links en rechts, maar zij vonden geen George. „Ga maar mee een kop koffie
spoor van den vermiste. drinken," ging hij voort, ,,'t Is mijn
„Ik ga vanavond nog wel eens kij- tijd zoowat. en je ziet er nogal
ken," beloofde George, toen zij dien pipsch uit."
middag in de kajuit thee zaten te drin- George w£s pipsch. Hij was te zeer
ken. De gedachte was in hem opgeko- van streek om ja of neen te zeggen,
men, dat hij beter alleen kon zoeken. „Daar om 't hoekje dan maar," zei
Hij had nog een paar maal met den ste- de magere. Hij nam George bij zijn
ward gepraat, na die eerste onder- arm. „Dan kim je me eens flink ver-
vraging, eri hij had heel wat te hooren tellen over Mamie en zoo."
gekregen, dat de man niet had willen „Maar.als je ons vanmorgen
zeggen, waar een dame bij was. gezien hebt, waarom ben je toen dan
„Vind je 't heusch niet erg, om alleen niet naar ons toe gekomen!" stotterde
te gaan!" vroeg Mamie voor den twin- George onder het loopen. „Ze komt
tigsten keer, toen hij naar de kajuitstrap notabene heelemaal uit Amerika om je
liep. - te zoeken!"
„Welnee!" antwoordde hij vroolijk. „Om mij te zoeken! Mij f' De magere
„Laat 't maar aan mij over, lieveling. Ik grinnikte. „Enfin," zei hij, terwijl ze een
vind dien knaap welals hij hier derderangs-cafeetje even om den hoek
zou zijn ten minste!" Hij kuste haar binnengingen, „als je me eens goed
1 hartelijk, en hij liep wuivend de brug bekijkt, zul je wel snappen, dat je op
I af en verdween weldra tusschen de ge- de Vijfde Avenue niét met me kunt