m
Uet hoogtepunt van de dramatische ontknooping in de opera Fidelia Leanore,
verkleed als Fidelio, werpt zich voor haar echtgenoot Florestan om hem te
beschermen tegen zijn belager l'izarro, terwijl Jaguino de komst van den minister
aankondigt, die een einde zal maken aan hel wanbe
heer van den commandant der gevangenis.
het haar spijt Jaquino teleurgesteld te hebben, doch
geeft tevens uiting aan haar verlangen met Fidelio
vereenigd te worden. („O, war ieh schon mit dir
vereint".)
In haar zoete mijmeringen wordt zij echter ge
stoord door de komst van haar vader. Kort daarna
betreedt Fidelio de binnenplaats. Hij draagt een
mand met levensmiddelen en eenige boeien die door
hem gerepareerd moeten worden. Marcellina, be
merkend hoe moede Fidelio is, haast zich den ver
meenden jongeling van zijn last te helpen bevrijden.
Rocco, die meent dat Fidelio en Marcellina diepere
gevoelens voor elkander koesteren, laat dezen
vriendendienst niet alleen toe maar moedigt dien
nog aan. Dit leidt tot een kwartet in canonvorm,
een van de voornaamste vocale passages uit het
werk („Mir ist so wunderbar"). Daar het een canon
is, wordt de melodie door elk der vier personen
gezongen. Indien het verschil in karakter door de
zangers met fijn genuanceerde uitbeelding wordt
voorgedragen, dan zal men van de schoonheid
van dit kwartet genieten, ook al hoort men het voor
het eerst. De medewerkenden zijn Fidelio, Marcellina,
Rocco en Jaquino. die eerst tegen het einde van het
kwartet opkomt. Na beëindiging van dit gedeelte
gaat Jaquino terug naar zijn woning en Rocco heft
een lofzang aan op het geld. Het bezit ervan vindt
hij noodzakelijk voor jonge inenschen die willen gaan
trouwen. (Wenn sich Nichts mit Nichts verbindet.)
De toestand is voor Deonore nu bepaald pijnlijk
geworden, maar de. redding van haar echtgenoot
verplicht haar in de eenmaal aangenomen vermom
ming te blijven spelen. Bovendien kan zij een ver
ontschuldiging vinden in het feit, dat, vóór zij in
dienst kwam bij Rocco, Marcellina zeer bevriend
was met Jaquino. Er zouden zich dan ook waar
schijnlijk geen moeilijkheden voordoen als later de
jongeling Fidelio de trouwe gade van Florestan
bleek te zijn. Jaquino en Marcellina zouden elkander
dan wel weer spoedig genegenheid toedragen.
Wanneer Rocco nu een beschrijving geeft van de
gevangenen, heeft Leo no re een vermoeden dat
Florestan in dien donkeren kerker geworpen is
'c j> j> 7 -
p hJi p7i f
Een korte marsch met een karakteristiek thema en
rhythme volgt en kondigt de komst van Pizarro aan.
Pizarro verschijnt. Met den cipier alleen gebleven
doorloopt hij vluchtig de voor hem ingekomen
brieven. Daaronder is een brief waarin hij gewaar
schuwd wordt dat de minister klachten heeft ont
vangen over de willekeurige en harde behandeling
der gevangenen en zich op weg bevindt om de zaak
persoonlijk te onderzoeken. Pizarro is beducht voor
dit onderzoek. Hij heeft Florestan in zijn rapport
als overleden opgegeven. Snel is nu zijn besluit
genomen, Florestan moet uit den weg geruimd
worden. Zijn aria „Ha! welch ein Augenblick!"
is een van de moeilijkste soli voor bas in de opera-
literatuur. Meesterlijk gezongen, heeft de vertolking
ervan een groote uitwerking op den toehoorder.
De gouverneur plaatst een trompetter op de wallen
van het fort om den weg, die naar Sevilla voert., te
laten bewaken. Zoodra de staatsiekoets met de
voorrijders in zicht is, zal de trompetter een signaal
blazen, opdat Pizarro op tijd gewaarschuwd zal zijn.
Nu neemt hij zijn verdere maatregelen. Hij werpt
Rocco een welgevulde beurs toe en vraagt hem in
het belang van den „staat" den gevaarlijkste van
alle gevangenen doelende op Florestan van
het leven te berooven. Deze weigert een moord te
begaan, maar als Pizarro het op zich neemt zelf
deze verschrikkelijke daad ten uitvoer te brengen,
wil Rocco het graf graven onder den ouden regenbak
in Florestan's kerker. Op die manier zal er geen spoor
van de misdaad achterblijven en de minister zal
niets van het voorgevallene bemerken.
Leonore, die de afspraak heeft vernomen, geeft
uiting aan haar gevoelens in het sterk dramatische
recitatief: „Abscheulicher! wo eilst du hin", ge
volgd door de prachtige aria: „Komm Hoffnung".
Hierin zegt zij op diepbewogen wijze te vertrouwen
MK f
in haar groote liefde,
en spreekt de hoop uit
dat zij daarin de kracht
mag vinden om, met
de hulp der Voorzienig- \t
heid, het leven van
haar man te kunnen beschermen.
Kort daarop verneemt zij dat zij Rocco
zal moeten helpen bij het delven van
het graf. Daardoor zal zij in de onmid
dellijke omgeving van haar beminden
echtgenoot komen en in staat zijn hem te redden
of met hem te sterven.
Door de voorspraak van Leonore is het den
gevangenen van de hooger gelegen verdiepingen
toegestaan een oogenblik in de open lucht, te ver
toeven en zij mogen dan wandelen in den tuin van
het fort. Als Pizarro dit echter verneemt, is hij
hierover zeer vertoornd en maakt er onmiddellijk
een einde aan. Het koor der gevangenen, die met
gedempte stem uiting geven aan de blijdschap over
deze beperkte vrijheid, is een van de belangwek
kendste passages uit de geheele partituur.
Tweede akte. Het tooneel stelt den kerker voor
waarin Florestan zwaar geketend ligt. Aan één zijde
staat de oude regenbak.
Deze akte opent met een recitatief en aria van
Florestan, die aansluiten op de aria van Leonore
„Komm Hoffnung" in de eerste, akte.
Het op fluistertoon gezongen duet tusschen
Leonore en Rocco als zij het graf aan het delven zijn
en de daarbij beboerende orkestbegeleiding doen
het sinistere van deze scène nog sterker uitkomen.
Pizarro treedt dan den kerker binnen, stelt zich met
zichtbaar duivelse,h genoegen aau zijn tegenstander
voor en trekt zijn dolk om hem den doodelijken
steek toe te brengen. leonore werpt zich met een
doordringenden gil („Zurück") tusschen beiden. Zij
wordt door Pizarro terzijde geworpen, maar opnieuw
plaatst zij zich tusschen den moordenaar en zijn
slachtoffer, richt een pistool op Pizarro en roept
uit: „Tödt, erst sein Weibü". Op dit oogenblik van
hoog-dramatische spanning klinkt het trompet
signaal van de wallen. Dit voert de gevangenisscène
tot een hoogtepunt en deze wordt het meest, drama
tische moment van de opera. Jacquino verschijnt,
op de lovenste trede van de steenen trap die naar
-7^~~
-&/££//
den kerker leidt. De minister is in aantocht, de voor
rijders zijn reeds binnen de poort, Florestan is gered
Dit signaal heeft, op den toehoorder een groote
uitwerking. Men voelt de intense spanning in de zaal
breken wanneer de komst van den minister is aan
gekondigd en Leonore haar echtgenoot heeft, gered.
De minister herkent in Florestan zijn vriend, dien
hij overleden waande, zooals in het rapport van
Pizarro vermeld was. Deze zal dan ook zijn gerechte
straf niet ontgaan. Aan Leonore wordt de blijde taak
opgedragen haar echtvriend van de ketenen te be
vrijden. De opera wordt dan besloten met den jube
lenden koorzang: „Wer ein holdes Weib errungen".
De Fidelio is ook nu nog een graag geziene opera.
Herhaaldelijk wordt zij op de planken gebracht,
zoo volgen in November twee opvoeringen door de
Wagnervereeniging te Amsterdam.