1 i&s BI* «*- - - - Tmm* - - Keen uitrusten op een hek lit, het veld en dan gaat de jacht verder. aMMlBftay g» §fja h P-. «V, ".v*#: -hue. jftjS&öBR*. r>«? □SrSë jagerslatijn van dezen trant: „En toen zag ik er drie naast elkaar loo- pen, legde aan en met één schot legde ik er vijf om, de andere twee kwamen namelijk op het geluid van het schot aanhollen." Maar ziilk Latijn spreekt de serieuze jager toeh niet? De eigenaar van de boerderij op wiens landen gejaagd wordt lwudt een praatje. „De hazen zijn me een plaag," zoo zegt hij. „Ze vreten de knollen op en als je d'r één ziet zijn er den volgenden dag wel tien!" (Foto's Ass. Corr.) Dood en verderf voor de hazen, die zooveel schade in de vruchtbare knoTlenvelden aanrichten. lepels ooren zijn, zweet hetzelfde is als bloed en een een pluim in het dagelijksch leven staart genoemd wordt. De jager, die misschoot, moest het heest eerst opstooten, omdat het niet weidelijk, wij zouden zeggen: niet netjes is een haas in zijn leger dood te schieten, want. het dier dient een kans te hebben om door list of snelheid te ont komen. Ook mag 'n haas niet door honden doodgejaagd worden, een eend mag niet in het water geschoten wor den en een patrijs niet op den akker. Zoo is jagen dus, behalve dat men raak moet schieten, hetgeen lang niet eenvoudig is, een ingewikkeld bedrijf, waar veel taalkennis bij te- pas komt, een vermoeiend bedrijf, omdat het loopen door het land een van de las tigste werkjes is, die men zichzelf op den hals kan halen en een sportief bedrijf, omdat de dieren volgens de regels der kunst gedood moeten worden. De ware jacht is dus niet een „moordpartij op on schuldige beesten", zooals de leek wel eens denkt, doch een spel, waarbij men zich aan een zekeren eereeode moet houden. Het eenige, waarbij geen eerecode wordt toegepast, is het Niet alleen hazen maar ook konijnen vormen 'n welkomeu buit. Een jachthond apporteert het beest, nadat het ge schoten is. (Archieffoto) Met z'n drieën bekijken de jagers een versch hazenspoor. „Bier heeft hij gelegen," zoo zegt er één, wijzend op het ingedrukte kuiltje in het grasland.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 3