N h gedwongen wordt rus teloos op zee rond te dwalen tot het einde der dagen. Alleen de alles opofferende liefde van een vrouw kan hem hiervan verlossen. Daarom is het hem toegestaan eens in de zeven jaar aan wal te gaan. De opera vangt aan op het oogenblik, dat juist een periode van zeven jaar is ver streken. De vliegende Hollander komt voor anker in een baai aan de Noorsche kust, waar ook het schip van een Noorsch kapi tein, Daland, bescher ming voor den razen- den storm heeft ge zocht. De Hollander hoort dat Daland een dochter heeft en vraagt toestemming haar te mogen leeren kennen. Senta is een roman tisch meisje, op wie de legende van den vlie genden Hollander een diepen indruk gemaakt heeft. Als de twee zee lieden nu thuiskomen, zit zij droomerig te staren naar een schil derij, dat een beeld geeft van den onge- lukkigen held. De ge lijkenis van den vreem deling met dit portret is zoo groot, dat zij zich onmiddellijk tot hem aangetrokken voelt. Zij zegt hem, te gelooven, dat zij hem zal kunnen redden. Later komt haar geliefde (de boots man Erik) en bepleit zijn zaak bij haar. Als de vliegende Hollander dit hoort, denkt hij dat hij verloren is en wil naar zijn schip terug- keeren. Senta wil hem maar gehouden door Erik, Daland en haar vrien dinnen, roept zij hem na, dat zij hem trouw zal blijven. Hoewel de vliegen de Hollander Sen ta liefheeft, wil hij haar doen afschrikken, maakt zich daarom bekend en gaat naar zijn schip. Het helpt niet, zij rukt zich los, ijlt naar de punt van een rots en stort zich in zee. Het spookschip onttrekt zich aan onze oogen en bij zons ondergang rijzen de vormen van de twee geliefden, elkander om armend, uit de zee op en schijnen opwaarts te stijgen. De ouverture is als het ware de in klank gebrachte samenvatting van de voornaamste gebeurtenissen, die zich in de opera zullen voordoen. Een indrukwekkende inleiding volgt, het is de stormscène in de eerste acte. Boven den storm hoort men het gezang van de zeelieden bij hun werk (Ho- jo- he, hal- lo- jo De tweede acte vormt een wel zeer sterke tegen stelling met de eerste. Hier bevinden wij ons in Daland's huis, waar een sfeer van rust en stil geluk heersclit. Senta's oude voedster en haar vriendinnen zitten in de kamer aan 't spinnewiel en wij hooren ,Nie solist du mich behagenhet beroemde lied van Lohengrin tot Elsa, wier kampvechter hij zal worden. weldra het wereldberoemde „Spinlied" klinken. De liefelijke schoonheid van deze melodie is 'n voorbeeld van Wagner's genialiteit. Boven den storm uit hooren wij het thema van „De Vliegende Hollander", maar het klinkt ons nu in de ooren als de roep van een in nood verkeerend mensch op zee: In de volgende acte hooren wij het beroemde Matrozenkoor en de handeling, die liiermede in be trekking staat, is van een huiveringwekkende en dramatische kracht. Wagner's muzikale illustratie van deze legende is boeiend van begin tot eind. Het is ook bij het scheppen van deze muziek, dat hij zich voor het eerst bewust werd van zijn genie. Wat de muziekdrama's „Tannhauser" en „Lo hengrin" betreft, door de talrijke opvoeringen hier te lande, mogen we den inhoud ervan bij de opera liefhebbers wel bekend veronderstellen. Enkele bijzonderheden over beide werken zelf willen we onze lezers echter niet onthouden. Vervolg op blz. 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 25