NAMENS HET COMITÉ .MOETJE HAAR HANDEN EENS2EN Xaatst zit ik in de bioscoop en 'op de rij achter mij zit Annie van den Berg met haar schoon zuster. Ik weet niet hoe dat komt, maar je hebt wel eens het gevoel, dat ze het over je hebben, en opeens hoor ik, dat Annie zegt: ik zou me schamen om met zulke handen rond te loopen Ik natuurlijk woedend en de hee- le geschiedenis den volgenden morgen aan Willy verteld. En toen zegt die doodkalm: „Eigen lijk hebben die twee niet eens heelemaal ongelijk. Zooals jouw handen eruit zien dat is werkelijk niet leuk meer en onnoodig! Geloof jij, dat mijn huishouden mij minder moeite kost, of dat mijn handen het koude weer beter verdragen? Als je een tube Kaloderma-Gelée koopt, dan is het leed geleden." Nu, den volgenden dag heb ik meteen een tube gehaald. En het resultaat geweldig. Mijn handen zijn nu zóó zacht en glad, alsof er geen huishouding, geen koud weer meer bestaat. „Mooie handen heb jij", zei Henk gister avond en die verkoopt anders nooit complimentjes!" «foar Bliss Perry DE HUID DR/NGT Tubes: Zl-37'B en IV cent HIT SPECIALE MIDDEL TER VERZORGING DER HANDEN Ieder werkt en denkt en loopt. Ieder heeft zijn zorgen op z'n tijd en zijn vele moeilijkheden En iedereen heeft daarbij op z'n tijd" een BADZO- bad noodig om de ver loren energie aan te vullen te worden. Het heilzame sterk koolzuurhoudende zoutwaterbad maakt een nieuwen mensch van U K G. pakk ooor voetbaden 20 ct Voordeeliger en tevens voor kuipbaden: 3 K.G. pakken voor 45 ct N. V. KON. NEDERLANDSCHE ZOUTINDUSTRIE BOEKELO - HENGELO B. 22 om weer fit, weer 100 Het stadje Whiteridge leed aan een weldoenster, 't Was een oud weeuwtje, van binnen keihard, elders wonend, maar begeerig voor eeuwig haar naam te koppelen aan dien j van haar geboorteplaats. Zij heette Torringford, en zij had de gemeente gelukkig gemaakt met een feestgebouw, een drinkfontein en een predikants woning, allemaal op condities, door haarzelf bepaald, 't Feestgebouw zag er mooi uit, maar er mocht niet in j gerookt worden, dus werden nog steeds de meeste vergaderingen gehouden in 't oude cafézaaltje, waar gezellig zaag sel op den grond lag en de vrouwen nergens iets over te zeggen hadden. De drinkfontein was net te laag voor een paard, als je 't niet van bit en teugel ontdeed zoo werkte de geefster dierenbeschermend en net te hoog voor een hond. Maar dat kwam er i niemendal op aan, want de stad liad i nog geen waterleiding, dus lag het stof van twee zomers in de groote marmeren kom, en anders niets. Het predikantshuis was de eerste gave van de weduwe Torringford, en eene, die ten minste aanstonds gebruikt kon wordenmaar 't was veel te groot, zelfs voor het gezin van dominee Chip- pendale; zoo'n huis meubelen en onder- houden kostte schatten, en er waren geen schatten, 't Was een modern pand, gerekt en laag, van gele verglaasde i steen, met groote spiegelruiten, en twee j schoorsteenen op de hoeken, en een i hoekig ijzeren hert in den voortuin. De j boeren uit den omtrek hielden midden op straat hun paarden in, als ze voorbij kwamen, om er naar te kijken. Toen meneer Chippendale voor 't eerst in zijn 1 nieuwe woning kwam, wreef hij verge- noegd in zijn handen bij den aanblik i van de groote radiators der centrale verwarming. Hij was in Indië geboren, en daarom had hij een beetje opgezien tegen de winters in die vrij noordelijke streek, 't Was begin September. Hij en zijn vrouw maakten de celotex-wanden i van de huiskamer en de eetkamer zoo gezellig, als ze maar te maken waren, en besloten, den salon voorloopig onge- meubeld te laten. Hun geluk scheen wolkeloos. Begin October informeerde meneer Chippendale naar den prijs van de steen kolen. Whiteridge lag hoog, en negen kilometer van de spoorlijn af; maar omdat 't de dominee was, zou Alfred Bailey de kolen leveren en bezorgen voor acht dollar vijfentwintig per ton. De predikant bestelde tien ton, en onderweg naar huis berekende hij pein zend de kosten, 't Werd een erg zachte winter, voor die streek, maar toch bestelde hij nog acht ton, vóór de lente kwam. Dagelijks, terwijl hij het kostbare goedje eigenhandig in de gapende ver warmingskachel werkte, rekende hij, en de sommen werden steeds interes- I santer. Zijn salaris bedroeg dertien honderd dollar. Den volgenden winter kwam er weer een baby de kinder kamer moest op temperatuur worden gehouden; hetgeen zeggen wou: eenen twintig ton kolen van Bailey betrokken, van October tot Mei. Dat was wéér een j zachte winter, zei men; maar ja.de baby, en de kleeren voor de drie oudere kinderen, en je moest toch wat boeken hebben. kortom, in 't voorjaar had Bailey in zijn boeken een post van hon derd dollar openstaan. Meneer Chippen dale tobde er over, maar toen de herfst kwam, had hij 't bedrag nóg niet kun nen betalen. Begin November begon de whiter zijn volle strengheid op White ridge bot te vieren, en Januari was nog niet om, of de kachel in de pastorie had weer honderd dollar aan kolen verslon den.... en er moest nog een stuk Januari, met Februari en Maart en April, komen. Het blonde haar van den predikant werd dien winter grijs; maar buiten mevrouw Chippendale was er maar één persoon, die het merkte: Elvira Bailey, die vlak achter hem zat, in de voorste bank van het koor. Elvira bewonderde meneer Chippendale zeer; Whiteridge had nog nooit zoo'n goeden predikant gehad, vond ze of liever, ze wist het. Eens waagde zij het, haar vader be deesd aan te spreken over meneer Chip pendale's salaris; want Alfred Bailey was, behalve koopman, ook voorzitter van den kerkeraad. „Zeg, vader," zei ze, terwijl Alfred zijn voeten zat te warmen tegen de groote kachel in hun huiskamer, vóór hij naar bed ging, „zouden ze meneer Chippen dale geen opslag willen geven, als u 't voorstelde?" De koopman maakte een nijdig neus geluid, en kneep zijn mond even stijf dicht. Er hing een heele rand baard onder langs zijn mond, als wier aan een rots. „Welnee! We hebben nog nooit zoo veel betaald voor een dominee." „Maar we hebben ook nog nooit zoo'n goeden dominee gehad!" antwoordde zijn dochter. „Hij is begaafd en hij doet zijn uiterste best. En ze kunnen er niet van rondkomen, schijnt 't. Zijn Zon- dagsche jas glimt verschrikkelijk. Je ziet 't zóó, als je in 't koor zit." „Mijn jas is niets beter," bromde Alfred. „Hij kan net zoo goed rond komen als 'n ander; móét hij ten minste maar. Maar weet je wat 't is? Hij weet van geen sparen." „Ik wou iemand wel eens zien sparen in zoo'n hol koud huis," hield het meisje aan. „Den salon laten ze al leeg staan. En die kachel slikt ontzettende massa's kolen, zeggen ze. 't Is een nieuw soort, waar je geen hout in kunt branden. En kolen stoken is voor óns al te duur, zegt u." Ze keek veelbeteekenend naar de dichte salondeur. Daar stond een mooie nieuwe haard, en dien had ze dolgraag aangehad de avonden, dat Otto Ranney kwam, de kassier van de bank in White ridge, en al jaren haar geduldige bewon deraar. Maar dat zou veel te duur komen, had haar vader gezegd, dus moest Otto altijd in de huiskamer zitten, gedwongen, wrevelig, met Alfred er bij. En toch had hij eens aan Elvira ver teld, dat haar vader de rijkste man van de stad was. „Dat is 't ook," zei de koopman kop pig, en hij stond op en liep naar zijn slaapkamer. „Begin nu alsjeblieft niet wéér over dien haard, Elvira." „Nee, vader," zei het meisje; maar ze kreeg tranen in haar oogen. Alfred moest den volgenden dag nog eens aan dat gesprek denken: toen de Vervolg op blz. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 8