wandelstok daar staat liij in den hoek en sla
het heest dood."
Met tegenzin nam Victor den stok in zijn hand.
Meneer Samrac had hem een paar inlichtingen ge
geven over ratelslangen. Ze doen weinig meer dan
dommelen in December, maar als ze 't warm krijgen
worden ze zoo dartel als alen. En de radiateur stond
vlak bij de blikken doozen.
Victor porde wat met den stok, verplaatste eenige
papieren. en nam gauw een sprong. Hij had een
o-eluid gehoord, dat den meesten mensehen en allen
dieren vrees inboezemt: het waarschuwend geratel
van den crotalus horridus, gereed tot den doodelijken
aanval.
„Haha!" gierde de hertog. „Een ratelslang
notabene! Je hebt gelijk gehad, Lemain. Ik vraag
nederig excuus."
Victor zag den kop en den trillenden staart. Hij
wist, dat zijn dagen als makelaarsklerk geteld waren,
en in zijn geest rijpte het onverzettelijk besluit, de
koopwaar aan den kooper af te leveren levend.
,,'t Spijt me wel, maar ik kan ze niet doodslaan,"
zei hij rustig. „Ze zijn van mij."
„Ze?" kreet de hertog. „Allemachtig! Hoeveel zijn
er dan?"
Meneer Lemain kromp ineen en schold. Hij ver-
wenschte alle aanwezigen benevens zijn kamer.
„Twee maar, hertog. Ik zei dat ze van mij waren,
maar eigenlijk hooren ze aan een kennis,-die ze van
me gekocht heeft. Ik had ze in een valies, maar daar
zijn ze per ongeluk uit gekomen. Als u en oom zoolang
in mijn kamer willen gaan, zal ik probeeren, ze weer
in 't valies te krijgen."
Nu was die hertog een sportief man, die moed wist
te waardeeren in klein en groot. Hij keek van het
opene, ongeveinsde gezicht van den jongen man naar
het rimpelige onweersgelaat van meneer Lemain, die
eindelijk weer spreken kon en het terdege ging doen
óók:
„Dan zullen we je alleen laten met je troetel
diertjes, Victor. Als je maar zoo goed bent te zorgen,
dat ze hier 't gebouw uit komen, en jij ook. Je bent
een gek of een ezelskop, en ik kan geen van tweeën
gebruiken."
„Ik blijf hier," zei de hertog. „Ik wil zien, hoe hij
ze vangt."
Majesteitelijk kwam meneer Lemain van zijn
bureau en liep hij de kamer door.
,;Zooals u wenscht, meneer de hertog," zei hij, en
hij was weg.
Gemoedelijk zei de edelman:
„Ik kan niet meer jagen wegens 't mond- en klauw
zeer, maar dit lijkt me veel interessanter dan fazanten
schieten. Rettettet halderie lialdero, jongen!"
Victor ging op de blikken doozen af. Hij zag de
slang niet meer, want die was weggekronkeld.
„Halali!"
Twee slangen glipten te voorschijn, schoven over
het vloerkleed en vonden een ankerplaats achter een
gordijn.
„Vooruit, jog- we hebben ze onder schot! Sla
er op!"
„Ik kan ze niet doodmaken, hertog. Dat zou me
te duur komen."
„Je krijgt ze toch niet levend. Wedden zes tegen
óén?"
„In goudvinkjes?" zei Victor.
De hertog knikte.
„Top," zei Victor.
„En ik speel voor drijver, als je 't goedvindt."
„Ik mag uw kostbare leven niet in de waagschaal
stellen, hertog."
„Ik kijk niet graag toe, als er wat goeds gebeurt,"
bromde de aristocraat, „maar ik mag een jager niet
dwarszitten."
Victor ging aan 't werk. Hij begon met een groote
prullenmand leeg te schudden.
„Wilt u zoo goed zijn op uw stoel te gaan staan?
Ik ga ze opjagen."
„Als 't noodig wordt, maak ik wel dat ik wegkom."
„Ik moet ze van elkaar zien te krijgen," zei Victor.
Hij porde tegen het gordijn. De slangen kwamen er
onderuit gekronkeld. De eene schoot op en ratelde.
In een wip had ze de prullenmand over zich heen.
„Hoera!" riep de hertog.
Op dit moment verscheen meneer Baston. Hij wist,
dat de hertog bij zijn compagnon was, en hij wist ook,
dat die edelman er behagen in schepte, jachtkreten
te slaken, zelfs binnen dit ernstige kantoor. Maar dat
oorverdoovende hoera werd hem te machtig.
Toen de hertog het engelzoete gelaat en de twee
vragende wenkbrauwen van meneer Baston aan
schouwde, kreet hij
„Pas op de slang, Baston!"
Versteend van verbazing bleef meneer Baston
staan. Victor vroeg:
„Mag ik uw prullenmand even hebben, meneer?"
En toen zag meneer Baston de nog niet gevangen
slang. Blijkbaar werd hij door dringende zaken van
particulieren aard gedwongen, zich met meer vaart
dan waardigheid te verwijderen. De hertog grin
nikte.
„Die zit ook niet hard achter 't wild aan, wat?"
„Hij loopt er de kantjes af," beaamde Victor. De
hertog lachte; hij genoot.
„KsjKsjdeed hij.
,,'t Kan hier wel mee," zei Victor, en van zijn ooms
bureau nam hij een groote mand, waarin zeer
belangrijke papieren lagen. Hij keerde ze onderste
boven. Er dwarrelden een paar contracten en testa
menten naar den vloer.
„Vooruit! Pak ze!" schreeuwde de hertog.
Victor had slang nummer twee betrapt, door haar
te prikkelen tot een aanval, en toen, als den vorigen
keer, handig de mand over haar heen te klappen.
„Netjes gedaan!" prees de hertog. „Maar als je nu
die manden optilt, neemt dat ongedierte je te grazen."
Victor zocht en vond een groot stuk karton. Dit
schoof hij onder slang en mand. waarop hij de mand
in de normale houding bracht.
„Ik ben mijn geld kwijt," zei de hertog vroolijk.
„Ik heb ze nog niet in 't valies!"
Het was over vieren, toen ze in 't.valies zaten.
Toen stelde de hertog, in tegenwoordigheid van
meneer Lemain, de vraag, die niet uit kon blijven:
„Waarom doet je neef in slangen?"
Meneer Lemain keek Victor nijdig aan en zei
kortaf
„Laten we maar hopen, dat hij er niet door in 't
gekkenhuis of in 't werkhuis komt."
,,'t Is een heele gescliiedenis," zei Victor, die iets
tintelen zag in het hertogelijk oogenpaar. „Ik geloof,
meneer de hertog, dat jk een flink stuk makelaars-
talent van mijn oom geërfd heb."
„Makelaars talent
„Is dat een woord om in verband met mij te ge
bruiken?" riep meneer Lemain uit.
„U koopt en verkoopt voor den hertog, oom. Ik
heb voor mijn klanten rare dieren en vogels gekocht
en verkocht. Ik verdien er heel aardig mee. Ik wil
namelijk trouwen, ziet u. En ik kan onmogelijk
trouwen op dat schimmetje, dat ik hier verdien, en
die paar centen van mijn moeder."
Meneer Lemain keek geërgerd, maar de hertog
lachte.
„Kom kom, vrind, die neef van je is een kraan. Je
moest trotsch op hem zijn! Je moet me niet kwalijk
nemen, dat ik 't zeg, maar hij mag best opslag hebben
voor zijn werk van vanmiddag. Hij is in staat gang
te brengen in een lichtelijk bestommelde zaak. Ik
zou er niets op tegen hebben, dat hij mijn zaken deed.
O wacht over zaken gesproken.
Hij haalde zijn portefeuille te voorschijn, nam er
een pakje bankbiljetten uit en gaf er zes aan Victor.
„Geeft u hem een extraatje, omdat hij mijn kamer
onder de slangen heeft gezet?" vroeg de oom.
„Ik betaal, wat ik met wedden verloren heb,
Lemain. Liefde en ratelslangen! Wat 'n combinatie!"
Hij keek op zijn horloge. „Ik heb een afspraak gemist.
Enfin, ook niet erg. Ik heb me geamuseerd. Ik ga
morgen terug naar Visenbourg, jongeman. Ik eet
vanavond om acht uur bij Busque. Heb je zin om mee
te komen eten en me 't verhaal van a tot z te ver
tellen?"
„Heel graag," zei Victor.
De hertog vertrok. Meneer Lemain stond peinzend
naar zijn neef te kijkenhij kreeg een nieuwen kijk
op den jonkman.
„Met wie wou jij trouwen, Victor?"
„Louise Laurent. Haar vader weet nog niet, dat ik
met zijn dochter wil trouwen. Hij kijkt naar me of ik
niemendal ben, oom, net als u. Ik heb hem nog niet
mee, maar dat komt wel."
Meneer Lemain knikte, maar zijn blik dwaalde
weg van Victor's gezicht, naar het valies.
„Breng dat ding alsjeblieft dadelijk naar je.
klant."
Victor nam liet valies op en liep naar de deur.
„Wacht even! Heb je. een behoorlijk pak om
aan te trekken vanavond?"
„M'n oude smoking, oom. Of lijkt jacquet u beter?"
Meneer Lemain bromde:
„Een zotskap met belletjes zou voor jou 't beste
zijn. Maak dat je weg komt!"
„Moet ik terugkomen, oom?"
„Wat wil je zelf 't liefste, terugkomen of niet?"
„Ik zal hier graag zoo goed werken als ik kan."
„Kom dan maar terug morgenochtend."
Een half uur later had Victor het valies afgeleverd.
Hij wist, dat Louise's vader na kantoortijd ergens
placht te gaan kaarten, dus dacht hij: een kop thee,
door Louise ingeschonken, zou me wel goed doen.
Hij trof Louise alleen. Victor deed het verhaal van
zijn avonturen en de jongedame kreeg een kleur van
't luisteren. Zij had een levendige verbeelding, dus
ze zdg Victor al, doodgebeten door een koppel slan
gen, en den laatsten adem uitblazend op een kaal-
gesleten Brusselsch karpet.
„Dat moet ik aan vader vertellen."
En onmiddellijk daarop kwam vader, niet bij
zonder in zijn humeur. Hij groette den jongen man
met opzettelijke koelheid.
„Bent u niet gaan bridgen, vader?"
„Doe niet zulke malle vragen. Als ik was gaan
bridgen, was ik hier toch niet."
„Victor zal u een ontzettend grappig verhaal ver
tellen over ratelslangen."
„Hè? Noem jij iemand, dien je zoo oppervlakkig
kent als meneer Orde, zoo maar bij zijn voornaam?"
Louise antwoordde, licht gepikeerd:
„Als ik hem alleen maar oppervlakkig kende, deed
ik dat ook niet, vader!"
Meneer Laurent keek in een paar schitterende
oogen. Hij zweeg wijselijk. Louise gaf hem een kop
thee. Victor, door een klein voetje onder de tafel
aangemoedigd, deed andermaal zijn opzienbarend
verhaal, 't Klonk nu nog pakkender dan den eersten
keer. Er kwam een lach eerst in de oogen van meneer
Laurent, toen om zijn mond, en toen over zijn heele
gezicht.
„En je oom heeft je natuurlijk de bons gegeven
„Nog niet, meneer. Die cliënt, dien hij bij zich had,
was namelijk de hertog van Visenbourg."
Dit maakte een merkbaren indruk op meneer
Laurent.
„Maar dat is toch juist het ergste?"
„Nee, meneer; de hertog had pleizier in die eigen
aardige combinatie van ratelslangen en liefde."
„Dan heb je mij niet alles verteld, Orde. Van die
liefde, die den hertog zoo gepakt schijnt te hebben,
weet ik nog steeds niets. Ik vind liefde altijd interes
sant, al ben ik geen hertog. Waar zit die liefde?"
„Hier," antwoordde Victor.
„Die liefde ben ik, pappie," kirde Louise.
Makelaars moeten steeds werken volgens een
anders smaak, afwijkend van den hunnen. Zij
krijgen handigheid in het aanvoelen, wat de klant
wenscht. Nog nooit was in meneer Laurent de
gedachte opgekomen, dat zijn dochter Victor Orde
wenschte. Nu hij voor het feit stond accepteerde hij
het. Hij stelde de geenszins onredelijke vraag:
„Waarom val je me met zooiets op mijn lijf. terwijl
ik thee zit te drinken?"
„We wouen u zoolang mogelijk sparen, vader."
„Ik begrijp wel, dat een kantoorbediende bij u
niet in aanmerking zou komen, meneer. Maar nu
ik handelsagent ben, net als u, kunnen we als man
tegen man met elkaar praten."
Meneer Laurent ging een beetje rechter zitten.
„Ik geloof," zei hij stijf, „dat ik u 1111 moet ver
zoeken, heen te gaan, meneer Orde."
„Met alle genoegen, meneer Laurent. Mag ik
terugkomen?"
Louise zei zacht, maar duidelijk verstaanbaar:
„Victor dineert vandaag met den hertog van
Visenbourg. Misschien komt hij daarna terug."
„Ga je. ga je bij den hertog dineeren?"
„Jawel, meneer. Bij Busque."
„Ik zou na dat eten Victor z'n borst wel eens na
willen meten, vader, om te zien, of die niet hooger is
geworden."
„Ik lever wijn aan Busque," zei meneer Laurent.
„Als de hertog iets mocht zeggen over den port.
„Dan zal ik hem vertellen, waar die vandaan
komt," lachte Victor.
Meneer Laurent maakte een gebaar, dat van alles
beteekenen kon.
„Tot vanavond, Victor," zei Louise.
Een week later bestelde de hertog van Visenbourg
een groote bezending ouden port bij meneer Laurent.
Victor en Louise hebben meubels gekocht op af
betaling. De lieeren Lemain en Baston zijn een
bediende kwijt, en hebben er een piepjongen com
pagnon bij.
„Nu heb ik ook eens voor makelaar gespeeld,"
zegt de hertog.