KALOFfERMA ïSSSSSsi', IA HET VAARWATER DER LIEFDE ■■Hl 'ee^t van uw 20 ïte jaat a-'jj dekken uw aandacht. aan DEZE door IV. W. Jacobs HM- SÉ Dit zijn de plekken, waar de gevolgen van een slechte functionneering der huidklieren en onvoldoende voeding van het huidweefsel zich het eerste openbaren. Uitgezette poriën, heel kleine rimpeltjes bij de mond en ooghoeken en bij de neuswortel, onreine eü slappe huid zijn daarvan de eerste kenteekenen. Voorkomt te juister tijd dit gemis aan schoonheid door toepassing van een rationeele huidverzorging, die de natuurlijke functies van Uw huid ondersteunt en completeert. De Kaloderma-Schoonheids preparaten zijn samengesteld op basis van de laatste biologisch-cosmetische onderzoekingen. Na een kortstondig gebruik zult U constateeren, dat zij Uw huid weer elastisch, soepel en frisch maken. Als U iets naders over de verbluffende werking van deze preparaten wilt weten, vraagt U dan kosteloos even het boekje „Kaloderma-Schoonheidspreparaten" aan, waarin alles staat, wat de dames van de hedendaagsche huidverzorging moeten weten. Aanvragen te richten aan: Firma E. M.Schlösser,Postbus C. 370, Amsterdam. Hoofdagentschap der Kaloderma fabriek, Karlsruhe KALODERIA-REMICillireSCHeiE Dooien: F. .75 en Potten: F. 2. KALODERIA-AKTIVCREHE Tuben: F. .50 en F. 1.Potten: F. 2. KALODEKRA - «ESICHTSW ASSER Flacons: F. 1.35 en F. 2. KAI.OnEK.HA - TAG ESC KEKKE Tuben: F. —.50 en F. 1.Potten: F. 2. EE* NIEUWE WEG AAR KIEtWESCHOONHEID Vttod WOND- EN KlNDER-POEDER. PASTA De brik Elizabeth Barston kwam met een vaart de rivier opge- stoomd, alsof zij snakte naar de genietingen van Londen. De kapitein, op het stuurrad geleund, was midden in een heet dispuut met den stuurman, die hem de hygiënische, economische en moreele voordeelen van de geheelont houding uiteenzette, met veel kracht van woorden, maar tamelijk eentonig. „Die weinig drinken, eten des te meer," zei de schipper tot besluit. De stuurman keek hem verbijsterd aan; toen zochten zijn oogen de kombuis. „Meer eten!" sputterde hij. „Daar moet je hier net om komen. Gisteren leek het vleesch wel baksteen, vandaag smaakte 't als 'n droge spons. Deze reis heb ik heelemaal op beschuit geleefd en voor den enkelen pieper, dien ik gegeten heb, moet ik naar den dokter, zoodra ik aan wal kom." „Zoo gauw ik een anderen kok kan enteren, vliegt hij er uit," zei de kapi tein. „Aan de herrie te hooren, heeft ie 't kolossaal druk." „Ik laat hem den heelen boel schoon maken voor zijn opvolger," legde de stuurman uit. „Zoo gauw ik.een ander heb, gaat hij er uit," herhaalde de kapitein, terwijl hij bukte en strak vooruit keek. „Ik heb al net zooveel zin als jij om vergiftigd te worden. Toen ik hem aannam, zei hij, dat ie koken kon; dat had ie van z'n zuster geleerd, zei-die." De stuurman bromde wat, liep weg en luchtte zijn gemoed door zijn hoofd in de kombuis te steken en den kok te bevelen, alle gereedschap afzonderlijk klaar te zetten voor zijn inspectie. Een gat in de braadpan schreef de kok toe aan zijn harde werken. De rivier werd nauwer, en de brik zocht door het drukke verkeer op het water heen haar oude ligplaats aan de Bullerkaai. Die werd ingenomen door een zeilbark, maar kwam al gauw weer vrij, omdat de mooie boot, bang voor beschadiging, ruim baan maakte en een minder gunstige plaats opzocht, zij het onder levendig protest. De mannen op de kade hadden hun dag er op zitten en toen de bemanning van de Elizabeth Barston de brik had gemeerd, ging zij naar beneden om zich op te knappen voor een avondje aan den wal. Een lichte, vlugge voetstap op de kaai trok de aandacht van den kapitein, die tegen de verschansing geleund zijn pijp rookte. Juist achter hem hield dat ge luid op en toen hij zich omdraaide, keek hij in de zachte, bruine oogen van het knapste meisje, dat hij ooit gezien had. „Kunt u mij opk zeggen of mr. Jewell aan boord is!""vroeg zij met een glimlach. „Jewell!" herhaalde de kapitein. „Jewell! Dien naam ken ik niet." „Hij moet hier aan boord zijn," zei het meisje, iets meer teruggetrokken. „Dit is toch de Elizabeth Barston!" „Iloe heet ie met z'n voornaam!" in formeerde de kapitein nadenkend. „Albert," antwoordde het meisje. „Bert," voegde zij er aan toe, toen de ander zijn hoofd schudde. „O, de kok!" zei de kapitein. „Ja, die is in de kombuis." Hij stond haar maar aan te kijken en vroeg zich onderwijl in een vreemde ver bijstering af, wat hij toch wel zag in zoo'n klein, bleek, schraal. Het meisje onderbrak z'n overpein zingen. „Hoe kookt hij!" vroeg ze glim lachend. Hij stond op 't punt, haar dat te ver tellen, toen hij zich plotseling de ver klaring van den kok herinnerde omtrent zijn leermeesteresse in de kookkunst. ,,'t Gaat wel," zei hij langzaam, ,,'t Gaat wel. Is u zijn zuster!" Het meisje lachte en knikte. „J...ja," zei ze toen. „Zou u hem even willen zeg gen, dat ik op hem wacht!" De kapitein richtte zich op en haalde diep adem. Dan liep hij naar voren en stak zijn hoofd in de kombuis. „Bert," zei hij vriendelijk. „Je zuster wenscht je te spreken." „Wie, zegt u!" vroeg mister Jewell op een toori van verbazing. Hij stak zijn hoofd buiten de deur en knikte; daarna, een beetje blozend van de in spanning, schoot hij zijn jas aan en ging naar het jonge meisje toe. De kapitein volgde hem. „Dank u wel," zei het meisje met een streelenden glimlach. „U is heel welkom," zei de kapitein. Mr. Jewell stapte aan wal en na 'n oogenblik van aarzeling, schudde hij de hand van zijn bezoekster. „Als u nog eens dezen kant uit komt," zei de kapitein, toen zij weg wilden gaan, „dan vindt u 't misschien wel aardig de kajuit eens te bekijken. We zitten nou een beetje in den rommel, maar als u morgenavond zou komen om Bert af te halen...." De oogen van het meisje flikkerden vroolijk en haar lippen trilden. „Dank u," antwoordde zij. „Sommige lui zijn gek op kajuiten," zei de kapitein verlegen. Hij bracht de hand aan zijn pet en keerde zich om. De stuurman, die juist aan dek was gekomen, keek het ver trekkende paar na en liet een zacht ge fluit hooren. „Hoe komt zoo'n knap ding ertoe, met zoo'n sloomen duikelaar aan te pappen!" merkte hij op. ,,'t Is zijn zuster," antwoordde de kapitein, eenigszins scherp. „Toch niet die, die hem het koken heeft geleerd!" vroeg de ander haastig. „Allemachtig! 'k Wou, dat ik eens vijf minuten met haar alleen was, dan zou ik haar 'ns een en ander vertellen, waar ze wat van leeren kon. Ze zou wat van me te hooren krijgen! Ik zou 't zeker niet onder stoelen of banken ste ken, wat ik van haar dacht." „Kom, kom," suste de kapitein, „zoo erg is 't niet. Voor een beginneling is hij nog zoo kwaad niet, ik heb ze slech ter gekend." „Zoo kwaad niet!" herhaalde de stuurman. „Zoo kwaad niet! En" zijn stem beefde „je wou hem toch z'n congé geven!" „Ik wil het nog 'ns een reis met hem probeeren, George," antwoordde de kapitein, ,,'t Is een hard gelag voor zoo'n jongen, als ie geen kans krijgt. Ik ben nooit zoo streng geweest. Leven en laten leven, dat is mijn leus. Wat gij niet wilt, dat u geschiedt. „Je wordt sentimenteel op je ouwen dag," bromde de stuurman. „Ouwen dag," zei de ander gekrenkt. Vervolg op blz. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 8