OOM SIEM HIT DE WEST 14 (Vervolg van blz. 5) „Dat treft slecht," zei Loesje ronduit. „Er is niets in huis. We hadden niet op u gerekend, en moeder en Melia en Jo komen nooit thuis koffiedrinken, ziet u." „Maar je hebt toch wel een sneetje brood met een plakje kaas voor me?" Oom Siem keek echt smeekend „Ik heb zoo'n honger!" Loesje schrok. Honger! „Ja, natuurlijk!" riep ze uit. „Dat is er wel!" Ze deed de voordeur dicht en ging hem voor naar 't keurige keukentje. „Gaat u maar zitten, oom. Ik zal gauw wat klaarmaken." Binnen vijf minuten zaten zij samen brood met kaas te eten, van witte borden op een blauw-met-wit- geruit tafelzeiltje, en ze hadden volle glazen zilver- klaar water naast hun bordjes staan. Eenigen tijd aten en zwegen zij. Toen begon Loesje „Toen u gisteravond uw jas niet won uittrekken, dacht ik, dat u geen boord om had. Maar u hebt een kéiirigen boord!" „En schoon ook," zei oom Siem trotscli. „Ik heb een heeleboel boorden." „Ik had echt medelijden met u," zei Loesje. „Met die kou en die nattigheid.-. „Ja, ik heb me erg eenzaam gevoeld, sinds ik hier ben gekomen," zei oom Siem, „en ik dacht: wat zal t leuk zijn, om eens kennis te maken met mijn achternichtjes. Met mijn jongste achternichtje vooral. Ik wou weleens flink lang met je praten. Ik had graag, dat je me alles vertelde, over jezelf en over Melia en Jo. Die twee jongelui gisteravond. „U bedoelt Bart toch niet?" zei Loesje, „Nee, nee," spon hij, „de andere twee!" 't Kwam Loesje voor. dat hij stiekum voor zichzelf zat te lachen zijn oogjes schitterden ten minste, en dat eigenaardige, krullerige lachje liep over zijn gezicht als een rivier over de kaart. „Knappe jongens, allebei. Maar ik heb er wel knapper gezien. Hè? Wat vind jij? Niet half goed genoeg voor die aardige zusjes van je. vind je wel? Maar die derde, Bart, da's wat anders. Daar zit fut in, hè? Ik wou weleens meer van hem weten." Zoo kwam Loesje aan 't vertellen over Bart, dat hij zoo hard werkte, en dat hij zijn moeder moest onderhouden, want zijn vader was dood, en dat hij zoo goed en lief en kranig was. Toen praatte ze over Jaap Kreeling. die verliefd was op Melia. dacht ze; en ze wou maar, zei ze, dat Melia met Jaap ging trouwen, en niet met Nico, en dat, Jo met Ton Uitere hove ging trouwendat was een vriend van Bart, en een knappe jongen met een hart van goud. Bij dit alles zat oom Siem met zijn hoofd te knikken hij werd ernstig en peinzend. „Oom Siem. moeder heeft ons gisteravond verteld, dat vye u een heeleboel geld schuldig zijn. Daar wisten we niets van Melia en Jo en ik bedoel ik. Maai- we zullen allemaal zoo hard werken, dat we 't u terug kunnen betalen." Hij keek haar stralend aan met zijn blikkerende muizenoogen. Loesje voelde, dat hij in zijn schik was, en ontroerd ook. „Da's prachtig." zei hij dankbaar. „Da's echt hartelijk. Ik zal me maar niet rijker probeeren te houden dan ik ben." „Dat zou n niet veel helpen ook," lachte Loesje, „de mensehen zouden veel te goed zién, dat u arm was. Maar we willen 't. u heelemaal terugbetalen. En gauw ook. Al weet ik eerlijk gezegd op 't oogenblik niet, hoe we 't klaar moeten spelen." Ze was heel ernstig, en daar zag ze naar uitmaar oom Siem vond 't blijkbaar erg grappig, wat ze ge zegd had; hij begon ten minste op een allergrappigste en allervroolijkste manier te spinnen en te tjilpen. Ze dronken samen een kop koffie na; en ze praatten en praatten, tot er niets meer op de wereld scheen te zijn, waar ze nog niét over gepraat hadden. JWet was 'n ochtend, tien dagen later. De familie Munster kwam beneden om te ontbijten. Loesje was brood aan 't smeren gedekt en thee gezet had ze al; en Melia zat op de post te wachten. Jo kwam als 'n kwajongen de trap afgehold je kon haar hoo- ren van haar kamer af tot beneden aan toe. Hoewel er heel weinig gebeurd was, of gebeurd scheen te zijn, die laatste tien dagen, hadden de dames toch alle vier het gevoel, dat hun heele leven veranderd was. Ten eerste hadden ze niet meer die geruste gedachte over het geld, dat hun te wachten stond. En ten tweede had nu zelfs mevrouw Munster zich tegen Nico en Evert gekeerd, want Nico en Evert waren den drem pel niet meer over geweest na dien avond, dat oom Siem was komen opdagen. „Moeder, zei Jo, „Melia en ik zijn eens aan 't praten geweest. Met oom Siem." „0!" zei mevrouw Munster kreunend. Ze kromp ineen, toen ze den naam hoorde. „Onze oogen dichtknijpen voor de waarheid helpt niemendal, moeder. En trouwens, oom Siem is een juweel! Hij luistert naar al wat we zeggen en hij geeft uitstekenden raad. Hij heeft ons buitengewoon geholpen. Is 't niet, Melia?" „Ja," zei Melia met overtuiging. „Op allerlei manieren." „Hij wéét zooveel!" riep Jo uit. Loesje straalde. „Hij heeft ons allemaal geholpen," zei ze zacht. Maar geen mensch nam notitie van haar. Ze was altijd nog zoo'n beetje de baby daar luisterde je niet naar. „En we hebben iets afgesproken," ging Jo voort. „Oom Siem is 't er heelemaal mee eens. We hebben besloten, dat er iets gebeuren moet met de zaak." „De zaak zei mevrouw Munster met een graf stem. „Aan de zaak is niets meer te redden." „Wij vinden nu juist van wél. Bepaald druk is 't er nietmaar we hebben oom Siem de cijfers laten zien, en hij zegt. Goed, als u liever niet hoort, wat oom Siem zegt, zal ik dat stuk overslaan. We vinden, dat de zaak op zichzelf goed is. Maar we moeten 't een en ander veranderen. Wijwillen met z'n tweeën ook wat meer te zeggen hebben. We kunnen wat, ziet u. Ik bedoel, we zijn geen kinderen meer. En Melia en ik denken er over, af en toe eens 'n paar heel nieuwe modellen aan te bieden. De dames willen niet langer in die ouderwetsehe jurken loopen. „Dat kost allemaal geld" riep mevrouw Munster, „En dat hebben we niet." „Dat krijgen we wel. Oom Siem. „Maar, kind!" „En bovendien' - Jo liet dat hachelijke punt maar los„bovendien denken we, dat we zeil kun nen ontwerpen. Waarom zouden Patou en die ande ren in Parijs de eenigen zijn. die ideeën kunnen heb ben Die hebben wij ook, vinden we. Gloednieuwe ideeën, geeneli"Ze hakkelde, bang om haar moeders gevoelens te kwetsen. „Dat weten we heel zeker. En oom Siem „Houden jullie nu in 's hémelsnaam je mond over oom Siem!" riep mevrouw Munster wanhopig. „Wat kan die er nu van weten? Trouwens, hij bezit geen cent. Da's 't beste bewijs, dat hij geen verstand van zaken heeft." „Volgens mij heeft hij dat wél!" zei Jo. „Ik wil niet beweren, dat hij een japon kan beoordeelen. Daar zal hij geen kijk op hebben. Maar ik vind wél, en Melia ook, dat 't een zakenman is. Trouwens, 't is onze eenige kans, moeder. Zegt u nu zelf." „En nu eens iets anders, moeder en meisjes," viel Melia haar in de rede. „Ik uk. Zij hield op met praten, want op dat moment belde de brieven besteller, en ze hoorden zijn zware stappen de stoep weer afgaan. Jo sprong op om de post uit de bus te halen: maar Melia was haar voor, en in de deur opening bleef ze staan, naar binnen kijkend, en haar gezicht was rooder dan anders. „Ik was nog niet uitgepraat. Ik wou jullie vertellen, dat ik met Jaap Kreeling ga trouwen." „Wat?" Mevrouw Munster viel achteruit in haar stoel. „Hoera!" riep Loesje en ze klapte in haar handen. „W e zijn 't gisteravond eens geworden. Zegt u er nu alstublieft niets over, moeder. Ik heb mijn besluit genomen. Jaap houdt van me, en ik houd van Jaap." Ze was nu zoo rood als een kraalmaar ze zag er inderdaad vastbesloten uit. „En oom Siem valt geweldig in Jaap. Hij vindt hem „Maar, Melia. begon mevrouw Munster, als door den bliksem geslagen. Melia was al weg. Ze kwam even later terug veel kalmer, nu ze haar schepen achter zich verbrand had met drie brieven. Eén van die brieven legde ze, glimlachend, onder haar bordje. Den tweeden gaf ze aan Jo. Den derden begon ze opeii te maken. „Is 't niet grappig?" zei Loesje, die nooit brieven kreeg, en nu dus opgetogen zat te denken aan al het geen ze pas te hooien had gekregen. „Ik bedoel eigenlijk: prachtig, dat we allemaal zoo veranderd zijn, sinds oom Siem er is. Wij en onze kennissen. Nu weten we ten minste hoe of wét! Vóór hij kwam, zaten we eeuwig met. Nico en Evert opgescheept, die ik nooit heb mogen lijden, en nu. Melia keek op van haar brief, blij met den tevreden, ja zelfs aanmoedigenden klank van Loesje's stern. Al had Melia nog zoo boud gesproken, ze kon best een beetje aanmoediging gebruiken. Ze greep er dank baar naar. „Waar had je 't, over?" vroeg ze. „Nou, ik heb een paar minuten geleden hoera ge roepen," zei Loesje lachend, en ze knikte bijwijze van felicitatie. „En toen zat ik te denken, hoe 't allemaal zoo gekomen is. Ik vind 't vreemd, maar leuk. Want Nico en Evert schijnen ons lang niet zoo aardig meer te vinden, sinds ze oom Siem gezien hebben, zie je, maar onze échte vrienden. „Ze hebben ons nooit aardig gevonden," zei Melia vierkant. ist je dat niet, kleintje? Ze vonden oom Siem aardig. in theorie. Maar in de practijk kun nen ze hem niet uitstaan. Moet je dien brief eens hooien. Hij is van Nico. Van dienzelfden Nico, die.... enfin, dat doet er ook niet toe. „Beste Melia," schrijft hij, „tot mijn spijt zal ik geen tijd kunnen vinden, om naar de soirée van de tennisclub te gaan. Ik had er niet aan gedacht, dat ik een belangrijker afspraak had zaken. Ik twijfel er niet aan, of je zult 't me vergeven. Met hartelijken groet, Nico." „Met hartelijken groet hoor je? Veertien dagen geleden had hij een bladzijdje vol aardigheidjes en lievigheidjes geschreven. Hij twijfelt er niet aan of ik zal 't hem vergeven hij bedoelt: als ik 't niét vergeef, is 't ook goed." „Halve gek!" riep .To, aan 't einde van haar brief. „Weet je wat Evert schrijft? Tot zijn spijt is er familie overgekomen en nu moet hij daérmee uit, dus kan hij niet naar de fuif; enzoovoort, énzoovoort." „O, oom Siem!" lachte Loesje.-„Wat heb je een massa, op je geweten!" Alle drie de meisjes lachten. Ze waren in haar schik. Mevrouw Munster was de eenige, die niet lachte. Alle verwachtingen, die zij had opgebouwd, zag ze ineen storten. Met haar zaak was 't misgeloopen ze had redding verhoopt van de echtgenooten, die ze haar oudsten dochters had toegedacht, en daar kwam nu niets van terecht.. Melia was verloofd met. Kreeling beste, jongen, maar geen roode cent dat zou nooit gebeurd zijn, als oom Siem niet was komen stoken; en Jo. de eene narigheid op de andere; ze moest er niet aan denken. Mevrouw Munster stond op van tafel, met een gezicht, strak van teleurstelling. Melia verloofd. die klap was hard aangekomen. Nu zag ze nergens hoop meer. JJTet. was de avond van dienzelfden dag, en de familie Munster was klaar met eten. Ze waren allen naar 't salon gegaan, waar Loesje nu op haar knieën voor den haard zat, om zorgvuldig de ascli weg te roosteren en te poken en de vlammen tot nieuw leven te dwingen. Jo zat verdiept in een num mer van een groot modeblad, waar de modellen van den dag in afgebeeld stonden, herhaaldelijk hetzelfde in hoofdzaak, steeds iets anders in bijzonderheden. Melia hield zich of ze een boek las, maar in werkelijk heid zat ze te luisteren, of ze Jaap al hoorde komen. Aan het bureautje in den hoek zat mevrouw Munster haar administratie te verzorgen: ze liep een stapeltje kwitanties door en vergeleek de bedragen met de getallen op een lijst, die ze voor zich had. Als Loesje haar kachel weer op gloed had, moest ze aanstonds naar de keuken, om het taaiste werk van den dag te beginnen: afwasschen en opbergen en klaarzetten voor den volgenden dag. Oom Siem had zich aan gewend, haar bij dien saaien arbeid te helpenen nu wachtte ze op hem, met een ietsje van de gretigheid, waarmee Melia op Jaap wachtte. 't Was stil in huis. Opeens schrokken zij allen door het geluid van snelle voetstappen buiten en een enkelen ruk aan de bel. Loesje stond op van den vloei en keek naar Melia. Dat was oom Siem niet, begreep ze; dus moest het Jaap zijn,- en de taak, gevolg te geven aan dat gebiedende belletje, kwam op Melia neer. Het was dus Melia, die zich de kamer uitrepte. De anderen luisterden. Zij hoorden een kort gemom-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 14