De Noormannen in ons land
EEN TIJD VAN PLUNDERING EN ONDERDRUKKING
IONS LAND
i EN ZIJN i
i HISTORIE
sticht het Russische rijk
met Kiew tot hoofdstad
Ze plunderen de kusten van
de Zwarte Zee en be
legeren een paar malen
Konstantinopel. De Byzan-
tijnsche keizers nemen hen
later in hun lijfwacht op
deze „bijldragende barba
ren", zooals de Grieken
zeiden, moesten waken over
den persoon van den keizer.
En nu de laatste groep,
de Denen, afkomstig uit
het onvruchtbare Jutland
en uit de omgeving van
Oslo. Zij kozen W.-Europa
als hun exploitatie- en
vestigingsgebied. Deze Vi
kings de naam is afge
leid van het woordje vik,
dat baai beteekent waren
in de meest gunstige om
standigheden om met goed
gevolg hun tochten te be
ginnen. Met het Frankische
rijk stonden ze in druk
handelsverkeer. De Deen-
sche koopman kende de
moeilijke vaart langs de
kust en over 't meer Flevo,
nu meest Alinere genoemd,
naar de rijke koopstad
Dorestad; hij was een goede
gids voor de benden van
zijn volksgenooten.
Invallen der Denen
Van de woede der Noormannen, oerlos ons, Heer. Zoo baden in het grijze oer/eden onze oooroaderen, toen
onze gezegende landouwen werden gebrandschat door woeste roooerbenden uit het noorden. Geweldige oiiren
werden op het strand aangestoken om de menschen ie waarschuwen, dat de beruchte plunderaars in aantocht
waren. Men vluchtte het binnenland in en als tegen den aoond de uitgeputte menigte een oogenblik uitrustte,
zagen zij in de oerte de roode olammen lekken uit hun huizen en boerderijen. In machtelooze woede balden
de mannen de puisten, de kinderen schreiden, orouwen zegden zachtjes gebeden.
W aar kwamen tfeze Noormannen vandaan en wat
dreef hen de zee op om haar kusten af teschuimen?
jM ■W oorwegen en Zweden, landen
Z J& van stille, droomerige meren.
X van donkere dennenwouden,
m bruisende rivieren en sehui-
Mj' W mende watervallen. Volgens
de oude Skandinaviërs, nauw
verbonden met moeder aarde, was dat natuurschoon
bezield, het was heilig. Er leefden geheimzinnige
wezens in bosschen en rivieren, het volk sprak met
eerbiedigen huiver van de Skögsraet en de Sjöraet.
De granieten bergen reikten tot in de wolken, het
gebied, waar de god Thor met zijn zwaaienden hamer
heerschte; boven de wolken troonde de machtige
Odin. Een romantisch
land, rijk aan sagen en
legenden, maar.
zeer onvruchtbaar. De
verweeringsaarde ligt
in een dunne laag op
de rotsen, soms zijn
deze geheel en al kaal.
Een enkel stukje is
door moeder natuur wat beter bedeeld. Landbouw en
veeteelt, met hoeveel ijver ook beoefend, gaven schrale
opbrengsten. Maar de zee bespoelt de kusten van
Skandinavië, de vruchtbare zee. De fjorden zijn
prachthaven8 en zoo zien wij de Skandinaviërs al
vroeg uittrekken ter visclivangst; er wordt op deze
manier een zeevarend volk gekweekt. In den loop der
jaren nam de bevolking van Skandinavië toe, het
probleem der overbevolking ontstaat. De oplossing
wordt gevonden in het vertrekken van een deel der
bewoners. Jonge, energieke mannen, vol levenslust
en levensdurf, tuk op avonturen, begeerig naar buit,
maar ook met het vaste plan om zich elders een be
staan te veroveren, verlaten zoo omstreeks het jaar
800 in ranke scheepjes den karigen vaderlandschen
bodem.
De Noren richtten den steven naar Engeland en
Schotland, over de Faröer bereiken ze IJsland en
Groenland en, omstreeks het jaar 1000, misschien
nog wat vroeger, maar in allen gevalle een kleine
500 jaar vóór Columbus, belandden ze op de oostkust
van N.-Amerika, het tegenwoordige Labrador. Een
Duitsch avonturier, die de Noren op hun tocht ver
gezelde, trof er een voortbrengsel
van zijn land, de druif, aan. Naar
deze edele vrucht werd de streek
Vinland, d.i. Wijnland genoemd.
Blijvende nederzettingen hebben
de Noren in Amerika niet gesticht.
De bekende Fritjof Nansen be
schouwt het heele Vinlandverhaal
als een legende, andere geleerden
daarentegen twijfelen niet aan de
echtheid van deze ontdekkingsreis.
De Zweden trokken 'n anderen
kant uit. Zij dringen' Oost-Europa
binnen. Een van hun aanvoerders,
Rurik, sticht aan het Ilmenmeer
een rijk; een ander trekt langs de
rivier den Dnjepr naar 't zuiden en
Een zeekasteel, zooals het door de
Noormannen aan de rotsachtige
kusten werd gebouwd.
In 810 verschijnen de
eerste drakenschepen op
de kusten van Friesland,
Walcheren en Vlaanderen.
Dan begint voor West-
Europa, dus ook voor ons
land, de „ijzeren eeuw",
d.W.z. de tijd. waarin het
zwaard en de lans de
hoofdrol spelen. Zoo'n tijd
is niet gunstig voor den
vreedzamen landbouwer en
den ijverigen koopman.
Die vragen een goed be
stuur, met orde en rust,
Karei de Groote had hier
voor gezorgd. Onder zijn
regéering was de welvaart
in ons land sterk toegenomen. De boeren konden zon
der vrees hun koren zaaien; ze behoefden niet bang te
zijn. dat in den zomer, als de rijpe halmen in den
wind wiegden, hun oogst door legerbenden werd ver
trapt en vertreden. De Nederlandsche koopman kon
het heele Frankische rijk als zijn handelsgebied be
schouwen. Hij trok naar de groote marktplaats St.
Denis, hij voer den Rijn op naar den vruchtbaren
Elzas, ja, hij stak zelfs over naar Engeland en naar
Zweden. Geen roovers persten hem zijn waren af,
geen ongeoorloofde tollen versperden hem den weg,
en in het buitenland verleende de naam van den groo-
ten Karei alleen hem reeds bescherming. Zoo was de
toestand van ons land in het begin der negende eeuw.
In het jaar 810 verschijnen de eerste drakenschepen der Noormannen aan onze kusten. Het wordt een slechte tijdplunderingen zijn
aan de orde van den dag. Bovenstaande gravure geeft een tafereel weer van een dergelijke landing.