- A N-v'll Spoedig begon de grooto achteruitgang. Wel leefde in 810 de grijze keizer nog en kwarrt hij in eigen persoon naar Gent om de kustverdediging te regelen. Hij gaf bevel 0111 een vloot te bouwen, een wachtdienst langs de kust werd ingesteld. Maar toen Karei in 814 stierf, was men zelfs met het eerste begin nog niet gereed, 't Land lag weerloos tegen de aanvallen der piratende ojivolgers van Karei den Grooten had den het te druk met hun eigen zaken. Ze lieten hun verdediging over aan de graven, de hoofden van de gouwen, een soort provincies, waarin ons land ver deeld was. Verschillende graven hebben hun best gedaan om den tegenstand tegen de roovers te organi- seeren. Maar met hun troepje ongeoefende boeren konden ze weinig uitvoeren tegen de goedbewapende aanvallers. En toen later zelfs Denen als graven in ons land werden aangesteld, was het hek van den dam. Friesland, betrekkelijk dicht bij Denemarken gele gen, heeft het eerst het gelag in den vorm van een zware schatting moeten betalen. De opvolgers van Karei den Grooten en de Noormannen We hebben al gehoord, dat door de hoogste over heid bitter weinig gedaan werd om ons land tegen den onbarmliartigen vijand te verdedigen. Lodewijk de Vrome, de zoon en opvolger van Karei den Grooten, kwam in 837 naar Nijmegen om de bevolking mili tair te organiseeren. In 838 verscheen hij nog een keer om daarna al zijn aandacht te wijden aan erfeniskwesties. Zijn opvolgers maakten het nog een haartje erger. Keizer Lotharius gaf aan een paar Deensche vorsten 't eiland Walcheren enDorestadmet omgeving. Zij zouden ons land tegen nieuwe aanval len van hun landgenooten verdedigenEn wat gebeur de? Genoemde streken werden een soort doorgangs huis, waar rooverbenden na landing een veilig ver blijf vonden en aanwijzing kregen, waar buit te halen was. De Deensche graven werden bazen van een dieven- lierberg. Aan de Denenheerschappij op Walcheren herinneren de bekende vliedbergen of killen. Tot voor kort meende men, dat deze kleine heuveltjes in het verleden vluchtbergen waren, waarop de bewoners De Noormannen komen I Dag en nacht wordt op de muren wacht gehouden. rivier, waarlangs eenig verkeer plaats had, bleef onbevaren. Het beroemde Valkhof, een paleis van Karei den Grooten, werd in brand gestoken, de dom van Aken werd als paardenstal gebruikt; van de stad Utrecht zegt een oude kroniekschrijver: „Er bleef zelfs geen hond over om te blaffen." De bisschop zich bij hooge wa tervloeden met hun vee in veiligheid brachten. Maarvoor dat doel zijn ze veel te klein. Recente onderzoekingen hebben uitgewezen, dat deze heuvels het fundament heb ben gevormd van een klein kasteel, nl. een toren, be schermd door palis saden en eengracht. Daar voelden de Noormannen zich veilig te midden van een vijandige bevolking. De oude Friesche rechtsboeken noe men dezee de groot ste vijandin; haar golven breken de dijken door en dra gen de vikingsche pen naar het land. M3n moet den dijk niet alleen verdedigen met de spade, maar ook met lans, zwaard en schild. De wetten moeten voorzien in gevallen, dat het kind van een weduwe over zee wordt meegevoerd, dat een man terugkeert uit gevangenschap bij de Noormannen of dat hij met hen gemeene zaak maakt en huizen verbrandt, man nen doodt en vrouwen mishandelt. In 834 arriveert een groote Deense vloot in Fries land, om vandaar langs den gebruikelijken weg over Utrecht naar Dorestad (Wijk bij Duurstede) te varen. Vreeselijk wordt er in de groote koopstad huisgehouden. En het blijft niet bij dien eenen tocht, meer dan zevenmaal komen de Denen terug, juist als de vlieg, die van. den'heerlijken strooppot maar niet genoeg kan krijgen. Maar dan is het ook afgeloopen met de bloeiende handels stad. Haar naam verdwijnt zelfs. Hoe is het mogelijk, zoo vraagt men zich af, dat Dorestad talrijke malen vernietigd is geworden en een korten tijd na de ramp weer in vollen bloei ver keert? De oplossing van dit raadsel is eenvoudig. Dore stad was geen stad in de gewone beteekenis van het woord, maar een vrij dicht bevolkt district. Bij de nadering van de Denen trokken de kooplieden ver der de rivier op, zooveel mogelijk hun koopwaren en hun geld medenemende. De Denen maakten zich nu meester van al het achter geblevene, staken wat hou ten huizen in brand en verlieten de streek. De kooplieden keerden weer terug, de schade aan de huizen was spoedig hersteld en de handel volgde weer zijn oude banen. Maar zoo veel plunderingen waren zelfs den meest taaien koop man te erg. In de negende eeuw vestigt hij zich in de steden langs den Rijn, in Mainz en Keulen. Bij zijn handel op Engeland ver meed hij in het vervolg Dorestad en koos zijn weg over de Waal. Maar Dorestad alleen was niet het doel van de tochten der Denen. Geen Needs tijdens het leven van Karel den Grooten vertoonden de Noormannen zich aan de kusten. De groote keizer slaat de nadering der draken- schepen gade. De beroemde domkerk te Aken. die tijdens het verblijf der Noormannen als paardenstal werd gebruikt. Andere bouwwerken uit dien tijd, zooals het Valkhof te Nij megen, werden door de woeste rooverbenden verbrand. van Utrecht moest vluchten en vestigde zich eerst te Odiliënberg bij Roermond, daarna werd de bisschops zetel verplaatst naar Deventer, dat, omringd door grachten en palissaden, betrekkelijk veilig lag. Bekend is de marteldood van Jeroen, een pastoor in de om geving van Noordwijk. Hij werd in 856 gedood, omdat hij Jezus niet voor Wodan wilde verzaken. Een Noormannentocht in.... 1893 Eigenlijke zeeroovers waren de Denen niet. Voor bijgaande handelsschepen werden niet op zee opge wacht, maar men behaalde belangrijke voordeelen door de groote rivieren op te varen tot bij de centra van 't handelsverkeer. De Deensche schepen waren 20 m lang, aan iedere zijde was plaats voor 16 roeiers, terwijl bovendien nog zeilen bijgezet konden worden. De voorsteven was met houtsnijwerk in den vorm van drakenkoppen versierd. Een dek was niet aanwezig; als het weer erg slecht was, spande men een zeil over het schip of men maakte een dek van losse planken. In het jaar 1880 heeft men in Zweden bij het plaatsje Gokstadt uit een grafheuvel zoo'n vikingschip opgegraven. In 1893 heeft men dit Gokstadt-schip in dezelfde afmetingen nagebouwd en er een tocht mee naar Amerika ondernomen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 11