EEN ECHTGENOOT VOOR
HET
ONTBIJT
PERSONEN:
MIEKE JANSEN
KAATJE STOFFELS
LEENTJE VAN DEN
BAKKER
JACOBUS JANSEN
HANNES DE KNIP
THIJS HARMSEN,
Een blij sp el van het
platteland
door COR HERSTE N
10
et tooneel verbeeldt het binnenhuis van MIEKE JANSEN's boerderij, die in
een Geldersch dorp is gelegen, een slordig, vuil gedoe, dat door de alles
behalve ijverige MIEKE zelf onderhouden wordt, 't Is tijd voor het ontbijt,
r m VlIEKE komt rekkend en geeuwend het keukenvertrek binnen, 't Is zoo'n
V heerlijke zomermorgen, dat ze gauw de buitendeur opengooit, zonder zich
evenwel om het mooie uitzicht te bekommeren. Ze laat de deur openstaan
en loopt naar den haard. Halverwegen blijft ze staan, draait haar hoofd om en roept.
MIEKE: Koos! (Geen antwoord.) KobusH Geen
antwoord.) Jacobus!!! (Nog geen antwoord. Moppe
rend geeft zij het op. terwijl zij traag aan haar werk
gaat.) Wat 'n man! Als ie 's avonds drie glazen bier
drinkt, slaapt ie den heelen nacht als 'n os en nog
'n gat in den dag erbij. Heb je nou ooit zoo'n slaap
kop meegemaakt! Hij snorkt, of ie den donder wil
overtroeven. Koos!!! (Haar gepruttel gaat eens
klaps over in een hard geschreeuw, maar er komt nog
steeds geen antwoord. Zij propt wat papier in den haard,
legt er een paar stukken brandhout op en ten slotte een
schep kolendan strijkt ze een lucifer af, maakt vuur
en veegt haar handen af aan haar zijden. Zij neemt
den ketel van den ketting en kijkt erin. Er zit water in,
dus hangt zij hem boven het vuur. Terwijl ze zich met
weinig ambitie afvraagt, wat zij nu het eerst zal aan
pakken, verdonkert een kleine gestalte den ingang,
't Is KAATJE STOFFELS, een ernstig uitziend
vrouwtje, dat mank gaat. Zij loopt met een stok en
spreekt met hooge stem. A Is zij zich opwindt, wat dik-
wijls gebeurt, slaat die stem over. KAATJE STOFFELS
kijkt zeer voldaan de keuken rond, omdat zij daar
niemand opmerkt dan MIEKE.
MIEKE: (Zich omkeerend.) O, ben jij 't, Kaatje.
KAATJEOoeienmorgen, Mieke. Mag 'k binnen
komen?
MIEKE: Ja, natuurlijk. Kom d'r in, mensch.
Als ik nou toch gedacht had, zoo vroeg op den morgen
bezoek te krijgen
KAATJE: Ja, 't is vroeg, maar 't is ook zoo'n
lekker weertje en ik knap er echt van op, als ik er
dan eens even uitloop.
MIEKE: Als dat goed doet aan je stumperig
been, dan wordt 't een beste dag voor jou, Kaatje.
KAATJE: O, ik klaag niet, hoor! Zoolang ik me
zelf nog vóór zeven uur uit bed kan helpen, en zoo
lang ik, die in April vijfenzestig ben geworden,
nog vóór iemand anders hier kan zijn, zoolang zeg ik
maar: er loopen 'n heeleboel mensehen op twee
gezonde beenen rond, die
eer op het kerkhof zullen
liggen dan ik o zoo!
MIEKEWat bedoel
je met „hier zijn vóór
iemand anders"? Wat zou
den de menschen er aan
hebben om mij voor dag
en dauw op m'n dak te
komen vallen?
KAATJE: Och, om 'n
buurpraatje, hè?
MIEKEBuurpraatjes,
'vóór ik mijn eerste boter
ham door de keel heb? Ik
snap niet, wat ze voor het
krieken van den dag hier
te kletsen zouden hebben.
Mensch, 't is pas half zeven,
en ik zou vast niet zoo
vroeg uit de veeren zijn
gekomen, als Jacobus niet
had liggen snorken vanaf
dat ie onder de wol ge
kropen is. En ie snorkt
nóg. Wat ik ook probeer,
hij blijft maar aan één
stuk doorzagen.
KAATJE: Ligt Kobus
nóg in bed?
MIEKE: Krek voordat
jij binnenkwam, heb ik
nog zoo hard om hem loo
pen bulken, dat jij 't wel
achter in je keuken kon
hooren.
KAATJE: 't Is komiek.
Ik hoorde wel wat, maar
ik
MIEKE: Kaatje, schei
herbergier
JAN VERMEULEN
Kobus: „Goeienmorgen, dames!
nou uit met je geteem, en zeg me liever gauw,
waarom je mij zoo vroeg komt opzoeken.
KAATJEJacobus heeft je zeker niet
verteld, wat er gisteravond gebeurd is?
MIEKE: Dat was ook lieelemaal niet noo-
dig. Ik kon 't wel aan hem ruiken nog vóór
ie zijn neus binnen de deur had gestoken.
KAATJE: Och ja, we drinken allemaal
weleens 'n drupke, hè? Maar ik had gedacht,
Mieke, dat jij gisteren ook
wel van de partij zou zijn
geweest.
MIEKEMijn tante Sophie
kwam onverwachts een bord
pap mee-eten en ze bleef maar
hangen en ze is als de dood
van 'n glaasje. Daarom zei
Kobus maar, dat ie naar een
vergadering tot verbetering
van het geitenras of zooiets
moest, anders was ze nog
met ons meegegaan ook.
KAATJEVerbetering van
het gei ten ras? Nee maar, die
is goed! En dat in Het
zwemmende Zwaantje! Nou,
nou, die man van jou is
me 'n grappenmaker, hoor.
MIEKE: Wat is daar voor komieks aan?
KAATJE: O, o, die Kobus! Hij wou zeker eens
lieelemaal vrij zijn. Geen wonder, dat ie zoo vroolijk
was en ons allemaal 'n rondje gaf!
MIEKEWat zeg je me nou? Haf Kobus 'n rondje?
Waar kon ie dat van doen? Waar haalde hij 't geld
vandaan?
KAATJENou, eerst hadden we '11 vertering
gehad voor rekening van onze loterijclub en toen
trakteerde de een 11a den ander. Kobus had al
verschillende borrels op kosten van anderen gedron
ken en toen 't. zijn beurt
was om 'n rondje te geven,
toen had ie geen cent op
zak. En toen moest ie maar
zien, hoe ie er aankwam.
MIEKEHij, Kobus?
Die is nog niet in staat om
'n stuiver te verdienen als
ie nuchter is. En als ie
drinkt, dan is 't van mijn
geld.
KAATJEZul je nou
niet kwaad worden als ik
secuur vertel wat er feite
lijk gebeurd is?
MIEKE: Kwaad? Ik?
Ben je gek! Schiet nou
maar op vóór je buiten
adem bent. (Zij gaat door
met voor het ontbijt te zorgen,
terwijl Kaatje Stoffels haar
woord doet.)
KAATJENou, 't was
dan zoo. We zaten allemaal
aan 'n glaasje en Hendrik
van de Post en Klaas
Gommerts en Schele Jan
Vermeulen en Drina van
het Hoog, allemaal waren
we erg vroolijk en we had
den allemaal 'n rondje
gegeven. Allemaal, behalve
één. Dat was Kobus, jouw
man.
MIEKE: Ja, dat geloof
ik, direct.
KAATJEIk hoop maar,
dat je de rest van de
geschiedenis even grif ge
looft. „Leen me 'n rijks-
daalder," zegt Kobus tegen Hannes de
Knip. „Ik zou je danken," zegt Hannes;
„als ik jou 'n riks leen, zie ik 'm van
mijn levensdagen niet terug. Maar ik wil
je wél helpen. Noem maar iets van jou,
dat 'n rijksdaalder waard is, dan koop
ik 't van je." Ze waren allebei aardig
boven thee en Kobus presenteerde hem
de eenige koe, die je hebt. „Nee, nee,"
zegt Hannes, „die is me geen riks waard.
Die ligt haast op apegapen van de bron
chitis." Nou, Kobus ging maar door met
opbieden en hij kwam met jullie huis op
de proppen, maar Leentje van den Bak
ker riep: „Nee, nee, niet doen, daar staat
hypotheek op!"
1 MIEKE: Gelijk heeft ze. dat is zoo.
KAATJE: Toen werd Kobus woest;
hij hood uit jullie huis het een na het ander aan.
maar iederen keer kreeg hij te hooren: „Nee, nee, dat
is niet eerlijk. Dat is van Mieke. Je mag alleen
komen aandragen met iets, dat alleen van jou is."
't Leek wel, dat Kobus op de heele wereld niks
bezat, dat '11 rijksdaalder waard was.
MIEKE: Dat komt uit. Dat heeft ie ook niet.
KAATJE Natuurlijk werd ie mirakels uitgelachen
en we plaagden hem ermee, dat ie 'n vrouw had, die
alles alléén bezat, en toen schreeuwde hij opeens:
„Hannes, ik verkoop je Mieke, mijn wijf!"
MIEKE: Wét?!
KAATJE: Zoo waar als ik hier zit en ik mag er
twee manke beenen bij krijgen als ik 't lieg.
MIEKEAls ik niet wist, dat ie dronken was en
niet verantwoordelijk voor wat ie zei, dan vergaf
ik 't hem nooit, mijn leven niet!
KAATJE: D'r komt nog meer. Hannes de Knip
moet wel erg in de olie zijn geweest of heelemaal in
de war, om dót te kunnen zeggen
MIEKE: Wat? Wat heeft ie gezegd?
KAATJE: Hij zei: „Top, dat neem ik aan!"
MIEKE: Zeg 'ns, Kaatje, zit jij me hier nou te
vertellen, dat Kobus mii verkoopen wou aan dien
uitgedroogden ouwen vrek van '11 Hannes de Knip
en dat die duitendief daar „ja" op zei?
KAATJE: 't Is de waarachtige waarheid, Mieke,
en ik mag op slag veranderen in 'n schieren aardappel
als 't niet zoo is. Schande was 't, dat zeg ik, en dat
voor één rijksdaalder.
MIEKE: Hè? Je wilt toch niet zeggen, dat die
rijksdaalder betaald en uitgegeven is ook?
KAATJEWis en warempel. We hebben er met
z'n allen 'n rondje voor gehad.
MIEKE: Dus dat geld is weg Kobus heeft 't
niet meer?
KAATJEO nee. Die rijksdaalder ligt bij Thijs
Harmsen in de la. Met m'n eigen oogen heb ik 'm
er in zien vallen. 'tWas 'n echte, dat kon je hooren.
Het zwemmende Zwaantje was er goed mee.
MIEKE: 'n Echte? En dat van Hannes de Knip!
En jullie stonden daar allemaal met je kokkerd bij
en geen man, die 'n vinger uitstak om dat schandaal
te voorkomen?
KAATJE: Wat konden wij daar tegen doen?
Bovendien, wij waren de getuigen en 't was niet aan
ons, hè, om tusschenbeide te komen.
MIEKE: 't Is gewoon belachelijk en Kobus zal
er van lusten, dat beloof ik je. Hij heeft 't recht niet
om mij te verkoopen, voor wat dan ook. Ik ben niet
van hem. Hij is van mij.