11 .ik ben altijd dol op je geweest daalder terug en ik kik er met geen woord meer over. MIEKE: Ja, zeg, je moet mij om 'n rijksdaalder vragen! Zie 'm maar terug te krijgen van den man, aan wien je 'm gegeven hebt. HANNES. Kobns Jansen, geef me mijn rijksdaal der terug. KOBUS: Hoe kan ik dat nou! Ik heb er toch in jouw herberg voor getrakteerd, Thijs Harmsen, is 't waar of niet! HARMSENDat heb je absoluut. We zijn er alle maal bij geweest,. KAATJE: Ja, en zooiets vergeet je je heele leven niet. HANNES: 't Behoeft niet precies dezelfde rijks daalder te zijn. Tien kwartjes zijn me ook goed. KOBUS: Ik heb geen kwartjes. Waar zie je me wel voor aan! Voor 'n millionnair soms! HANNES: Zie 't geld dan te krijgen. KOBUS: Van wie! HANNES: Kun je 't niet leenen! Jij, Leentje van den Bakker, kun jij hem geen rijksdaalder voorschie ten! LEENTJE: Om jou te betalen! Dank je feeste lijk HANNES: En jij, Kaatje! KAATJE: 'n Knappe vent, die van mij geld te leen krijgt. HANNES: Thijs Harmsen. HARMSEN en VERMEULEN: Tegelijkvóór Hannes nog een iroord kan uitbrengen.) O, nee, Han nes! HANNES: (Tot Kobus.) Je kunt 't toch wel van je vrouw krijgen! KOBUS: Dat weet ik nog zoo net niet. HANNES: Probeer 't dan ten minste. MIEKE: Wel ja, dat moest je bij mij 'ns probee- ren. KOBUS: Zie je nou wel! HANNES: Dat is ook geen probeeren. Mieke Jansen, zou jij je man geen rijksdaalder willen leenen. om je af te koopen van een contract, dat we gemaakt hebben, toen we allebei dronken wa ren! MIEKEMaar hij is mijn man niet meer. Hij heeft me verkocht. HANNES: Doe nou niet zoo mal. Dat was maar een grap. MIEKE: O, nee, vast niet! Hij verkocht mij voor een rijksdaalder en hij kan jou je rijksdaalder niet teruggeven; dus gaat de koop door en jij zult er mij voor in ruil moeten nemen. HANNES: Jou nemen! Als vrouw!! Ik sprong KAATJE(Ernstig.) Ik ben bang, dat geen mensch jou voor Kobus een rijksdaalder zal geven. MIEKE: Nee, daar zal geen mensch toe komen, of ie dronken is of nuchter. Niet, dat ik 't ooit geprobeerd heb. Staat er niets van in de heilige boeken, dat je je vrouw niet mag verkoopen! KAATJE: Dat zou best kunnen, ja. (LEENTJE VAN DEN BAKKER komt hijgend in de deur staan. Zij is corpulent, grof en achten veertig jaar oud.) LEENTJE: (Hartelijk.) Wel, wel, hoe maakt't de koningin van Sheba vanmorgen! MIEKE(Met waardigheid.) Als je soms op weg bent naar den zandkuil om wat fijne bloem te halen voor je brood, laat je door ons dan niet ophouden, juffer Leentje! LEENTJE: (Komt binnen en maakt het zich gemakkelijk in een stoel.) Nou, nou, Mieke Jansen, 't gebeurt niet iederen dag, dat je 'n spiksplinter- nieuwen echtgenoot krijgt. Je zult me toch wel 't, plezier gunnen, dat ik je hartelijk feliciteer, hè! KAATJE: Zeg, Leentje, heb jij vanmorgen den bruidegom al gezien! LEENTJE: Nog niet, maar hij zal nu wel gauw hier zijn. MIEKEIs 't heele dorp soms op weg naar mijn huis om me lastig te vallen onder mijn werk! LEENTJE: Ze komen je gelukwenschen, mensch, en je feest meemaken. MIEKEAls je je maar niet verbeeldt, dat 't hier bruiloft is. LEENTJE: Niet! Dat vind ik nou niks aardig. Ik heb uit onze bakkerij nog wel zoo'n reuzenkom- kommer voor je meegebracht, als presentje voor de bruid! (Zij haalt van onder haar kleeren de kom kommer voor den dag.) MIEKE: Hou jij die verdroogde komkommer gerust zelf. (Zij gaat weer door met haar werk.) KAATJE: Geef 'm aan Kobus, voor troostprijs. LEENTJEDaar zeg je zooiets. Die arme Kobus! Hij is vijftig, hè! KAATJEHannes is pas vierenveertig. LEENTJEDus schieten er nog zes jaar over. Dan kan ze weer uitzien naar haar derden man. KAATJEZelf is ze zesenveertig. Over zes jaar is ze tweeënvijftig. LEENTJE: Dan doet ze 't vast. Dien rijksdaalder laat ze zich niet ontgaan, wat ik je brom. (Boven klinkt gestommel.) KAATJEOpgewonden.) 0, over 'n minuutje komt Kobus beneden. Er zwaait wat voor hem, let 'ns op! MIEKE Ben jij 't, Koos! Kom maar, manneke, wees niet bang. (JACOBUS JANSEN, een schrale vijf tiger, met schaapsoogen, gluurt voorzichtig naar bin nen.) Kom d'r in, zeg ik je. KAATJE en LEENTJE (Tegelijk.) Goeienmorgen, Kobus Jansen! KOBUS: Goeienmorgen, dames! MIEKE: Dat zijn geen dames, 't Zijn maar een paar ouwe kletskousen, die me komen vertellen, dat jij je gisteravond als 'n gek hebt aangesteld, en - wat nog erger is mij voor gek gezet hebt. Je hebt me verkocht, hè! Je verpatste me voor 'n rijksdaalder. En nog wel aan dat scharmin kel van 'n Hannes de Knip! KOBUS: Protesteer end.) Welnee, vrouwlief, daar is geen sprake van. Nee, luister nou toch. 't, Was maar 'n grapje, warempel. Je denkt toch zeker niet, dat ik. MIEKE: Zoo, was 't een grapje! Nou, laat me dan den rijksdaalder 'ns zien, dien je uitbetaald hebt gekregen. KAATJENou zit ie er lekker in. MIEKEVooruit dan, waar is ie! KOBUS: In Het zwemmende Zwaantje. MIEKE. Aha! Je hebt me dus toch verkocht!! KAATJE: (Tegen Leentje.) Zei ik niet, dat ie er leelijk in zou vliegen ("HANNES DE KNIP verschijnt in de deuropening, met achter hem THIJS HARMSEN, den kastelein, en JAN VERMEULEN.) KOBUS: We meenden er ommers niks van. Ik wed, dat Hannes de Knip alles van gisteren radicaal vergeten is. HANNES: (Tn de deur.) -Wel, wel, zou je dat denken KAATJE. O, christene zielen! (Alle vier in het vertrek draaien zich om op de booze, heesche stem van HANNES DE KNIP HANNES: Laat mij je dan vertellen, manneke dat ik heelemaal niet vergeten ben, dat jij me gister avond 'n rijksdaalder hebt afgezet! (Hannes komt verder de keuken in en de twee anderen volgen hem.) KOBUS: Ik héb je niet afgezet! HANNES: Ik heb mijn getuigen meegebracht. Hoe is 't, mannen, heb ik gisteravond Kobus Jansen een rijksdaalder in zijn bloote hand gegeven, ja of nee! HARMSEN en VERMEULEN: (Tegelijk.) Ja, zeker! KAATJEWe hebben er allemaal van gedronken. HANNES: En heb ik er wat voor teruggekregen! HARMSEN en VERMEULEN: (Tegelijk.) Nee! HANNES: 'n Aanbod heeft ie gedaan, dat was alles. En nog wel een, dat geen mensch met gezond verstand zou aannemen. MIEKE: Is dat werkelijk zoo! HANNES: Jij kunt je erbuiten houden, Mieke Jansen. Deze zaak gaat jou niks aan. MIEKE: O, dacht je dat! Alsof ik niet pas gehoord heb, dat ik ver kocht ben als 'n schaap, of 'n pond boter, of 'n droog kadetje uit den winkel van Leertje van den Bakker. HANNES: Verkocht! Je bent niet verkocht. Hij sleepte jou er alleen met de haren bij om mij 'n riks uit m'n zak te kloppen, en omdat ie niks anders be denken kon, dat ie zijn eigendom durfde noemen. Je haalt je toch zeker niet in je hoofd, dat ik me zoo'n rouwkoop zou laten aan smeren! Ja, zeg, ik zou me tot aan mijn sterfdag laten opknappen met 'n vrouw, die in de heele Betuwe en Maas en Waal er bij bekend staat als herrieschopster, helleveeg en sloddervos! KAATJE(In spanning. Nou jij, Mieke! Zeg jij hem nou 'ns goed, wat jij van hém denkt. MIEKEMaar ik ben dan toch in geen geval zoo'n malloot als jij. Hannes. Jij geeft een rijksdaalder, terwijl je niet van plan bent om op den koop in te gaan.- LEENTJEDat is waar! HANNES: Maar ik heb niks gehad voor mijn rijks daalder. Je hoeft niet te denken, dat ik dat zoo maar over mijn kant laat gaan. MIEKE: Had 'm dan gisteravond in je zak ge houden! 't Is nou te laat om hem terug te verlangen. HANNES: En ik zeg je, dat 't gewoonweg diefstal is. Mijn geld honden, hè, en er me niks voor teruggeven. VERMEULEN: Neem Mieke Jansen! Zij is ten slotte toch de koop, dien jij gedaan hebt. LEENTJE: Ja, precies. We zijn hier gekomen om een bruiloft te zien, hoor! HANNES: Tot Mieke.) Nou is er onderhand gekheid genoeg gemaakt. Geef me mijn rijks- Hannes: (Verbijsterd.) Wa-atf

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 11