12
nog liever van den hoogsten boom in de diepste
sloot!
MIEKE: (Zich tot de groep richtend.) Is 't niet
recht en billijk? Jullie bent er toch allemaal getuige
van geweest, dat hij mij gekocht heeft?
KAATJEJa, zoo was 't.
LEENTJE: Ja, zeker.
VERMEULEN: 't Klopt als 'n bus.
HARMSEN: Krek zoo! (Allemaal tegelijk en in
vroolijke opwinding over den onverwachten loop der
gebeurtenissen
MIEKE: Dat, is dus in orde. Als ik geen verzet
aanteeken, dan gaat de koop toch gewoon door, hè?
KAATJE: Ja, ja! Natuurlijk gaat ie door.
LEENTJE: 't Is zoo klaar als 'n klontje.
HARMSEN: Nou zit je leelijk vast, Hannes de
Knip!
HANNES: Geen kwestie van. Aan zoo'n idioterie
kan ze mij niet binden.
MIEKE: Ik zou niet weten waarom niet. Je
hebt 't toch zelf zoo voor elkaar gebracht!
HARMSEN: Maak je nou 'n lolletje, Mieke?
MIEKE: Waarom zou ik lolletjes maken? Kijk
Kobus maar eens goed aan. Zou niet iedere vrouw
in mijn geval tuk zijn om eens n keertje te ver
anderen, al was 't dan maar met Hannes de Knip?
LEENTJE: Daar zit iets in.
KAATJE: Nou zullen we 'n grap beleven!
HANNES: Ik geloof je niet. Je hebt me nooit
kunnen uitstaan. Altijd heb je me dwars gezeten en
op me gescholden.
('MIEKE maakt een plagerig en kwasi-verliefd
gebaar in zijn richting
MIEKE: Dat was maar schijn om niet te laten
blijken, hoe verkikkerd ik op je was. Maar ik ben
altijd dol op je geweest, lieve, lieve Hannes!
HANNES: (Met een kreet van angst.) Nee, nee
Laat me gaan! Laat me d'r uit!
VERMEULEN: (Houdt hem tegen.) Nee, man
neke, nee. Je hebt ons hierheen gebracht en nou
blijf je zelf ook. Zie maar, hoe je uit de penarie
komt. -
HARMSEN: Je moet niet vergeten, dat je zelf
dien koop gesloten hebt.
HANNES: Als ik ooit had kunnen gissen, dat zij
op die manier voor mij voelde, dan zou ik zelfs haai
naam niet genoemd hebben. Ik was nog liever het
dorp uitgegaan. Ik had de eerste boot de beste naar
Amerika genomen!
MIEKE: Och, je zult best
van me leeren houden, Hannes,
al lijkt 't nou nog niet ge
makkelijk.
HANNES: Gemakkelijk!....
Och, lieve hemel, help me toch
KAATJE: Ga door, Mieke!
Je was net zoo mooi op streek.
MIEKE: Daar zullen we nog
gelegenheid genoeg voor heb
ben, als niet iedereen om ons
Keen staat te loeren en te
gichelen, wat jij, Hannes?
HANNES: (Doet weer een
poging om te ontsnappen.) O,
alsjeblieft!
HARMSEN en VERMEU
LEN: (Tegelijk.) Nee, nee!
HANNES: Laten jullie me
nou zoo aan mijn lot over?
We zijn toch altijd goeie vrien
den geweest.
HARMSEN: Eens verkocht,
blijft verkocht!
VERMEULENPrecies, en
daar moet jij je nu maar in
schikken.
HANNES: Maar 't was geen
ernst. Dat weet je heel goed.
LEENTJE: Je hebt toch
een rijksdaalder voor d'r be
taald?
HANNES: Ik was niet nuch
ter. Dit is geen eerlijke zaak.
MIEKE: Niemand zal kun
nen zeggen, dat ik me aan jou
heb opgedrongen. Jarenlang heb
ik er in stilte naar zitten snak
ken, dat dit nog eens gebeuren
zou. En nou ben je dan einde
lijk mijn man, mijn dierbare
echtgenoot. O, wat zullen wc
nou 'n heerlijk leventje krijgen
KOBUS: En wat moet er nou met mij gebeuren?
KAATJE: Ja, wat moet Kobus nou doen?
MIEKEAl waar ie maar zin in heeft.
LEENTJE: Pas op! Het water kookt over!
MIEKE: (Rent, er naar toe.) Dat is voor mijn
ontbijt. Hannes, snij jij eens vlug brood voor me als
'n brave jongen.
HANNES: (Verbijsterd.) Wa-at,?!
MIEKE: Ik zei: snij brood!
KAATJE(Tot Leentje.) Is 't niet éénig?
MIEKEMan, sta daar toch niet zoo te lummelen
HANNES: Zeg 'ns, je kunt mij niet op die manier
commandeeren
MIEKE: O nee? Nou, dat zullen we dan wel 'ns
zien. Je bent nou mijn man uit eigen vrije keus. Snijd
onmiddellijk het brood of ik zal je met den ketel
zoo'n mep tegen je kop geven, dat je 'n tweeden keer
niet meer zult vergeten, te doen wat ik zeg. Vijf
minuten geleden, Hannes de Knip, heb je mij de
grootste herrieschopster, helleveeg en sloddervos
van heel Gelderland genoemd. O zoo! Ben je nou
van plan te doen, wat ik je gezegd heb?
HARMSEN: Ik zou 't maar doen als ik jou was,
Hannes.
LEENTJE: 't Is je heusch geraden.
HANNES: (Kleintjes.) Waar is het brood?
KAATJE: Daar, op de tafel. Menschen, inen-
schen, zóó'n dag heb ik in geen maanden beleefd!
(MIEKE zet den theepot op tafel en gaat op luuir
dooie gemak zitten.)
MIEKE: Ik wil mijn ontbijt hier hebben. De melk
en de suiker staan op het kastje.
(HANNES brengt het brood, en nu hij geen kans
meer ziet om te ontvluchten, zet hij ook de melk en
de suiker op tafel. De omstaanders kijken vroolijk en
belangstellend toe.)
KOBUS: Krijg ik vanmorgen niks te bikken?
CNiema nd neemt van hem eenige notitie en gedurende
het verdere verloop van het geval wordt zijn bestaan
volkomen vergeten.)
MIEKE: (Van haar troon.) Nou die reep spek.
De braadpan staat bij den haard. En 'n beetje
vlug!
HARMSEN: 't Is» toch aardig, hè, 'n vrijgezel
zóó bezig te zien.
LEENTJE: En dat alleen, omdat ie 'n glaasje
lust en te gauw is met zijn rijksdaalders.
VERMEULEN: Net zooals je zegt, Daar
Kobus: (Ontwakend.) Wat is er aan de hand:
steekt voor ons een plechtige waarschuwing in.
KAATJE: Moet je zien, hoe hij dat spek bakt.
Straks bakt ie zichzelf nog!
LEENTJE: Wacht maar. Ouwe vrijgezellen wor
den de beste echtgenooten.
HARMSEN: 't. Ruikt zoo lekker, dat je er honger
van krijgt.
VERMEULEN: Wat je gelijk hebt, Ik heb van
morgen ook nog niets gegeten.
KAATJEHier heb je van mij 'n boterham.
(Zij haalt een pak boterhammen voor den dag.)
VERMEULEN: Dank je wel, Kaatje.
HARMSEN: Heb jij boterhammen meegebracht?
KAATJE: Ja, ik had geen tijd om thuis eerst te
eten, want ik wou vroeg hier wezen om alles mee te
kunnen maken, snap je, en omdat 't wel eens 'n
lange dag zou kunnen worden, heb ik maar proviand
meegenomen. Oók eentje?
HARMSEN: Dat sla 'k niet af, Kaatje.
VERMEULEN: Waar jij toch al niet om denkt,
Kaatje!
LEENTJE: Neem van mij maar 'n paar schijfjes
komkommer. Ik heb hem meegebracht voor bruilofts
geschenk, maar het arme bruidje was zoo verlegen.
Er volgt een algemeen gelach en terwijl zij het ver
dere verloop van het proces meemaken, iwrorberen allen
een boterham.)
HARMSENIk zeg maar zoo: 't gaat schitterend!
LEENTJE: Zou ze hem ook nog de wasoh laten
doen?
VERMEULEN: Dat zou 'n mop zijn, als ze dat
deed!
MIEKE: Schiet eens een beetje op met dat spek.
Hannes!
(HANNES brengt het spek op tafel en keert zichdan
tot de groep.)
HANNES: Kijk nou toch 'ns aan! Dat gaat toch
te ver. Ik verkies niet langer zoo in de maling
genomen te worden.
HARMSEN: Dat doe je toch zeker jezelf aan!
HANNES: Mieke Jansen, ik zal met geen woord
meer van dien rijksdaalder reppen, als jij de zaken
verder Iaat zooals ze zijn en direct ophoudt met die
gekheid.
MIEKE: Gekheid? Wat voor gekheid, schatte
bout?
KAATJE: Hoor haar!
HANNES: Je weet wel wat ik bedoel. Ik wil ver
geten, dat ik een rijksdaalder te goed heb.
MIEKE0, dót! Dat was ik al lang vergeten. Wat
!>eteekent nou 'n rijksdaalder, hartelap, tussehen man
en vrouw?
HANNES: Je krijgt van mij een maat koren, als je
met dien onzin ophoudt.
MIEKE: 'n Maat koren? Terwijl jij mijn eigen
man bent?
HANNESJe weet drommels goed, dat je me nooit
voor man zou willen hebben.
MIEKE: Dat komt er minder op aan; ik ben nou
eenmaal aan jou verkocht en dus zullen we elkaar
moeten verdragen, zoo goed en zoo kwaad als
't gaat.
HANNES: Dit is al zoo beroerd als 't maar kan en
er zou ook nooit iets van terechtkomen.
MIEKE: Jij moet 'n beetje beter op je woorden
letten, manneke, (Dan vriendelijk.) Als je mij maar
eenmaal kent, zul je wel zien, dat ik nog lang zoo
kwaad niet ben.
HANNES: Vooruit dan. Ik maak er twee maten
koren van.
MIEKETwee maten koren? IIaha, dat is grappig!
HANNES: Wat is daar nou voor grappigs aan?
MIEKE: Je biedt mij twee maten koren aan,
terwijl alles wat je hebt van mij is, met jezelf
erbij
HANNES: Al wat ik heb? Ik heb jou gekocht,
maar jij mij niet. Al wat ik hebMorgen brengen!
MIEKE: Dat zul je wel eens zien.
HANNES: Vier maten koren! Als dat nou nog
niet royaal is!
MIEKE: Verknoei je tijd maar niet met dat
gesjacher. Poets maar liever de schoenen, die daar
staan.
HANNES: (Uitdagend.) Ik zou je danken!
VERMEULEN: Goed zoo!
HARMSEN: Bravo, Hannes, hou je taai!
MIEKE: (Staat dreigend op.) Wat zeg jij daar?!
HANNES: (Bijdraaiend.) Nou, voor dezen keer
dan, maar dan ook nooit meer, versta je, nooit meer.
LEENTJE: Je moet ook wat hooger bieden, Han
nes.
KAATJE: Welja. Wat is nou vier maten koren?