EDELEN EN RIDDERS VAN STEEKSPELEN. RIDDERSLAG EN TROUBADOURS ONS LAND! EN ZIJN HISTORIE! De woonplaats van den edelman was het kasteeleerst een eenvoudige versterking rondom een zwaren torenin later eeuwen vaak verbouwd tot een sierlijk woonhuis. Het slat te Vreeland omstreeks 1600naar een oude gravure. Thans naderen we de romantische middeleeuwen. Uw onderwijzer kon daar vroeger zoo boeiend van vertellen. U trad met hem de kasteelen binnen en beklom de hooge torens of daalde af in donkere, vunzige kerkerholen. Hij schilderde u een steekspel, maar ridders en graven, in zware harnassen gestoken en op vurige paarden gezeten, met elkander wedijverden in moed en behendigheid. Toen u wat ouder was geworden, kon u zich moeilijk voorstellen, dat onze lage landen met hun in doorsnee nuchtere bevolking een bloeiend ridderleven hebben gekend. De riddertijd is romantisch, maar toch vertoonen de Nederlandsche edelen vaak zeer prozaïsche trekken. Naast tournooi- roem en minnedienst houden ze zich bezig met land weer een zeer merkwaardig karakter, be- zit de Nederlandsche adel een eigen stempel. 3n een deel der middeleeuwen, een stuk, dat w< met ronde jaartallen plaatsen tusschen Ï0"0 en 1500, speelt de adel een voorname rol. Wat zijn toch eigenlijk die edelen voor een soort menschen, hoe komen ze aan hun hooge plaats in de maatschappij, hoe heb ben ze hun voorrechten verworven? Tien oud rijmpje luidt: Toen Adam spitte en Eva spon, Was er geen edelman onder de zon. Aan de waarheid van dit gezegde zal wel niemand willen tornen. Maarhet, is eveneens een feit, dat na deze paradijse lijke toestanden overal op de wereld, waar menschen bij elkaar woonden, verschil in stand merkbaar werd. Zoo vinden we bij de oude Germanen om ons tot Nederland te be perken menschen, leden van een stam, die zich beroemen op een hooge afkomst. Ze waren meestal ook meer met aardsche goederen gezegend dan de anderen. Op dit laatste moet u vooral letten. Verschil in bezit gaf aanleiding tot het ontstaan van verschil veenontginning en inpoldering. Ook in dit opzicht vertoont ons in stand. Tegenwoordig kennen wij dat verschil ook nog. Maar er is een groot onderscheid met vroeger. Wie nu beschikt over ruime middelen, kan wat meer genieten van het vette dezer aarde dan zijn minder bedeelde broeders. Hier mee zijn z'n voorrechten grootendeels uitgeput. Bij de oude Germanen was dat anders. Behalve dat een edelman rijker was dan een gewone vrije, had hij nog speciale rechten, die alleen aan zijn standgenoo- ten en aan niemand anders werden toegekend. Deze Gerinaansche adel is in ons land zoo om streeks het jaar 1000, misschien nog wat later, uitgestorven. Ondertus- schen hadden we 'n nieuwen adel gekregen, dien men naar de wijze van zijn ont staan dienstadel noemt. Oorspronkelijk waren deze I)e ridderslag, een belang rijk oogenblik in bet leven van den edelman. edellieden onvrije dienst mannen van den vorst. Zij werden door hem gebruikt hij koos ze uit de pienterste mannetjes om een deel van zijn groote bezittingen te besturen. Zoo kregen zij een plaats boven de andere onvrijen. Van hun positie wisten ze een goed gebruik te ma ken, ze werden langzamer hand bezitters van uit gestrekte landgoederen, ze werden vrije mannen, ze droegen een bepaalde kleedij, trokken zich terug op hun kasteelen en. de nieuwe adel was er. 't Is wel de moeite waard om even op te merken, dat bij na al onze nu nog levende adellijke geslachten afstam men van deze oorspron kelijk onvrije dienstman nen. In het begin vormde deze adel een stand van gelijk- berechtigden. Maar verschil in bezit, in plichten en rechten deed ook onder hen weer verschillende gra den ontstaan. Boven op de ladder stonden de hertog, de markgraaf en de graaf, een baron stond weer een paar treetjes lager. Zoo was de heele adel in rangen ingedeeld. Nu begrijpt u ook, waarom in ons land de tijd van 1000-1500 de Graventijd wordt genoemd. Genoemde heeren spelen dan hier de eerste viool. Ze waren eerst, afzetbare dienaren van den keizer geweest. Denk maar aan de gouwgraven tijdens Karei den Grooten. Zijn zwakkere opvolgers wisten de teugels niet stevig genoeg aan te trek ken, tijdens de invallen dei- Noormannen doen zij niets, de graven alles wat in hun vermogen is, om de weerlooze bevolking tegen de roofzuchtige piraten t.e beschermen. Het einde is, dat omstreeks het jaar 1000 de graven in naam nog onder den keizer staan, in werkelijkheid zijn het onafhankelijke heeren geworden. Wilt u een sterk staaltje? Dirk III, graaf van Holland, maakte zich meester van een moerassige streek langs de tegenwoordige

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 14