VINTER IN I EN HOVEN 7 (Arcktoffoto) zoodat het geldstuk daar op kon vallen; daarna gooide ze het op en beiden keken nieuwsgierig, welke kant boven kwam. ,.Daar zit ik in," zei Lisa kalm. Het was kop. Ruth slaakte een zucht van verlichting en leunde op haar gemak achterover. „Pech, liefje," zei ze met diepe stem en deelnemend, doch onoprecht. „Maar het is zoo werkelijk veel beter. Stevan is zoo ver schrikkelijk jaloersch." Lisa keek haar met een zuur gezicht aan en fronste haar wenkbrauwen. Zij vroeg zich reeds af, hoe ze dit zaakje zou kunnen opknappen zonder m conflict met Albert te komen. Robert kwam beneden voor het ontbijt op den gewonen tijd en Lisa trad even later binnen, vroeger dan gewoonlijk. Er volgden een paar beleefdheids- phrases en Robert verdiepte zich in de krant. Hii voelde zich dien morgen niet plezierig. Er waren nu zoowat drie weken om en hij kwam maar niets verder. Eigenlijk kon hij niet doorgaan met misbruik te maken van lady Seymour's gastvrijheid, maar hij kon er ook niet toe komen, de zaak op te geven en zoo zijn nederlaag te bekennen. Toen hoorde liij ineen» Lisa's stem. „Robert!" „Ja, Lisa!" „Als je vanmorgen niets te doen hebt, Robert, zou ik graag willen, dat je me hielp." „Maar natuurlijk, met genoegen. Wat is er?" „Ik heb besloten, afstand van Pamela te doen. Ik wil haar naar den dierentuin brengen. Jij bent de eenige, die verder nog met Pamela op kan schieten en ik zou willen, dat je me hielp, als je dat kunt." „Zeker kan ik dat, Lisa. Het spijt me, dat het moet gebeuren. Maar ik geloof, dat je gelijk hebt. Pamela wordt werkelijk te groot voor huisdier." „Ik vind het erg lief van je," eindigde Lisa. „Laten we meteen na het ontbijt gaan. Ik wil, dat het gauw voorbij is." Robert keek haar aan. Arm kind, dacht hij, zij is werkelijk onder den indruk. En zij is een scliatje! Ik houd van haar! Maar toen kwam Ruth binnen en nu wist hij weer niet, waar hij aan toe was. Hij zou met elk van haar gelukkig kunnen zijn, op voorwaarde, dat de ander er niet, was. Ruth schepte zich flink wat kedgeree op en ging zitten met de klacht, dat deze niet half zoo lekker was als Lisa's kedgeree. Lisa schonk geen aandacht aan die opmerking, maar kondigde aan, dat zij voor altijd van Pamela ging scheiden. Ruth liet onmiddellijk haar kedgeree in den steek en kwam om de tafel heenloopen om haar te troosten. „Arme, arme Lisa," zei ze schor, een echte tooneel- scène opvoerend. Daarna ging ze weer voor haar ked geree zitten. „Wat neem je nu?" vroeg ze nogal harteloos. „Ik neem niets meer," zei Lisa. „Zij gaan altijd dood of ze worden te groot. En dat doet me dan zoo'n verdriet." „Waarom neem je geen papegaai?" stelde Ruth genoeglijk voor. „Die leven zoo lang, dat jij misschien eerst dood gaat." Robert keek de een na de ander aan, geheel in de war door deze snelle wisseling van diep medegevoel tot volkomen ongevoeligheid. Hij begreep haar gesprekken nooit. Het was alsof men een mug in het donker moest vangen. Lisa's auto was dien ochtend defect en daarom gingen ze met een taxi. Zij hadden moeilijkheden met den chauffeur, toen deze Pamela ontdekte, die Lisa als een bont om haar schouders gelegd had. „Hé, wat is dat?" vroeg hij. Lisa zei, dat het een Afrikaansche python was en legde hem uit in welk opzicht hij van andere soorten verschilde. Maar daar stelde de chauf feur niet veel belang in: hij zei hun kortaf, dat hij dat beest niet mee kon nemen. „Waarom niet?" vroeg Robert en de chauffeur mompelde: „Voorschrift." Hij trachtte weg te rijden en zoodoende te ontsnap pen, maar Robert stond er op, de voorschriften te lezen, die in de taxi waren aangeplakt. Slangen werden er heeleinaal niet in genoemd en de chauffeur keek toen twijfelmoedig voor zich uit en krabde zich op zijn hoofd. Intusschen stapte Lisa met Pamela in en de eerste beval den man, kalmpjes naar den dierentuin te rijden. De chauffeur mompelde iets in den geest van „Waarom niet naar een gekkenhuis?", maar ging toch op zijh plaats zitten, doch voegde er nog bij, dat hij Pamela als een extra-passagier be schouwde en zijn tarief daarnaar zou berekenen. kedgeree is een Indisch gerecht van rijst, erwten, uien, eieren, boter, enz. In den dierentuin had men er reeds in toegestemd. Pamela als geschenk te aan vaarden en in dit opzicht ging dus alles op rolletjes. Zij werden meteen naar het Reptielenhuis gebracht en voorgesteld aan een oppasser met grijs haar, die er uitzag als de 'vader' van een groot en gelukkig gezin. Lisa wilde zich goed houden, maar de tranen sprongen in haar oogen, toen Pamela langzaam van haar schouders werd gehaald en in haar nieuwe woning werd neergelegd. „Kom, kom, dame!" De oppasser klopte haar vriendelijk op haar schouder. „Trek het u niet zoo aan. We zullen goed op haar passen. We zullen er wel voor zorgen, dat ze geen heimwee krijgt." Lisa gaf snikkend nog enkele nauw keurige inlichtingen omtrent de lekker nijen waar Pamela zoo van hield en waar ze het liefst gestreeld werd en met een laatsten wanhopigen blik op den volkomen bewegingloozen python, haastte ze zich naar de deur. Robert haalde haar met eenige moeite in en trachtte haar te troosten door haar mee te nemen naar de pinguins. Lisa trachtte opnieuw flink te zijn, maar ze voelde zich blijkbaar zeer ongelukkig en plotseling kreeg hij een lumineus idee en bracht haar naar de panda. De panda, met haar lustelooze, zwarte oogen, was als gewoonlijk verschrikkelijk slaperig en verveelde zich gruwelijk. Ze lag met haar grooten dikken kop in haar zwarte armen en toen dé oppasser haar in beweging trachtte te krijgen door haar even te kietelen, rolde zij alleen maar op haar anderen kant en bleef in de zelfde luie houding naar het tegen overliggende schotje van haar houten hok staren. Lisa was haar verdriet heelemaal kwijt zoodra ze dit zag. „Wat een engeltje," riep ze uit. „Waarom heb je me niet gezegd, dat hij zoo vreeselijk heerlijk was?" „Daartoe heb je me niet veel gelegenheid gegeven," zei Robert met een droevigen glimlach. „Bovendien moet je toch geweten hebben hoe hij er uitzag. Bijna eiken dag stond er een plaatje van hem in de krant." „Ik heb nooit beseft, dat hij zoo lief was. Het is het schattigste beestje, dat ik ooit gezien heb." Robert had vriendschap met den oppasser geslo ten, toen hij de panda den laatsten keer was komen zien en hij haalde hem over, Lisa toe te staan het hok binnen te gaan en het dier te liefkoozen. Zij was ge lukkig als een kind met haar nieuwe pop en hij dacht, dat Pamela al heelemaal vergeten was. Maar toen zij weer buiten kwamen, zag hij tot zijn grooten schrik, dat haar oogen weer vol tranen stonden. En Robert was altijd onder den indruk van tranen. „Lisa, lieveling!" pleitte hij. Dat lieveling kwam er uit voor hij het wist. „Pamela heeft het hier vast erg plezierig, dat kan ik je verzekeren. Zij zijn hier altijd goed voor d.e beesten." „Ikik dacht niet over Pamela," snikte Lisa. „Ik dacht over jouw panda. Die is gestorven en de ge dachte daaraan kan ik niet verdragen." Robert nam haar arm en geleidde haar met zaehten drang naar den uitgang. „Hij heeft niet geleden, Lisa," zei hij ernstig. „Ik verzeker je, dat hij niet geleden heeft. Schrei alsje blieft niet meer. Je tranen zijn zoo vreeselijk nat." ZEVENTIENDE HOOFDSTUK De volgende dagen vond Albert, dat Lisa erg ver anderd was. Zij was lang niet meer zoo opgewekt en vroolijk en spontaan. Hij was nooit zoo dom geweest, Lisa naar de gewone maatstaven te beoordeelen en hij wist, dat, hoe ongeloofelijk het ook mocht schijnen, de scheiding van dien walglijken python de oorzaak kon zijn van haar neerslachtige stemming. Maar liij was er niet heelemaal zeker van. Ilij hoopte, dat dit de reden was en niet iets ernstigers. Robert vond ook, dat ze veranderd was, maar dan op een heel verschillende wijze. Ten opzichte van hem voelde hij toenadering in plaats van dat ze zich terug trok. Hij begon zich al af te vragen of de toekomst niet onverwachte moeilijkheden voor hem verborgen hield. Lisa had hem plotseling ontdekt. Op denzelfden avond van het bezoek aan den dierentuin had ze hem

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1940 | | pagina 20