„Maar wat wilt u daar in een
vreemde stad, boe wilt u geld
verdienen? U kent toch geen woord
Nederlandsch?"
„Dan ga ik het leeren, mijn
heer de consul," antwoordt Hein-
rich Schliemann.
Zoo komt het, dat de bemanning
van de Dorothea zonder haar
kajuitsjongen naar Hamburg terug
vaart en dat de consul van Mecklen
burg te Amsterdam, Quack, een on
aangenaam karweitje voor zijn col
lega uit Texel krijgt op te knappen.
Op een morgen staat een magere
jongen voor hem, met een koffer in
zijn hand, die blijkbaar door de
inwerking van het zeewater op
gezwollen is. Met een kreukelige
broek aan, met zijn smal, bleek
gezicht en zijn scherpen neus is
deze jongeman een bijna lach
wekkende verschijning.
De bezoeker overhandigt hem
een briefje van consul Sonderdorp,
in zijn zak heeft hij nog vijfen
veertig cent; Sonderdorp heeft hem twee gulden
gegeven, de reiskosten waren één gulden vijfenvijftig
cent.
De collega moet maar yerder voor den jongen man
zorgen.
Quack is niet bepaald geestdriftig gestemd voor
deze opdracht. Wat moet hij met den jongen
beginnen? Hij wil niet teruggestuurd worden, geld
is er niet in kas en uit zijn eigen zak wil Quack
het niet voorschieten. Maar hij brengt den kajuits
jongen van de Dorothea voorloopig onder dak bij
vrouw Graalman, wier man een tapperij heeft in de
Raamskooi 1275, en betaalt een week logies. Meer
wil en kan hij niet doen.
De Raamskooi is niet bepaald een hoofdstraat
van Amsterdam, slechts een steegje bij de Marte
laarsgracht, en het logies van vrouw Graalman is
geen hotel, zelfs geen pension, maar een eenvoudig
matrozenlogies en dat zegt alles, vooral als men in
aanmerking neemt, dat honderd jaar geleden weinig
aandacht besteed werd aan de hygiëne.
Maar Heinrieli Schliemann krijgt te eten, te drin
ken, hij heeft een aantal brieven geschreven, naar
huis, aan zijn vader in Ankershagen, en verder ook
een aan den reeder Wendt, een jeugdvriend van zijn
gestorven moeder, die den jongen man steun beloofd
heeft en hem ook een plaatsje als kajuitsjongen op
de Dorothea bezorgde.
Meer weet hij niet te doen. Hij is schuchter en
onbeholpen, waagt zich nauwelijks op straat en dus
Hel kantoor van F. C. (Juten, Singel
blijft hij den geheelen dag werkeloos zitten, helpt
een beetje in de keuken en vertelt vrouw Graalman
van zijn ervaringen, dat hij vijf jaar lang tegen zijn
wil haringen in het kleine nest Fürstenberg heeft
moeten verkoopen,
dat hij acht broer
tjes en zusjes heeft
en dat hij zoo blij
was, eindelijk in
Hamburgte komen,
maar dat het nog
mooier geweest zou
zijn als hij met de
Dorothea Zuid-
Amerika had kun
nen bereiken, want,
zegt hij ernstig,
hij was van plan
rijk te worden.
Vrouw Graalman
luistert maar met
een half oor, ieder
een wil wel rijk
worden en Schlie- Het bericht van de schipbreuk
e i,... Handelsblad van 1
mann praat verder,
over zijn vader, die
door zijn lichtzinnigheid zijn betrekking als dominee
kwijtraakte, waardoor de loopbaan van zijn zoon
heelemaal bedorven werd en hij bij de haringvaten
te Fürstenberg belandde.
Vol^eni hiief van Itonleans heden Ie Amet. enleer^rn ia hei
kapt. iMangé, voelende het ecliip lef DenxSnenre, gedealiteeid
naar Cheibourg die 6 deter te Bnvan vergaan is en itiel de
Ban. kof Adeline, kap», Hollander, near Rniirrdam hesterrd.
TEXEL, 13 Dee. He Banih. brik Dornihea Kap». Siroop-
srn van Hambnig n- I.agnayra, is gisterm narbt, ca hevige
stormen doorgestaan te hebben, in de Eijetlandsrhe g'nnden
gestrand, hettelve tit seer gevaarlijk «n ral geheel weg irn de
equipage is gered, en op Eije»laod aangekomen; van de lading
tal men zoo veel mogelijk trachten te hergen.
TEXEL, 13 Der., 7. W. t. \V.N K. DykhnjeP.ins
Hendrik Padang. - B. T. Lindeman Slad Anrirh Au» w. n Holl
HELVOETSLUIS15 Dec., 2. W. J. TrygelerCourier,
Dartmontb
SYRA, 17 Nov.; Nepperns jonge Gerbrand Amst.
RAMSGATE, terng n.t tee 10 Dec. Dirkren Snaanna Marie
Catherine Amst. n. Coppenime.
GIBRALTAR, 30 Nov.; van der Mejjdeo Verwisseling
Vlsardingen
Zoo verstrijkt deze week, trouw Graalman is geen
harde vrouw, maar ze is evenmin een weldoenster
der inenscliheid, het geld van den consul is op.
Veel lust om den hongerige te spijzigen, terwijl er
niets voor hem be
taald wordt, heeft
ze niet en zij ver
heelt hem evenmin,
dat ze hem weldra
de deur uit zal
zetten.
Waarom volgt hij
den raad van mijn
heer den consul
niet op: teruggaan
naar Hamburg of
Mecklenburg, leeg-
loopers zijn er ge
noeg.
Zoo gaat nog een
week voorbij en de
toespelingen van
vrouw Graalman
der Dorothea in het Algemeen worden nogondub-
5 December 1841. belzinniger, de post-
brengt echter nog
steeds geen brief van den heer Wendt uit Hamburg.
Ten slotte blijft er geen keuze: op een ochtend
ligt Heinrich Schliemann kreunend op zijn bed,
zijn maag doet hem zoo'n pijn, beweert hij, en als
hij met het uur erger wordt, wil de waar
din zich niet met de verzorging van een
zieke belasten en laat hem naar het
hospitaal brengen.
Zes dagen duurt het verblijf in het
ziekenhuis. Hij is hier ter observatie, de
dokter heeft hem nog niet behandeld,
en, om eerlijk te zijn, liij heeft ook geen
behandeling noodig, want hij is niet ziek.
Hij is gezond als een visch en Schlie
mann is dan ook alleen maar blij, dat hij
in het ziekenhuis ligt, omdat hij hierdoor
eenig uitstel heeft verkregen.
Want het hospitaal staat in Amster
dam en zoolang liij binnen deze vier
muren verblijf houdt, zoolang is hij ook
in Amsterdam en dat is juist zijn be
doeling. Al weet hij ook zelf niet, waarom
hij in deze stad wil blijven.
Nadat hij een week in het ziekenhuis ge
legen heeft, wil men den patiënt nu eens
grondig onderzoeken. Dit onderzoek zal
's middags om twaalf uur plaatsvinden,
doch tegen tien uur komt een bode van
vrouw Graalman uit de Raamskooi, hij
brengt een brief, die den vorigen avond
met de post uit Hamburg aangekomen
is. Een dikke brief, afgezonden door den
reeder Wendt.
Schliemann vindt daarin niet alleen
een cheque van f 240.het resultaat
van een collecte, die te zijnen behoeve
gehouden is, maar ook een brief aan
Uit het raam van het kantoor der firma
F. C. Quien keek Schlie-tnann op de Fruit,
of Ajrpelenmarkt op het Singel.