M. KRIJGT «lïTSLAfi DENKT V AA X ONZE P R IJ SV RAAG! Slot van biz. 5 ontrouw in school ten opzichte van zijn vrouw. Hij onderdrukte die opwellingen. Zijn vrouw kon het 't beste weten; wat zij dacht dat goed was moest ge beuren alle lof voor haar trouwe, liefhebbende hart. Na de thee spraken ze beiden met M. en zij infor meerden met meer belangstelling dan ooit naar haar omstandigheden. Zooals zij alreeds wisten, had het meisje geen ouders meer en stond zij op niet al te besten voet met haar tante, een gevoelloos, onuit staanbaar schepsel. Naar die tante moest zij gaan, als deze maand 0111 was. „Ze zal me best opnemen," zei M. „Ten minste. als u 't me zwart op wit geeft, dat ik niets verkeerds heb uitgehaald." „O, maar dat doen we zeker," viel mevrouw haar gretig in de rede. „Ik zal je een uitstekend getuig schrift geven en daar zal ik in zetten, dat we alleen maar afstand van je doen, omdat onze positie vol komen veranderd is." „En je behoeft geen onkosten te maken ik bedoel buiten de gewone," zei Van Meerveld. „Ik wil niets anders hebben dan mijn loon, me neer, en verder geen cent." „Hè, dat moet je nu niet zeggen," merkte mevrouw op. „Je behoeft heusc.li niet te denken, dat een van ons beiden nu verder geen belang in je stelt. We wenschen allebei niets liever dan dat je een plezierig thuis zult krijgen." „Een thuis is 't heelemaal niet," zei M. moede loos. „Dit is mijn thuis geweest," en weer stonden haar oogen vol tranen. „Maar ik begrijp 't wel, me vrouw, en u hoeft er verder heelemaal niet over in te zitten. U kon immers niet anders. En ikik snap dat best. 't Zou gek zijn, als ik dat nog niet door had, 11a alles wat u me gisteren hebt verteld. En ik. ik heb mijn trots evengoed." Zij streek met de hand over haar oogen en zei resoluut: „Niks voor mij, omdat ik niet beter gemanierd ben. 't Was mooi van u, dat u me dat niet eerder voor de voeten hebt gegooid. Ik. ik heb geprobeerd m'n best te doen, maar zoo'n dom schepsel als ik, ja, daar kon u niks as last van hebben. Och, ik zal wel ergens anders terecht komen en dan maar weer probeeren om m'n best te doen. Misschien ben ik nog niet te oud om te leeren." „M„" zei Van Meerveld, „pak 'n stoel en kom aan tafel zitten." „Ik blijf liever staan, meneer." „Nee, doe nou wat ik zeg. Ik kan niet tegen je praten, als je daar blijft staan. Het lijkt zoo vreemd." „Alles is nu vreemd." „Hier hier heb je 'n stoel. Nou zullen we eens rustig praten. Ik kan niet hebben, dat jij denkt, dat we niets om je geven." „Dat hebt u toch getoond, op alle manieren." Toen begaf M. de kracht. Zij liet haar hoofd op de theetafel vallen en schreide hartverscheurend. „Ik heb nooit aan mezelf gedacht, nee, nooit," snikte zij nog na, toen ze wat kalmer begon te wor den. „Daar ben ik van overtuigd," zei Van Meerveld. Die met hartstocht uitgesproken zelfrechtvaar diging van M. vond hij verschrikkelijk om te hooren; hij was er beduusd van. Hij had het gevoel, dat hij en zijn vrouw twee reusachtige monsters waren, ver vaarlijke grijsharige beulen, waar dit deerniswek kende kind als een zwak en weerloos slachtoffer tegenover stond. „Zeg asjeblieft niets meer, M„" en hij klopte haar op haar bevenden schouder. „Ik was zoo blij over dat geld," ging het meisje verder, „want Ik wist, hoe u ernaar verlangd had. Deen oogenblik heb ik aan mezelf gedacht, behalve dan, dat ik 't plezierig vond, dat u 't zoo fijn trof. Ik dacht: u is ook zoo jong niet meer, u heeft be hoefte aan een gemakkelijk leventje. Van het begin af aan heb ik gezien, hoe zuinig mevrouw moest rond springen en dat kon ik ook best, begrijpen. Ik zon nog geen klontje suiker hebben kunnen nemen, zelfs niet, toen ik nog maar zoo'n kind was." „Ja, dat weet ik," zei mevrouw vol overtuiging. ,,'t Was alleen, omdat ik 't zoo goed snapte. Mijn eenige zorg was u goed te dienen." Er vloeiden weer heete tranen. „Toen u thuiskwam en mij zoo raar aankeek, toen was ik gek van plezier. Waarom! Omdat ik dacht: nou kunnen die arme luitjes alles hebben wat hun hartje begeert. Ik dacht: mevrouw kan nu in een flat gaan wonen, waar ze altijd naar verlangd heeft, en nou hoeft ze niet meer te piekeren en te rekenen, hoe ze de eindjes aan mekaar zal knoopen. En meneer kan nu in den trein stappen en de wereld gaan bekijken en hij kan zich trakteeren op het lekkerste glaasje. Maar waar hebt u aan ge dacht» Om tegen mij samen te spannen! De arme kleine M. moest eruit!" En zij huilde nog erbarmelij ker dan te voren. Over den schokkenden rug van het meisje heen wisselden de echtelieden blikken van verstandhou ding; zij gaven elkaar teekens, en plotseling, alsof hij zijn hoogste gezag liet gelden, gaf Van Meerveld haar een flink en beslist tikje op den schouder. „Luister, M. Schei nou eens uit met dat gehuil en luister. Mijn vrouw en ik hebben ons vergist en daar komen we rond voor uit. We nemen alles terug. Sprekend voor mijn vrouw en mezelf, verklaar ik, dat we nu wenschen, dat je blijft." M. sprong van tafel op. „O nee," zei ze woest en bitter. „Ik niet ik niet meer! Ik blijf niet bij u, al viel u ook voor me op de knieën om 't me af te smeeken. Ik zal mijn maand uitdienen en geen dag langer. Nee, al gaf u me de helft van uw kapitaal, dan nóg niet!" En zij liep haastig de kamer uit, het tweetal verbijsterd achter latend „Heb je ooit zóóiets meegemaakt," riep mevrouw uit. „Jawel, maar wat nu begonnen?" zei haar man. „Maar kom, het was haar trots, die haar zoo doet spreken; in haar hart meent ze dat niet. We moeten er iets op vinden." Hij ging den tuin in en trachtte er iets op te vinden. Hij zou haar niet verwijten, dat zij daar net zoo heftig was opgetreden, integendeel, hij bewonderde en acht te haar om die geestkracht. Hij begreep wat zij lijden moest door haar gekrenkt eergevoel en haar mis kende genegenheid in liet bijzonder, omdat ze nog zoo jong was en nog geen ervaring had van de koel heid en wreedheid der wereld. Hoe jonger en on wetender je bent, hoe meer je je die dingen aantrekt.. Van Meerveld leed de knagende pijn der wroeging. Het eerste wat hij met zijn geld had gedaan was een onnoozel hart verwonden; hun eerste daad als rijk aards was een daad van grove onhartelijkheid. Daarover stond hij te peinzen bij het konijnenhok, terwijl de treinen voorbij ratelden op den dijk. In zijn geest aanschouwde hij afschuwelijke tafereelen, die zich afspeelden na M.'s vertrek uit hun huis. Hij zag haar in dat ellendige huisje bij haar tante, in hevigen twist met haar, bedorven door slecht ge zelschap hij zag haar zich afsloven voor een liarte- looze meesteres, die alle vroolijklieid en vreugde in haar deed verschrompelenbedrogen door een jongen man uit die omgeving geraakte zij in moeilijkheden steeds verder zakte zij af, tot ze heelemaal den ver keerden kant uitging, 0111 haar einde te vinden in een ziekenhuis. Terwijl hij dit alles overwoog, schoot hem opeens een fantastisch denkbeeld door zijn hoofd. „Ben je wakker?" vroeg Van Meerveld. „Ja, klaar wakker." 't Was al middernacht en allebei hadden zij, na dat ze ter ruste waren gegaan, niets gedaan dan woe len en draaien. „Ik dacht iets te hooren. Ssst, luister eens even. Zie je welf Ik geloof, dat M. weer aan het huilen is ge raakt." Mevrouw had niets gehoord, maar zij vroeg hem, de trap een eindje op te gaan 0111 zich ervan te over tuigen. Hij gooide een kamerjas om, vergat heelemaal zijn pantoffels aan te trekken, liep halverwegen de trap op en bleef daar luisteren. De milde zomernacht was zonder eenig gerucht; bovendien drong in het kleine, slecht gebouwde huis ieder geluid overal door maar alles was stil. Toen begon plotseling weer dat geluid, zoo sterk en doordringend, dat het wel vlakbij scheen M. lag op haar kamertje onder het dak te snikken of haar hart moest breken. Vlug liep hij naar de slaapkamer terug. „Ga in 's hemelsnaam naar haar toe en probeer haar gerust te stellen en te troosten." „Ja, dat zal ik doen," zei ze onmiddellijk. Zij klauterde het bed uit, trok haar peignoir aan en sloeg een sjaal om haar hoofd. Van Meerveld stak licht op, schoot in zijn sloffen, luisterde en wachtte. Het leek ontzettend lang te duren, eer zijn vrouw weer de trap afkwam. „En Zij schudde het hoofd. Het grijze haar was losge raakt in haar nek, de sjaal hing over haar schouders, haar gezicht was zorglijk vertrokken. ,,'t Is erg pijnlijk," stamelde zij. „De heele zaak is veel pijnlijker dan ik me gedacht had." Ze zaten naast elkaar op den rand van het bed en keken el kander aan. „Zonder dat we 't wisten." ging zij voort, „hebben we haar heel diep getroffen en het schijnt wel, dat ze daar niet overheen kan komen. Ze is absoluut besloten, ons te verlaten. Ik verzekerde haar nog, dat ze gemakkelijk andere manieren aan kon wennen want daar was haar trots het diepst door gekrenkt ik bedoel, door wat ik haar gezegd had over andere dienstbodenmaar zij antwoord de alleen, dat, als ze zich den eenen dag verbeterde, het den anderen dag toch weer verkeerd zou gaan. Nadat ze zoo lang met ons op haar eigen manier had meegeleefd, zei ze, zou ze 't toch niet meer kunnen op een andere manier." Nu bracht Van Meerveld het dwaze idee te berde, dat bij het konijnenhok in hem was opgekomen. „Ik heb er over loopen piekeren," zei hij, „dat geld toch eigenlijk een armzalig iets is, als je 't niet be steedt 0111 wel te doen aan anderen en aan jezelf. En ik geef eerlijk toe, dat ik een klap in mijn gezicht kreeg, toen M. zoo uitpakte en zei, dat ze nooit om haar eigen had gedacht en alleen maar blij was om óns, omdat wij er gemak en plezier door zouden be leven. Neen, stil nog even," smeekte hij gejaagd. „Ik maak geen aanmerking op jouw goed inzicht en je kennis van wat hoort en wat niet. Maar ik dacht aan je eigen uitlating, dat we haar meer als een dochter dan als een ondergeschikte hadden groot gebracht. Nou, en dat is de heele kwestie." Hij aar zelde en schraapte zijn keel. „Als dienstmeisje kan M. hier niet blijven maar waarom zouden we haar dan niet als dochter aannemen* Zelf hebben we geen kinderen en we worden zoetjesaan oud. E11 doen we 't niet, dan zal 't hier verschrikkelijk een zaam worden...." Tot zijn verbazing en niet geringe opluchting ging zijn vrouw gretig op zijn voorstel in. Zij zei, dat zich in haar hoofd langzamerhand hetzelfde plan ont wikkeld had. maar zij had er niet mee voor den dag durven komen. Een minuut later bracht zij M„ in een mantel gehuld, tieneden, en nu zaten zij, met het meisje tusschen hen in, op den rand van het bed, ieder een hand van haar vasthoudend, terwijl ze haar vertelden van hun nieuwe plan en haar smeekten, toch te ge- looven, dat hun hart breken zou, als zij er niet op in wou gaan. Eindelijk gaf zij toe, maar niet voor zij hen bijna tot wanhoop had gebracht door haar stel lige besluit, dat zij niet uit goedhartig medelijden ge houden wilde worden. Toen zij ten laatste overtuigd was, dat ze haar wezenlijk en waarachtig noodig hadden en eenvoudig zonder haar niet meer leven konden, toen omhelsde zij hen beiden en huilde van blijdschap. Den volgenden morgen liep zij alweer te zingen op de trap. „Aha, dat klinkt beter," zei Van Meerveld en hij ging in bed overeind zitten 0111 te luisteren naar de muziek, waaraan hij zoo lang gewend was geweest. Toen zij het jaren later nog eens hadden over die adoptatie, merkte Van Meerveld tevreden op: ,,'t Kan toen wel een beetje dwaas en overhaast hebben ge schenen, maar het is toch maar gebleken, dat het de verstandigste daad van ons leven is geweest." „Wat schreef dr. Cijfer op de etiketten luidt het probleem, dat wij u in ons Kerstnummer J voorlegden. Met een goede oplossing van dit vraagstuk maakt u kans op een der 350 uitge- J loofde prijzen, bestaande uit geldprijzen en luxe-voorwerpen met 'n gezamenlijke waarde van ruim J duizend gulden. Voor Dinsdag 7 Januari wordt uw oplossing aan een onzer kantoren ingewacht. J

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 11