RIJN DER HEILIGE DRIE KONINGEN TE KEULEN i 17 laas kan ongeveer 1182 te Keu- >en i ingevangenin 1205 werkte liij trijn te Doornik, meent Frits «te I nners van de geschiedenis van n. Dientengevolge moeten de Drie- keu iaar ontstaan in de jaren 1182 en hebben, terwijl daarentegen de !r gdudged reven groepen van keizer ijk iji de jaren 1198 tot 1206 valt. i'inmi had het schrijn ook wel door ster gemaakt kunnen worden, daar. uden in de twaalfde eeuw in Keulen al I liken-goudsmeden werkzaam lieti de tijd, waarin het vervaar- schrijnen de meestbegeerde liezig- eden was, hetgeen met de groote ft. «ti vraag, die te verklaren is 'an relikwieën van heiligen uit Italië, n den Oriënt. Want het was de tijd waarin de ridders alles uit 't 'brachten, dat uit den tijd van deling op aarde behouden was; en eëntiiet alleen voorwerpen van .ver lam uk voorwerpen, die aanspraak older kostbare en edele bewarings- inei i ook hier vast. hoe uiter- ïd up de toegepaste, ainbachts- istwliten op 't avondland hebben is er aan den Rijn een bijzonder rdevulle relikwie-schrijnen, waaruit i, dit er toenmaals zoowel in de de nteden zeer veel goudsmids- indoi waren. Slechts een deel dezer verken is tot ons gekomen. In Keulen zijn de beroemdste dezer "ictorsehrijn te Xanten, 't Heribert- het Sint Annoschrijn te Siegburg, "iuwrhrijn en Sint Maurinusschrijn tl d(W schrijnen hebben kerkelijke er twijfel met raad en daad meege- iiwerking van geestelijkheid en lee- ïoet teker nauw geweest zijn, daar 't eken ii is, „dat leidende kunstenaars •r seheppingsperiode zelf het habijt h g<heel aan den dienst van God gild< reglement van de Keulsche nog in 't begin der veertiende eeuw 'oorschrift voor de gildenaren, dat irkt mocht worden, hetzij dan dat 1 va ii God liestemd was. een voor schrift, dat de nauwe betrekking van theologische en sacrale taak belicht. Onder de tot ouzen tijd gekomen schrijnen is 't Sint Victorschrijn in den dom te Xanten als een der vroegste aan te wijzen, doch 't schrijn van de heilige Drie Koningen vormt, zoowel wat vakmanschap als wat stijl betreft het hoogtepunt. Hier is het kunnen van de middeleeuwsehe edelsmeedkunst waarlijk tot zijn hoogtepunt geraakt, Alle soorten der email-vervaardiging en email-toepassing wor den aangetroffen. De veelvuldigheid der goudver sieringen, der ingelegde edelsteeneu, heeft iets over weldigends. De goudfiguren, de gouden zuilen, het gouden maas- en bladwerk, laten een feillooze he- heerscliing der kunst van 't gouddrijveu en goud- hameren zien. Wat echter de kunstzinnige zijde van dit wonderwerk betreft, wekken de rijpheid van de uitdrukking, het onderbrengen van de figuren in de egale vlakken, de compositie der tooneeien onze op rechte verbazing. Het schrijn toont aan zijn smalle zijden tooneeleu uit de geschiedenis van het lijden van Christus, waarbij *t optreden der heilige Drie Koningen, die het Christus-kindje huil gaven aanbieden, de hoofdseène vormt, die met den zin van 't schrijn in harmonie is. Het Christuskind zit op den schoot vau de Moeder Gods en strekt minzaam zijn ééne hand naar de gaven uit, die de Drie Wijzen uit 't oosten hebben meegebracht. In de nissen der lange zijden treft men de zittende figuren der profeten van 't Oude Testament, aan, apostelen, en Duitsche keizers. De gestalten der profeten zijn ongemeen groot gezien, waarbij de maker geenszins te kort is geschoten want temperament en ziel zijn hierin duidelijk waarneem baar. In deze kunst der individualiseeriug kondigt zich duidelijk de gothiek aan, die hier haar eerste, nog schuchtere beeldende pogingen onderneemt. Daaren boven is de karakterhouding dezer profetengestalten duidelijk een antieke, hetgeen aanleiding geeft tot 't vermoeden, dat de bewerker misschien gekeken heeft naar voorbeelden uit de ondergegane Ro- meinseh-Grieksche wereld. Ook de figuren der wereldlijke persoonlijkheden laten zien hoe geslaagd de poging was tot een duidelijke karakteriseering en persoonlijkheidsaan duiding. In zijn geheel toont die figurenplastiek van 't schrijn, zoo stil en zuiver 't zich ook moge aan dienen, hoe veelvuldig 't Rijnland toenmaals door geestelijke invloeden uit geheel Europa gevoed werd, en hoe onverdeeld in deze veelvuldigheid het kerkelijk ,J De Drie K<mingen, een détail van 't drijfwerk waarmede 'f schrijn is versierd. avondland toentertijd was in zijn kunstuitingen. Want de vele invloeden, die de kunst-wetenschap met betrekking tot 't werk kan aanwijzen, be wijzen slechts, hoe open, hoe onbegrensd toenmaals 't avondland was, welke stimulansen ..allerwege aanwezig waren en uit hoeveel geschied kundige tijdperken de kunstenaars toen putten. In dit schrijn treffen we niet alleen 't. individueele kunnen aan van de edelsmeden, die eraan gewerkt hebben, maar ook een overal in 't christe lijk avondland aanwezig zijnde gelijkaardige kunst- en vroomheidsopvatting. Nog moet opgemerkt worden, dat 't schrijn in zijn huidigen vorm niet zijn oorspronkelijke gedaante ten toon spreidt. In de woelingen der Fransche omwenteling, die 't gevaar met zich brachten, dat 't kunstwerk gesmolten zou worden, werd 't schrijn aanzienlijk ingekort, en van de reliëfs van het bovenste dakvlak is er nog slechts één behouden, en ook dit is slechts een vernieuwing uit den tijd omstreeks 1600: een uitstorting van den Heiligen Geest voorstellend. Aan de flanken stonden vroeger engelen, die de bazuinen bliezen, gelijk Fritz Witte vaststelt, hetgeen zich op grond eener uit de achttiende eeuw bewaarde teekening laat bewijzen. Velen zullen vroeger, als zij uit Nederland naar het Duitsche Rijnland spoorden, den Keulschen dom van buiten bewonderd hebben, en van binnen bezichtigd. Breken er weer tijden aan, dat reizen naar 't Rijnland mogelijk zijn, dan zal men zich daarmee niet tevreden stellen, maar ook de Gouden Kamer van den dom bezoeken, waar dit Drie-Koningen- schrijn bewaard wordt, hetwelk hier, in deze centraal gelegen kamer, 't kleine, maar wonderschoone hartest uk je vormt van het geweldige bouw werk. Want zooals wij hier reeds in den beginne zeiden: de dom is eigenlijk slechts 't reusachtige huis voor 't kleine, kostbare heiligdomdit schrijn in zijn binnengte. Dr. F. M. HÜEBNER De Sinl-Ursula-sckalkanter, waar ziek hel Drie-Koningen-schrijn bevindt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 17