FELIX HAMMER: Redder in den nood 24 Vervolg van biz. 22 Albert lette daar niet op. Hij pakte liaar al bij haar schouders, toen Lisa in wanhoop haar jiu-jitsu- handgreep wilde toepassen. Lisa had zes lessen in jiu-jitsu gehad (een schriftelijken cursus) en ze deed het al heel aardig, aangenomen dat het toekomstige slachtoffer zich zoo weinig mogelijk verweerde en zoo veel mogelijk meegaf. Albert deed echter geen van beide en Lisa's greep mislukte niet alleen jammerlijk, maar in de worsteling schoot zijn elleboog zelfs in haar oog. „O!" Lisa gaf het jiu-jitsu maar op. „O, je hebt me in mijn oog geslagen." „Het spijt me erg," zei Albert onbewogen. „Maar het is je eigen schuld; dat komt ervan als je zulke trucjes uithaalt. Kn nu zal ik je door elkaar schud den." En hij schudde haar flink, terwijl Stevan zijn hoofd verder in de kussens begroef. Hij schudde haar tot haar krullen over haar oogen vielen en ze er nitzag als een Skve-terrier en plotseling liet hij haar los. Lisa zwaaide een seconde heen en weer, daarop schoof ze haar krullen weer op de plaats waar ze hoorden en zonder een woord te spreken wandelde ze met ijzige, doch eenigszins onthutste waardigheid de kamer uit. Albert sloeg haar gade met, een uiterst ongelukkig gezicht. Toen de deur gesloten was, keerde hij zich plotseling naar Stevan en duwde hem ruw van de sofa af. „Als je een man geweest was," zei hij bitter, „dan zon je dat belet hebben." Stevan knip oogde alleen maar en Albert verliet met groote stappen de kamer, liep door de vestibule, sloeg de voordeur met kracht dicht en rende de stoep af. Robert had al dezen tijd over de balustrade ge hangen, terwijl hij zoo nu en dan nog steeds zijn achterhoofd wreef. Hij had zoo ingespannen ge luisterd, dat hij Carlotta niet had hooren aan komen voor ze sprak. „Robert!" riep zij uit. „Wat ter wereld voer jij hier uit? Je kijkt alsof je een gedicht maakte of zoo iets geks." „Ik was aan het denken," zei Robert, terloops. „Een rare plaats om te denken." Carlotta kwam naast heni staan en leunde eveneens over de balustrade. „Wat zien die bloemen er mooi uit hier vandaan. Het was toch niet iets ernstigs of onaange naams, hoop ik?" „Neen, niets werkelijk ernstigs." „Ben je er wel zeker van? De laatste dagen zie je er weer niet zoo goed uit." Carlotta keek hem met moederlijke bezorgdheid aan, doch plotseling werd haar aandacht afgeleid door een vreemd geluid van beneden. Dat was het oogenblik, waarop Lisa haar jiu-jitsu-lessen in toe passing wilde brengen. „Dat was een eigenaardig geluid," fluisterde Car lotta. „Waar kwam dat vandaan, denk je? Niet uit de keuken, hoop ik." „Ik denk, dat het uit den salon kwam," zei Robert. „Ach, dan moet het Stevan geweest zijn, die kreunde. Arme StevanHij vindt het leven erg zwaar tegen woordig. „Ik geloof niet, dat het Stevan was," merkte Robert aan. „Ik denk, dat het Lisa geweest kan zijn. Misschien konden we beter gaan kijken wat er gebeurt." Terwijl hij sprak, werd de deur van den salon geopend en Lisa kwam, nogal onzeker loopend, de vestibule door. Zij merkte niet, dat Robert en Car lotta haar van boven af gadesloegen en ze ging de trap op alsof ze aan liet slaapwandelen was. Zij zag hen niet tot ze al bijna boven was en zij rende hen voorbij, met haar hoofd in de lucht, alsof ze er niet waren. Zij deed het nu weer zeer waardig, ofschoon haar rechteroog niet goed open kon. Robert stond het lachen nader dan het huilen, maar Carlotta had oprecht medelijden. „Lisa, mijn liefje! Wat is er gebeurd? Wat scheelt er aan?" riep zij nit. Lisa ging hen voorbij, recht voor zich uit starend, en Carlotta liep haar achterna. Toen zij heiden in Lisa's kamer verdwenen waren, nam Robert zijn plaats aan de balustrade weer in. Hij hoorde den plof. veroorzaakt doordat Stevan van den divan geschoven werd, en zag Albert door de vestibule en de deur uit hollen. Toen zijn voetstappen niet meer te hooren waren, wandelde Robert op zijn gemak neuriënd de trap af en verliet het huis eveneens om een bezoek aan mr. Hammer te brengen. Intusschen was Carlotta bezig. Lisa's oog nit te wasschen en trachtte haar tot bedaren te brengen. „Lisa, lieveling," pleitte zij. „Je moet me alles vertellen. Je moet me vertellen wat er werkelijk ge beurd is. Het was Albert, nietwaar? Ik wist het! Ik weet, dat het Albert is. Niemand anders zou zooiets gedaan kunnen hebben. Doet het erg pijn, lieveling?" „Hethet doet heelemaal geen pijnsnikte Lisa. „Die man is een brunt. Absoluut een onmensch!" ging Carlotta heftig voort. „O, lieveling, en het is zoo'n Ieelijke plek. Ik ben bang, dat hij blauw wordt en een blauw oog is zooiets pijnlijks om aan de men- schen uit te leggenJe zult moeten zeggen dat je in het donker tegen den hoek van een kïeerenkast geloopen bent. Het is zoo vervelend, dat in alle eeu wen nog nooit iemand een betere verklaring heeft kunnen bedenken. Maar ik weet niets anders! Hoe is het mogelijk, dat vrouwen zoo weinig fantasie hebben." Lisa bleef nu zachtjes doorhuilen en Carlotta, die nu alles gedaan had wat zij kon, wat het oog betrof, ging op het bed zitten en sloeg haar armen om het middel van haar dochter. „Kom! Kom!" zei ze. „Het is naar. dat zooiets gebeurt. Maar nu je Albert als het ware ontmaskerd hebt, ben je een heel eind verder." „Maar ik heb hem niet ontmaskerd," snikte Lisa. „Hij hij heeft mij ontmaskerd." „Onzin, liefje! Je bent alleen maar wat in de war. na dien klap. Je ziet nu precies wat je aan DE MOLEN TE TIENHOVEN (Ac«fcl.l l.f) hem hebt en je hoeft en je zult hem nooit, nooit weer terugzien." Deze geruststellende woorden veroorzaakten zoo'n hevige uitbarsting van verdriet, «lat Carlotta er van schrok. „Lisa, schatje, je moet niet zoo huilen," smeekte ze. „Je bent dit alles over een tijdje heelemaal ver geten. En er zijn behalve Albert nog mannen genoeg op de wereld. Aardige mannen, bedoel ik, die je niet slaan. Robert, bij voorbeeld, hij is dol op je, liefje." Lisa hield een oogenblik op met snikken. „Ik haat Robert!" zei ze kortaf en met overtuiging. Hierdoor was Carlotta even uit het veld geslagen. „Ik vind niet, dat je zooiets moest zeggen, lieve ling. Robert ziet er aardig uit en ik ben er zeker van, dat hij altijd vriendelijk zal zijn." „Het was allemaal zijn schuld met zijn verschrik kelijke panda," klaagde Lisa. „Maar. liefje, ik hoop niet, dat je hersenschudding hebt. Je zegt zulke rare dingen." „Maar het tros zijn schuld en ik had heuscli niet zoo'n zin in een panda." „Neen, liefje, neen, neen. natuurlijk niet. Maar vind je niet, dat je later een poosje stil kunt gaan liggen? Tracht wat uit te rusten. Denk aan iets anders, aan anjelieren of stokrozen of zooiets." „Ik wil niet uitrusten. Het was Albert's schuld niet. Hij wilde me niet slaan. Het was een ongeluk." „Kom, kom. liefje, zoo'n kneuzing kun je toch niet per ongeluk oploopen." „Maar het was een ongeluk! Ik wilde jiu-jitsu op hem toepassen en toen schoot zijn elleboog uit." Carlotta keek haar vol medegevoel aan. „Maar. Lisa, kindje, als het dan geen pijn doet en hij wilde het ook niet doen, waarom buil je dan zoo?" „Ik huil, omdat ik graag gewild had, dat bij het meende." Lisa begroef haar hoofd in haar kussen en begon opnieuw te snikken, maar plotseling kwam ze overeind en sloeg haar armen om Carlotta's hals. „Hij geeft om me. Hij geeft werkelijk om me!" riep ze uit, terwijl haar oogen schitterden van op winding. „Ik heb een man gevonden, die denkt dat het werkelijk wat beteekent, een man, die in staat is te vechten voor iets waar hij in gelooft. O, ik heb zoo genoeg van die andere jongetjes, die bang zijn dat hun haar in de war raakt of dat de vouw in hun broek bederft. Zij zijn zoo beleefd, dat ze alles uit hun vingers zouden laten glippen. Het eenige waar ze om geven is hun kostbaar uiterlijk. Maar Albert is niet zoo. Het kon hem niet schelen, hoe hij er uitzag. O, als je hem maar had kunnen zien, heet en kwaad en vreeselijk, alleen omdat hij zooveel om me geeft." Carlotta keek haar in stomme verbazing aan. Ten slotte begon het bij haar te dagen. „Maar. lievelingriep ze uit. „Nu begrijp ik alles. Het is duidelijk. Er is niet meer aan te twijfelen. Je bent verliefd op hem. Je bent werkelijk verliefd op hem." „Maar, moeder, dat vertel ik je nu al weken en weken en weken." „Dat weet ik. Dat weet ik. Maar hoe kon ik denken, dat het zoo met je gesteld was? Hoe kon ik dat denken? Je kunt het soms niet weten voor een man bijna dood gaat of iets verschrikkelijks doet of je op je oog slaat. Maar nu zie je het! Je houdt van hem. Je houdt werkelijk van hem. Ik begrijp niet waarom. Maar je kunt een man niet laten loopen waar je zooveel van houdt. Het is vreeselijk jammer, maar je zult met hem moeten trouwen, liefje. Je zult heusch met hem moeten trouwen!" Het woord trouwen bracht Lisa weer heelemaal van haar stuk en zij barstte opnieuw in tranen uit. „Maar dat kan ik niet," schreide ze. Hij is weg! En nooit zal ik iemand als hij ontmoeten en dan sterf ik als oude vrijster." Nu begon Carlotta ook te linilen. Als ze maar eenmaal begon, kon ze het vrij wat beter dan een van haar dochters. Zooals Humphrey eens gezegd had, was het alsof ze een watertank in haar hoofd had in plaats van een traanklier. Maar ze voelden zich een half uur lang heel gelukkig, terwijl ze elkaar zaten te troosten en Carlotta vroeg zich reeds af of zij Albert er toe zou kunnen brengen, een van Hum phrey's oude dassen te dragen. Humphrey had zijn fouten, maar zijn smaak op het piuit van dassen was onfeilbaar. Wordi vervolgd

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 24