DE KRUISTOCHTEN NAAR DE LANDEN DER MOHAMMEDANEN ONS LAND; EN ZIJN HISTORIE! De vermaarde Kaaba te Mekka, waar de heilige steen reeds voor de komst van Mohammed werd vereerd. Elke volqelinq van den profeet droomt steeds van een pelgrimsreis naar dit oord. \rch{effotoj God mil hetGod mil hetDeze kreet klonk in het jaar 095 uit den mond oan duizenden, die in het stadje Clermont (Z.O.-I rankrijk) bijeengekomen maren om den paus te hooren spreken. 1 IVas een gure Octoberdag. De toeloop mas zóó groot, dat velen in de stad geen onderkomen konden Dinden. Zij hadden den kouden nacht in tenten buiten in het oeld moeten doorbrengen. Maar toen, aan het einde oan de vergadering, de paus sprak en iedereen aanspoorde om ten strijde te trekken tegen den Islam, doortintelde een ourige geestdrift de verkleumde ledematen der talrijke toehoorders. Naar het oosten zouden ze gaan, naar Palestina, het Heilige Land oan de christenen, en de plaatsen, maar Jezus geleefd en gepredikt, maar Hij den oreeselijken kruisdood mas gestorven, ontrukken aan de schermende handen oan de Mohammedanen. Tienduizenden legden de kruistocht gelofte af. God milde het immers Wie waren Jie Mohammedanen, en hoe waren ze in het hezit van Palestina gekomen Om deze vragen te kunnen beantwoorden, moeten we iets vertellen van den Arahischeri proleet Mohammed, stichter godsdienst, en van zijn land. het dorre Arabië. Op de landkaart heeft het schier eiland Arabië den vorm van een rechthoek, aan drie zijden door de zee en aan één kant door een woestijn begrensd. In den zomer ligt het land als neergeslagen on der het geweld van een feilen zonnebrand, in den winter strijken ijzige winden over de kale rotsen en zwartgrijze steppen. De plantengroei is schaarsch. Alleen de kameel is in staat om zich met de harde stekelplanten in het leven te houden. En bij den kameel hoort zijn parasiet, de Bedoeïn, de taaie, ruwe zoon der woestijn, gehard tegen honger en dorst, tegen heete zandwinden en striemende noorder- stormen. Niet alle dee- len van Arabië zijn zoo slecht door moeder na tuur bedeeld. In 't oos ten, waar bergen tot tweeduizend meter hoog oprijzen, liggen vruchtbare dalen en begroeide hel lingen, een paradijs in de oogen van den woestijn bewoner, en ook voor den koopman uit Mekka, die hier zijn buitenverblijf bezat. Want in den zomer was het in deze stad niet uit te houden. „Verstik kende warmte, doodende wind, wolken van muggen," zoo karakteriseert een Arabische geograaf Mekka. De lage, kleine huizen stonden gegroepeerd om een plein, waarop de Kaaba stond, een tempel met een heiligen steen, waar de bijna eenige bron, Zem-zem, kostbaar water leverde. Waaraan dankte deze wei nig aantrekkelijke stad haar ontstaan, waarom groepten in dit onherbergzame oord menschen samen Mekka was een middelpunt van handelswegen. Van het noorden en het zuiden kwamen er karavanen van honderden kameelen, rhythmisch stappend op den monotónen zang van den karavaanleider. Dan werd er gehandeld en gesjacherd, winsten werden verdeeld, plannen voor nieuwe ondernemingen gemaakt engeld geleend. Want in de zevende eeuw is de voornaamste handel van Mekka de geldhandel; de kopstukken van de stad zijn bankiers. Een karavaan bijeenbrengen kost geld, veel geld. Kameelen moeten gekocht worden, drijvers worden gehuurd, een karavaanleider wordt aangesteld. De kapitalisten van Mekka leenden dat geld, tegen een rente van honderd procent en meer, aan de kooplieden. De risico immers was zeer groot. Langs den heelen karavaanweg loerden woestijnroovers op den vetten buit. Men moest plundering soms afkoopen door een flinke som te betalen aan ieder Bedoeïnenhoofd, door wiens gebied men trok. Renboden zorg den er voor, dat men in Mekka steeds op de hoogte bleef van het wel en wee van de karavaan. Was de onderneming gunstig verloopen, dan bracht een bode, de basir, het goede bericht naar de stad. Met gejuich en tromgeroffel werd hij ontvangen. Was de karavaan onder weg beroofd, of getroffen door een ver- stikkenden zandstorm, dan bracht de nadir, de onheilsbode, de verpletterende tijding. Met gescheurde kleeren en luid jammerend op zijn kameel gezeten, waarvan hij de ooren doorboord had, zoodat het dier brulde van pijn, kwam hij de stad binnengereden. Groote ver slagenheid lieerschte dan alommet koortsachtige haast werd een hulpkara vaan gevormd om nog te redden, wat gered kon worden. Behalve een economisch centrum was Mekka ook een godsdienstig middelpunt. De heidensche Arabieren togen elk jaar naar Mekka om den heiligen steen te vereeren; zeven maal liepen ze rond de Kaaba. Een politieke eenheid vormde Arabië niet. De ta lrijke onafhankelijke stammen voerden verbitterde oorlogen met elkaar, volgens de harde wet: oog om oog, tand om tand. Omstreeks het jaar 570 na Christus werd Mohammed te Mekka geboren. Van zijn jeugd weten we weinig. Als jonge man werd hij karavaanleider en door kruiste heel Arabië, kwam zelfs in Syrië en waarschijnlijk nog verder. Later huwde hij met een rijke weduwe, wier karavanen hij goed geleid had. Zijn huwelijk bevrijdde hem van aardsche zorgen, ongestoord kon hij zich aan zijn overpeinzingen en droomerijen over geven. Op zijn reizen had hij het Joden dom en den christelijken godsdienst leeren kennen. Wanneer hij die godsdiensten, met hun eenen God, met hun profeten en heilige boeken, vergeleek met de religie van zijn landgenooten, moest deze vergelijking wel zeer in het nadeel van de laatsten uitvallen. En was de politieke verdeeldheid van Arabië niet het gevolg van het gemis aan één godsdienstige overtuiging? Als er in Arabië ook een profeet opstond om een nieuwen, levenwekkenden godsdienst te verkondigen, als hij eens die profeet was. Telkens kwamen deze gedachten opnieuw in zijn geest op, hij kreeg visioenen, waar bij hemel8che gedaan ten hem verschenen en hem aanspoorden, om 'n nieuwen godsdienst te verkondigen. Ten slotte werd het hem duidelijk: hij was de profeet, hij moest ver kondigen, dat Allah de eenige. ware God was. Openlijk treedt hij op als Godsgezant, om zijn medeburgers den Islam onderwer ping) te prediken. De groote poort van Mekka, de heilige slad der Moha mmedan en (Archieffoto) van een nieuwen

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 6