15
tegen een zeer geringen kostprijs worden aangemaakt.
..Ieder bestaand stoomschip kan snel en goedkoop
worden ingericht voor het gebruik van mijn brand
stof," zei ons de heer MacGrummon, zelf een ervaren
scheepsmachinist. „Ik durf gerust te voorspellen,
dat binnen enkele jaren 95 procent van alle schepen
haar zullen gebruiken. Onze maatschappij heeft het
ss. Samothrace, een vrachtschip van 2800 ton,
gecharterd, om een proef te nemen bij een vaart op
volle zee. Het schip zal volgende week zee kiezen."
Aandeelen in MacCrummon's maatschappij zijn nu
voor het publiek verkrijgbaar gesteld. Voorzitter
van den raad van bestuur is de heer Coniston Gould, in
den handel op het Nabije Oosten welbekend."
Toen Glencannon het artikeltje uit had, en de
volle beteekenis ervan besefte, werd zijn opwinding
schrikkelijk om aan te zien.
„Schandalig!" mompelde hij. „Schandalig! Hij
berooft me van mijn rechten!" Hij sprong op en
ijlde het vertrek uit.
Misschien twee uur later beklom hij de trap naar de
tweede verdieping van het perseel Leadenliall-
street 26, en bleef hij staan voor een deur met op-
sohrift: MacCrummon's Patent Colloïdale Brand
stofmaatschappij. Binnen zonder kloppen. Hij
maakte gebruik van dit verlof, en kwam in een fraai
kantoor, met een notenhouten bureau en leeren
fauteuils. Op het bureau lag een paar voeten in gele
schoenen, en er achter nistte het overige van meneer
MacCrummon, in een geruit pak gehuld. Toen hij de
deur hoorde, keek hij op uit een Parijsch romannetje,
vertoonde een schrikje van herkenning, en daarna
een zeer ontevreden gelaatsuitdrukking.
„O, zoo, ben jij 't?" zei hij knorrig. „Nou, tot ziens.
Glencannon!"
Volkomen onaangedaan trad meneer Glencannon
vooruit en nestelde hij zich in een stoel, onderwijl
opmerkend, dat een matglazen deur links in de kamer
de zwarte letters droeg: „Mr. Coniston Gould.
Privé."
„Zoo, MacCrummon. je bent bar in je schik dat
ik kom, zie ik." Hij lachte stralend. „Nog iets uitge
vonden den laatsten tijd?"
„Jawel," zei MacCrummon, uit de bovenste la
een ploertendooder te voorschijn halend. „Dit!"
Hij hield het wapen boven een hoek van het bureau
en draaide er even aan.
.,F,i, ei," zei meneer Glencannon. Hij haalde zijn
pijp uit zijn zak en begon haar te stoppen, onderwijl
met berekenenden blik het kantoor rondziende.
„Enfin," zei hij, en op de armleuning van zijn stoel
streek hij een lucifer aan, „d'r is nog wel plaats naast
't raam, lijkt me."
„Plaats, waarvoor?" vroeg MacCrummon.
„Voor mijn bureau. We zijn van dit oogenblik af
samen president van deze maatschappij, dus je kunt
er 't beste maar meteen aan wennen."
Er kwam een zonderling geluid uit MacCrummon's
keel, en zijn hand bewoog zich naar den ploerten
dooder.
„Nee, nee, wacht nou es effetjes!" riep Glencannon.
„Word nou niet nijdig, MacCrummon daar schiet
je niks mee opAls je dien knuist van mij eens goed
bekijkt, zul je opmerken, dat ie getooid is met een
echten geïmporteerden Amerikaanschen boksbeugel.
Ik snapte natuurlijk allang, dat je me niet vrij
willig de eer zou geven, die me toekomt. Want door
dat ik je over je hoofd heb gekieteld met die flesch
olie, en doordat ik die blaaslamp in je gezicht heb
gegooid, en doordat ik dat kolenpapje in brand heb
gestoken, ben je op 't idee gekomen van die smerige
brandstof van je! As ik 't goed naga, heb ik 't goedje
eigenlijk uitgevonden! Maar ik zal niet inhalig zijn,
MacCrummon ik zal je laten, wat je wettige portie
is." Uit zijn portefeuille haalde hij een papier, vet
en geel van ouderdom. „Door dit document," ging
hij voort, „in den vereischten vorm opgemaakt en
door jou onderteekend, onder getuige, heb ik voor
de helft aandeel in deze maatschappijen zie jij
je daar maar eens uit te draaien!"
„Ik snap niet, waar je 't over hebt," zei MacCrum
mon, schuifelend op zijn stoel.
„Ik heb 't over dat contract tussclien ons beidjes,
dat je dertien jaar geleden op de Paxton Merchant
geteekend hebt, met kapitein Birkhead als getuige.
Duister maar es, dan zal ik je een paar uittrekseltjes
voorlezen. eli. „wij hebben samen en in ver-
eeniging een flesch, op etiket gewaarmerkt als Dug-
gan's Dauw van Kirkintilloch, de inhoud van welke
flesch door ons verkregen is door gezamenlijke
wetenschappelijke proefnemingen...." eh,de
verdeeling van voornoemden inhoud of van hetgeen
hij zal opbrengen bij ruil of verkoop of welke andere
beschikking ook (steek dié in je zak. MacCrummon!)
zal op een eerlijke en rechtvaardige manier geschie
den. Wacht, moet je dit hooren! „Niemand bui
ten ons beiden heeft deel genomen aan of kennis ge
dragen van de proeven. en dit deelgenootschap
zal onder alle omstandigheden gehandhaafd blijven."
Wou je nog meer hooren, MacCrummon?"
„Nee!" riep MacCrummon. „Maak je niet moe voor
niks! Je weet net zoo goed als ik, dat al die klets niets
met mijn colloïdale brandstof te maken heeft
't ging alleen over dat arme onschuldige diertje,
dat je gestolen en in 't fornuis gebraden hebt in
Aden? dien keer toen je mij verleid had tot mede
plichtigheid, barbaar (lat je bent! Ga mijn kantoor
uit, gemeene chanteur! D'r uit, d'r uit zeg ik je!"
„Schreeuw alsjeblieft niet, en probeer niet hand
tastelijk te worden!" bulderde Glencannon. „Ik sta
op mijn recht, mijn wettig recht, en dat is een halve
portie in de zaak hier! Ik geef je twaalf uur bedenk
tijd, en as ik dan niks van je gehoord heb. dan
schrijf ik een anneniemen brief aan een zekeren me
neer op Scotland Yard!"
Hij sloeg de deur dicht, en met het gerinkel van
glasscherven zoet naklinkend in zijn ooren ging hij
de trap af. Hij was nog geen tien huizen ver, of hij
hoorde snelle voetstappen achter zich en voelde een
zenuwachtigen ruk aan zijn mouw. Hij keerde zich
om en stond voor een dikken, duur gekleeden heer
met een heel klein zwart kneveltje en nog kleiner
zwarte oogen.
„Neemt u niet kwalijk," zei die heer, buigend met
een glimlachende spierbeweging. ,Mag ik me eerst
even voorstellen?" Hij overhandigde een kaartje,
waarop in steendruk stond:
Coniston Gould, Importeur Londen, Istam-
boel, Smyrna.
„0 juist, meneer Gould, bij naam ken ik u al," zei
Glencannon.
De heer Gould wreef in zijn handen en lachte een
lachje, waaraan men zeggen zou, dat zijn stembanden
uit reuzel bestonden. „Ik heb van u ook al gehoord,
meneer Glencannon dat wil zeggenik heb uw ge
sprek met meneer MacCrummon opgevangen. En,
meneer Glencannon. hoe denkt u over een
beetje whisky?"
Zij betraden een inrichting met een buffet langs
den eenen muur en boxen langs den anderen. „Hier,"
noodde meneer Gould, Glencannon in een der loges
binnenlatend, „(la's een kalm plekje om eens ge
noeglijk te praten, niet?"
„Ja," zei meneer Gouhl, toen de kellner weg was,
„ik heb alles gehoord, wat u tegen meneer Mac
Crummon zei allesU schijnt niet bepaald.ik zal
maar zeggen boezemvrienden met hem te zijn, wel?"
„Dat hebt u goed bekeken, meneer," zei Glen
cannon, aan den inhoud van zijn glas ruikend.
„Precies," knikte meneer Gould, spelend met een
der juweelen ringen aan zijn witte pafferige handen.
„Onder ons gezegd en gezwegen, meneer Glencannon
meneer MacCrummon begint mij óók een beetje
op mijn zenuwen te slaan, 't Eenige is eh. heb ik
u niet iets hooren zeggen over een anoniemen brief
aan Scotland Yard?"
„Jawel," zei Glencannon, „dat zal wel kloppen."
De heer Gould zweeg even. „Meneer Glencannon,"
zei hij toen, „ik ben zakenman, en ik geniet een bui
tengewoon goede reputatie buitengewóón goed!
Maar eerlijk gezegd hoor ik Scotland Yard toch maar
liever niet noemen. Ik zou 't nogal eh. hinderlijk
vinden, als die menschen op 't oogenblik hun neus
ergens in staken. Kunt u me volgen?"
„Ja zeker," zei Glencannon met een hartelijken
knik.
„Prachtig. Ik wist wel, dat u me begrijpen zou
zelfs al zweeg ik over de mogelijkheid, dat iemand
anders een anoniemen brief zou schrijven over u.
in verband met een zekere ontvoering en eh
moord in een fornuis. wds 't dat niet? Een arm
onschuldig diertje ontwrongen aan de ouderlijke
teederheid en eh. Enfin, u ziet wel, dat ik mijn
ooren niet in mijn zak heb, meneer Glencannon!"
„Wat wou je van me? Zeg maar gauw op!"
„Graag," zei Gould, in een glimlachje zijn zwart
kneveltje rekkend. „Ik zal beginnen bij 't begin. Ten
eerste bezit ik 51 procent der aandeelen van de Col
loïdale Brandstofmaatschappij. Maar ik heb er geen
cent voor neergeteld da's niets voor mij. Ik heb
er de Samotlirace voor ingebracht, een oud schip
dat ik had, om proeven op te nemen en zoo. En
nu 't tweede punt. Die brandstof van MacCrummon
is goedgekeurd door Lloyd en door 't Fransche bu
reau Veritas, voor de schepen, die ze verzekeren;
maar da's nog geen bewijs, dat 't spul goed is. 't
Duurt op zijn minst twee of drie jaar, voor er een
cent aan verdiend wordt. Maar ik kan 't zoolang niet
uitzingen. Ik moet contanten hebben, meneer
Glencannno, contanten, en niet zoo'n beetje. En
gauw ook. Ik zit er om te springen. De Samothrace
vaart volgende week uit. Ze is verzekerd tot in 't topje
van den mast toe. We zijn op 't oogenblik 't kolengruis
en de olie aan het mengen, in een pakhuis van me
achter de Wellington dokken. En wat denkt u nu
dat er gebeuren zou, meneer Glencannon, als we
behalve kolengruis nog iets andere in die olie deden....
iets dat er precies zoo uitziet als kolengruis, maar...."
„Maar wat?"
De lippen van meneer Gould bewogen nauwelijks.
„Buskruit!" fluisterde hij. „Buskruit! Als je kans
ziet om een partijtje te koopen en in kolenzakken te
doen en af te leveren, schrijf ik mijn 51 procent aan
deelen op u over, op den dag dat de Samothrace
uitvaart. En dan geef ik u nu honderd pond voor
schot voor uw onkosten."
Glencannon keek ernstig en kauwde op de franje
van zijn snor. „Maar, meneer Gould!" begon hij te
redeneeren. „Ik ken me begrijpen dat u er voordeel
bij hebt, als uw schip in de lucht vliegt, en ik zou
MacCIrummon natuurlijk eens flink uit kunnen lachen,
maar wat heb ik aan die aandeelen, als de brandstof
zoo'n sof blijkt te zijn?"
Meneer Gould haalde zijn schouders op en spreidde
zijn handen uit. „Als die brandstof werkelijk zoo
goed is als MacCrummon beweert, komt 't later best
weer op zijn pootjes terecht. In ieder geval hebt dan
de grootste helft van de aandeelen, dus kunt u hem
koeionneeren zoo hard u maar wilt."
„Geef maar op 't geld, en 't adres van je pakhuis!
Ik. ik ben je man!"
IV
Eenige weken later, toen het ss. Inchcliffe Castle
aan den Quai Nord, te Algiers, lag te laden, kwam
meneer Montgomery aan tafel met een Londensche
krant van pas zes dagen oud. „Kijk 'ns!" riep hij.
„Groot nieuws! Ier staat met groote lettere: „De
colloïdale brandstof van MacCrummon een groot
succes. De Samothrace terug van een istoriscli ge
worden reis. Haandeelen vliegen omhoog." Wat
zeg je daarvan
„Nou...." Een bescheiden lachje overwaasde
meneer Glencannon's gezicht. „Aangezien ik dat
spul zelf heb uitgevonden, lijkt 't me netter om er
over te zwijgen. Ik ben alleen benieuwd, hoe 'n ge
zicht MacCrummon zal trekken, als ik zijn kantoor
binnenstap en hem voor de keuze stel: een halven
liter ranzige olie opdrinken of de meerderheid van
de aandeelen van me koopen voor zooveel als ik
'm vraag!"
„De meerderheid van de aandeelen. van jou?"
riep kapitein Ball uit. „Heb jij.
„Inderdaad, kaptein," zei Glencannon buigend.
Er vonkte blijde herinnering in zijn oogen, en be
ginnend met den langvoorbijen dag in de Straat van
Bab-el-Mandeb vertelde hij hun de geschiedenis. Hij
deed aan de feiten geenszins te kort.
„Ja maar," begon meneer Montgomery, toen het
heldendicht zijn ontroerend slot naderde, „je ebt
nog niet lmitgelegd hoe 't. kwam, dat de Samothrace
niet in de lucht is gevlogen, met zoo'n massa bus
kruit door de brandstof een
„Nou," grinnikte Glencannon, „toen meneer
Gould zoo snedig opmerkte, dat buskruit er precies
zoo uitziet als kolengruis, snapte ik meteen, dat ko
lengruis er precies zoo uitziet als buskruit. Dus.
„O zoo!" riep kapitein Ball. „Heb je 't 'm zóó
gelaptMaar vertel es, meneer Glencannon was je
echt van plan om dien anoniemen brief aan Scotland
Yard te schrijven?"
Meneer Glencannon schudde zijn hoofd. „Nee," zei
hij. „Want om u de waarheid te zeggen was ik er niks
mee opgeschoten, meneer. MacCrummon heeft 't
niet gemerkt, want hij had 'm leelijk om dien avond,
maar ik had de kat laten ontsnappen, voor we weer
aan boord gingen. Ik was bang dat ik de wedden
schap zou verliezen, snapt u, dus ik dacht maar zoo
'n halve flesch is altijd beter dan niks. 't Beestje
is denkelijk wat gauw thuis gekomen, veilig en wel,
nadat ze in Aden dat tweede telegram hadden ge
stuurd."
„Ja, maar, 't lijk dan!" schreeuwde meneer Mont
gomery. „Wat was dan dat zwartgebrande en ver
schrompelde ding, dat je in de broodtrommel
lioverboord gooide?"
„Nou, brood natuurlijk!" antwoordde meneer
Glencannon, met zijn vork een sneetje spietsend.
„Mag ik de margarine effen?"