ffccrcfr A(tgs V STEVIGE SPORTIEVE KOUSEN H DEZE GEZELLIGE THEEMUTS MAKEN WE ZELF 28 Als materiaal voor deze theemuts, een vierkant model, gebruiken wij jute en drie verschillende tinten raffia; nemen we b.v. grijze of naturel- kleurige jute, dan voldoet de combinatie blauw, blauw-groen en karmijnrood heel goed. Ook naturel- kleurige raffia op een donkeren ondergrond, b.v. donkerrood of donkerbruin, geeft een mooi effect. Zooals gezegd, is deze muts vierkant en moeten we dus vier zijkanten makende helft van één zijkant is hierbij op ware grootte afgebeeld, doch voor de naden moeten we er ongeveer 1 cm bij aanknippen. Langs den geheelen omtrek van ieder deel maken we drie toeren in festonsteek, waarbij we bij den tweeden toer tusschen de st. in de jute insteken en bij den derden toer het platliggend draadje van den tweeden toer meenemen. Op deze wijze krijgen we een stevigen rand. Nu teekenen we het patroon op de jute en borduren de bloempjes en lijnen in plat steek. Wanneer alle deelen klaar zijn, moeten ze gevoerd en gevuld worden; voor deze vulling kunnen we eventueel een paar laagjes kranten nemen, zoodat we zonder veel kosten toch een aardig resultaat ver krijgen. Nu naaien we de verschillende deelen in el kaar, waarna we boven op de muts een ring bevesti gen, waaromheen we franje geknoopt hebben. eerlijk warm zijn deze stevige kousen, die we zoowel voor onze bakvisclijes als voor de opgroeiende jongens kunnen maken; in het laatste geval kun nen we er beter sportkousen van maken, door het gedeelte voor de kuit iets korter te breien. De lengte van den voet kunnen we eventueel wijzigen, door het ge deelte vóór den teen al naar wenscli korter of langer te breien. Benoodigdhedenong. 250 gram vierdraads kouseuwol en 4 brei naalden zonder knop nr. 8/0. We zetten 90 st. op, verdeeld over 3 naalden (daar we nu in de rondte gaan breien, spreken we van toeren; iedere toer bestaat uit 3 naalden) en breien hierboven eerst 4 toeren steeds afwisselend 1 r.. 1 av. (r. boven r. en av. boven av.) waarna we verder breien als volgt; le, 2e en 3e toer: 1 r., verdr., 2 av., 4 r., 2 av. Vanaf steeds herhalen. 4e toer: 1 r. verdr., 2 av., de 2 volgen de st. op een hulpnaald nemen en deze aan den voorkant van het werk houden, de 2 dan volgende st. r. breien en daarna de 2 st. van de hulpnaald eveneens r. breien, 2 av. Van af steeds herhalen. 5e, 6e en 7e toer: zie le toer. Se toer: 1 r. verdr., 2 av., de 2 volgende st. op een hulpnaald nemen en deze nu aan den achterkant van het werk houden, de 2 volgende st. r. breien, waarna de 2 st. van de hulpnaald even eens r., 2 av. Vanaf steeds herhalen. Deze 8 toeren vormen het patroon en we herhalen ze dus voort durend. Bij den 86en toer beginnen we met de minderingen voor de kuit. 86e toer: 1 r. verdr., 2 st. av. te zamen breien en den toer in patroon uitbreien tot op 2 st. na en deze 2 st. av. te zamen breien. Op dezelfde wijze minderen we bij iederen 8en toer, dus bij den 94en, 102en, HOen toer enz., tot we in totaal 18 st. geminderd hebben en we dus nog 72 st. over hebben, terwijl we er voor zorgen, dat het patroontje zoo goed mogelijk doorloopt. Wan neer we in totaal 216 toeren gebreid hebben, be ginnen we met den hieldezen breien we boven de 36 st., die midden boven de minderingen voor de kuit liggen. Ter versteviging kunnen we bij dit gedeelte voor de stevigheid een draad machinegaren in de kleur van de wol mee- breien. We breien 25 naalden in tricotsteek, dus (Eigen opname) alle heengaande naalden r. en alle teruggaande naalden av., waarna we beginnen met den kleinen hiel. le naald: 20 av., 2 st. av. te zamen breien, 1 av., omkeeren. 2e naald: 6 r., een overhaling (1 st. afhalen, 1 st. r. breien en den afgeh. st. over den gebr. st. halen), 1 r., omkeeren. 3e naald: 7 av., 2 st. av. te zamen breien, 1 av., omkeeren. 4e naald: 8 r., een overhaling, 1 r., omkeeren. Op deze wijze gaan we verder, tot alle st. ge bruikt zijn, waarna we den draad machinegaren af breken en beginnen met den voet. We verdeelen de st. van den hiel over 2 naalden en nemen op iedere naald 13 kantlussen op; de overige 36 st. nemen we dan op één naald; deze naald is dan de groote naald of de voetnaald. De st. van deze groote naald breien we in patroon, de st. van de beide kleine naalden in tricötsteek, dus steeds recht. Bij den 2en toer van den voet minderen we bij de 2 kleine naalden als volgt; le kleine naald: 2 r., een overhaling en de naald r. uitbreien. 2e kleine naald: de naald r. uitbreien tot op 4 st. na, dan 2 st. r. te zamen breien en nog 2 r. Vervolgens breien we één toer over zonder minderen. Deze laatste 2 toeren herhalen we, tot we in totaal nog 70 st. over hebhen (dus 17 st. op iedere kleine naald)daar na breien we verder zonder minderen, tot we in totaal 58 toeren (voor den voet) gebreid hebben, waarna we beginnen met

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 28