EN TOCH ZUN ER NIEUWE SNUFJES Dat vrouwe Mode zich niet heelemaal in een hoekje laat duwen, bewijzen de verschillende plaatjes op deze bladzijde. Als eerste zien we een set van hoed en paraplu, die één geheel vormen met den mantel van lichtgrijze persia- ner. Het hoedje is op het oogenblik welhaast onbetaal baar, maar geeft dengenen, die nog een ouden kraag of mof hebben liggen, een tip om een nuttig gebruik van hun bezit te maken. Een doodgewone paraplu met een haak en de bontwerker maakt er zoo'n modern exemplaar van, dat elkeen het ons zal benijden, terwijl de modiste het over het algemeen zeer op prijs zal stellen als de vakman het overtrek voor den kwieken matelot ook voor zijn rekening neemt, zoodat zij niets te maken heeft met het moeilijke venverken van allerlei stukken en brokken. Als tweede en derde model geven wij het lang niet altijd flatteuze vleermuismodel, de kimonomouw, die sterk door Berlijn gepropageerd wordt, en die, wonderlijk genoeg, ook gedurende den vorigen oorlog gloriedagen beleefde. Als vierde een voorbeeld van huisvlijt gedurende lange winteravonden. Zoowel borduurwerk als applicatie doen weer opgeld als garneering voor een op zichzelf eenvoudige jurk en zijn ook uitstekend geschikt om eventueele naadjes bij een vermaakte japon te bedekken. Ten slotte moeten we ook nog den overrok signaleeren, terwijl het er ook naar uitziet, dat als derde herinnering aan den vorigen oorlog ook de blouses met het over den rok gedragen schootje weer populair zullen worden. Over- rokken verslinden uiteraard veel stof, maar dat kan geen bezwaar zijn voor een zóó grillige dame als vrouwe Mode. (Foto's Panorama)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 30