itni.iiti 111:1:1.1
door Perceval Gibbon
14
en in machte-
looze woede en wan-
hoop sloeg hij zijn
armen uit.
Hij was van het plein voor het Gare du N'ord
de Rue Lafayette ingeloopen, maar midden
op het volle trottoir bleef hij opeens staan,
als een klip in den stroom van voetgangers,
en in machtelooze woede en wanhoop sloeg hij zijn
armen uit. Eén van die armen trof de borst van
een stevigen Parijsclien zakenman, die aanvanke
lijk van geen excuus wou hooren. maar eindelijk
toch bijdraaide, om
dat de boosdoener zoo
mak deed en er zoo
sjofel, zoo hulpeloos
en zoo vreemd in Parijs
uitzag. De zakenman
bromde wat en liep
door Samuel Law
rence kon zijn eigen
triesten gang gaan.
Want een trieste
gang was het. Hij be
zat een kleine twee
honderd francs en de
kleeren. die hij aan
had, maar verder ook
niets - zelfs niet de
gewone rechten van
den mensch en den
burger. Twee dagen te
voren was hij nog kan
toorbediende geweest
bij de Strand Camera
Company in Londen,
een arm, onaanzienlijk
mannetje, maar toch
iemand, die zijn brood
verdiende en vrienden
had. en onder bescher
ming der wet stond.
Den vorigen dag ech
ter, toen hij het geld
voor de loonen van de
bank moest halen, had een korte verdwazing hem
tot een dief gemaakt. En slechts enkele uren ge
leden was hij van zijn" buit beroofd. Hij had niets
meer over.
Hij zwierf verder. Straks werd 't donker, en hij
was moe: hij moest ergens onder dak zien te komen.
En terwijl hij maar liep, zaagden zijn pijnlijke hersens
maar steeds door over het verlies. Die dikke heer van
middelbaren leeftijd, die van Boulogne af met hem
in den eerste-klascoupé had gezeten, had 't hem
geleverd. Toen de trein in Parijs aankwam, was hij
vlug opgestaan, hij had een kruier geroepen, en hem
zijn twee koffers door 't raam heen aangereikt. Ver
volgens was hij, als iemand, die 't reizen gewend is,
snel uitgestapt en met zijn kruier verdwenen. Eerst
toen de man niet meer te zien was, had Lawrence
ontdekt, dat één koffer van den dikken beer er nog
stondhij had den verkeerden koffer meegepakt, den
koffer van Lawrence. en die bevatte ruim drie
duizend pond, eigendom van de Strand Camera
Company.
Lawrence was hem nagehold als een dolleman
vruchteloos natuurlijk; hij was alleen nóg een keer
geschrokken, door bij het octroi terecht te komen, de
gemeentelijke accijnzen van Parijs. Hij dacht in 't
eerst, dat hij politie voorhad, en wist zich geen raad;
maar hij werd doorgelaten en kwam op straat te
staan. Nu had hij niet eens dien anderen koffer, dien
de onbekende had achtergelaten. E11 navraag doen
op de gewone manier, de eenige die baat kon geven,
dorst hij niet. Op het moment, dat dit tot hem door
drong, had hij zijn armen zoo uitgeslagen het
eerste ongedwongen en onbedwongen gebaar van zijn
leven.
Hij kwam langs een café, met stoelen en tafeltjes
onder een zonnescherm. Hij aarzelde, maar vermoeie
nis overwon zijn schuwheid: hij ging zitten. Een
kellner bracht hem een glas bier: hij had liever thee
gehad, maar iedereen scheen bier te drinken, en hij
had geen geestkracht meer over om er over te praten.
Hij hing in het ijzeren stoeltje om zooveel te rusten,
als op zooiets hards mogelijk was. en bleef zoo
zitten, tot zijn aandacht werd getrokken door woor
den van zijn eigen taal. 't Waren eenvoudige jongelui,
twee bedienden van 't een of andere Engelscbe
kantoor in Parijs, die een beetje zaten te babbelen.
Samuel Lawrence dronk zijn bier op en wachtte
op een geschikt moment.
Pardon, heeren. ik ben hier vreemd," zei hij.
De jongelui keken hem aan. „Kunt u rne misschien
zeggen, waar ik vannacht onder
dak zou kunnen vinden? Ik, eh.
ik ben mijn bagage kwijtgeraakt en
nu.nu kan ik niet veel betalen."
„Goedkoope hotelletjes genoeg,"
zei de jongeman, die het dichtst bij
hem zat, onverschillig. „Overal
hier. Maar als u iets érg goedkoops
wilt hebben, kunt u
't beste naar Mont-
Yi inartre gaan."
V" „Montmartre?" zei
Lawrence. „Eh.... kunt
u me ook wijzen, waar
dat is?"
Ze wezen hem onge
veer, hoe hij gaan
moest, maar ze waren
't er niet heelemaal
over eens, en redeka
velden er een poosje
over, hem vergetend.
Op den duur echter
begreep hij er althans
iéts van. en toen ging
hij, 0111 te probeeren.
Het was vreemd, dat
Samuel Lawrence, ge
plaagd door de moei
lijkheden van zoo me
nig man van vijftig,
bang om ontslagen te
worden en nog wat lij
dend aan de nawerking
van griep, opeens een
dief was geworden
maar een even vreemd verschijnsel vormde zijn
figuur in de ellende-sloppen van die befaamde
Parijsche wijk, dien rijpzoeten lenteavond. Dien
heuvel van pret en boosheid op, droeg hij zijn goed
moedige. karakteilooze gezicht.en zijn gouden lorgnet,
zijn grijze snor met neerhangende punten, zijn iet
wat kromme kantoorschouders. Bewoners van de
buurt, stil als vleermuizen voorbijglijdend, of achter
liet zinc staande in café's met open front, keken hem
na. Hij liep er tusschendoor, onbewust
van alles, behalve zijn eigen leed.
In een krotterig huis, dat zich voor
hotel uitgaf, en een dikken, harigen kaste
lein zonder jas of boord bleek te bevatten,
kreeg hij een bed. Voor tien francs, vooruit
betaald, werd hem een hokje met een
smal ledikant, een vurenhouten tafel, een
stoel en een waschkomnietje afgestaan.
,,'t Is wel goed." zei hij, toen hij het
aankeek. „Ik ben doodmoe."
„Wou u iets drinken?" vroeg de kas
telein. „Ik heb whisky, cognac, wijn, alles."
Samuel Lawrence schudde zijn hoofd.
„Nu niet, dank u," antwoordde hij.
De dikke keek hem eens goed aan. „U
zult toch wel slapen, denk ik." Toen hij
dit gezegd had, ging hij.
Lawrence kon zich later niet herinneren,
of hij de deur had gesloten of niet. voor
hij zich op het keiharde bed in dat kamer
tje neerlegde. Ondanks zijn moeheid duurde
het eenigen tijd. voor hij sliep; het was te
rumoerig in het bouwvallige huis. Eerst
hoorde hij beneden inenscheu zingentoen
hadden er voor zijn deur een paar menschen
ruzie, die eenzelfde taal schenen te spreken
als voetzoekers; en daarna was er een
vrouw, die vijf minuten aan één stuk hart
verscheurend schreeu wde en nog lang schok -
kend nasnikte. Eindelijk sliep hij in, maar
later werd hij wakker met een onoverwin
nelijk gevoel, dat hij niet alleen was.
Hij vond zijn lucifers, en stak de kaars,
de eenige lichtbron in zijn kamer, aan.
Hij zag niemand, en de deur was dicht
hij had den indruk gehad, dat die openstond. Hij
zat overeind in bed en tuurde. Juist toen hij alles
wilde toeschrijven aan zijn verbeelding, hoorde hij
en nu kon hij zich niet vergissen het gekraak
van voetstappen op slecht sluitende planken buiten
zijn deur. Hij stond op, en deed met de kaars in zijn
hand de deur open. Die was nu in ieder geval niet
op slot. Hij keek het smalle gangetje in, naar links
en rechts, en naar de trap in 't midden, maar hij
zag geen mensch.
Hij ging naar zijn kamer terug, deed de deur dicht
en op slot en wou weer in bed stappen, maar toen viel
zijn blik op zijn kleeren, die hij opgevouwen op een
stoel had gelegd. Hij gaf een zachten kreet, greep
de kleeren en doorzocht ze, eerst met koorts
achtige haast, toen rustig, stuk voor stuk. Het resul
taat was beide keeren hetzelfde. Hij was niet bestolen,
maar leeggeplunderdniet alleen zijn geld was weg,
maar alles. Hij had zelfs geen zakdoek meer.
Een kerkklok in de buurt sloeg vier uur.
En toen besefte hij. bij kaarslicht op zijn bed
zittend, hoe een mensch er aan toe is, die van zichzelf
een verworpeling heeft gemaakt. Hij zat in den
vreemde, en hij bezat letterlijk niets. Vervoegde hij
zich bij de politie of bij zijn consul, dan werd hij
gearresteerd. Hij had alles tegen zich.
Om acht uur was hij aangekleed en kwam hij
beneden. De dikke kastelein zag er verfomfaaid uit
had blijkbaar met zijn kleeren aan geslapenhij stond
aan de deur, toen de gast vertrok. Hij keek den gast
aan met een lachje van kwaadaardigen spot.
„Goed geslapen?" vroeg hij.
Samuel Lawrence keek hem aan en begreep, dat hij
verslagen was. De kerel was sterk, van spieren en
van geest; zelf was hij geen van beide. Hij liep door
en daalde het straatje af.
Het was een ochtend van echten Parijsehen glans,
met een zacht stralenden hemel en balsem in de lucht.
De boomen langs den boulevard, waarop hij uitkwam,
stonden in een teer groen. Hij was ongeschoren en
maar matig gewasschen, hij had niet ontbeten en zóu
niet ontbijten ook. Hij slenterde door de menschen-
volte, in al zijn schande en misère weerspiegeld door
de blinkende winkelruiten. Hij wi6t niet waar hij
heen zouhij was de speelbal van onberekenbare
machten; maar toen het tegen twaalven liep, en hij
al blaren aan zjjn voeten kreeg, was de grillige
fortuin hem gunstig.
Hij liep bij de Madeleine, eenigszins hinkend; en
toen zag hij van den anderen kant iemand komen,
wiens aanblik hem tot staan bracht met opengeval
len mond. Het was een dikke man, met, een voldaan
geheven gezicht onder een keurigen grijzen hoed;
een sjiek gekleed man met fraai gefriseerden knevel.
Het was de onbekende uit den trein, de man, die
den verkeerden koffer had meegenomen.
De man liep hem voorbij; Samuel Lawrence
.Wou u iets drinken T" vroeg de kastelein.