I draaide zich om als een weerhaan; en in een opwelling van energie volgde hij den man. haalde hem in en raakte I zijn elleboog aan. „Pardon," zei hij zenuwachtig. De ander draaide zich snel om, en het kwam Lawrence voor, dat er een on- i metelijke opluchting in zijn gezicht kwam, toen hij zag, wien hij voor zich had. Maar aanstonds betrok dat gezicht. „Wat blikslager heb je me zoo beet te pakken?" vroeg de onbekende. „Neemt u mij niet kwalijk, meneer," zei Lawrence; „maar ik geloof, dat u gisteren per abuis mijn koffer hebt meegenomen uit den trein in plaats van den uwen." Het gezicht klaarde op. „O, was dat uw koffer? Ja. nu herken ik u. Waarom bent u me niet achterna gekomen? Ik heb mqn eigen koffer gevonden, maar u was nergens meer te bekennen." Lawrence vertelde, hoe het gegaan was. De heer knikte. „Enfin," zei hij, ,,'t is in orde. Ik heb uw koffer in consigne gegeven bij de bagage gedeponeerd. Maar nu merk ik vanmorgen, dat ik 't re$uutje kwijt ben, uilskuiken dat ik ben. Maar ze zul len hem u wel geven." Lawrence stond te beven. Dus koffer en inhoud waren veilig geborgen, onaan geroerd. „Hoe moet ik dat dan aanleg gen?" vroeg hij. „Nou," zei de onbekende, „u gaat naar de consigne en u vraagt uw koffer. F zult natuurlijk uw identiteit moeten bewijzen en den inhoud van den koffer beschrijven, op de gewone manier. Als dat dan uitkomt, krijgt u hem zóó." „O," zei Lawrence; en hij liet volgen: „Dank u!" „Ik wil wel even meerijden om u te helpen," zei de man. Lawrence schudde zijn hoofd. Hij werd opeens gewaar, dat zijn nieuwe kennis eigenaardig doordringend kon kijken. Zijn gemoedelijk, blozend gezicht stond heel even scherp en af- stootend. „Niet?" zei de man. „Zooals u wilt. Maar gaat u even mee iets gebruiken. Ik wou u nog even spreken." En toen Lawrence nog aarzelde, ging hij voort: „Ik zon 't maar doen, meneer Lawren ce!" Lawrence viel bijna flauw van schrik. Hij liet zich meenemen. „Bent u een detective?" hijgde hij. De onbekende dacht na, alsof hij 't zelf niet goed wist. „Nee," zei hij einde lijk. „Heelemaal niet. Maar er stond een berichtje over uw geval in de krant vanmorgen. Daardoor weet ik uw naam." Op een pluchen bank in een cafeetje, met whisky-soda voor zich, praatten zij. „En de buit zit in dien koffer?" zei de dikke. „Drieduizend zooveel. per ongeluk meegenomen en opgeborgen en 't bonnetje verloren. ik! Enfin, we moeten zien dat we 'm terugkrijgen." „Wat zeien de kranten?" stotterde Lawrence. „0, de krantenZe denken in die zaak van je, dat je geheugen je in den steek heeft gelaten. Ze schijnen je aardig vertrouwd te hebben. Maar dat doet er niet toe. Wat heb je uitgevoerd sinds gisteren?" Hij hield aan, tot hy alles wist van Samuel Lawrence's eersten nacht in Parijs. Hij schoot in den lach. „Ik zal een oogje op je moeten hou den," zei hij. „Zéker, tot we dien koffer hebben. Maar je moet eerst wat eten. GarQon „Maar ehaarzelde Lawrence, „bent u een „Ga door," zei de dikke. „Zeg 't maar. Of ik een misdadiger ben? Ja, natuurlijk. Maar een goeie -niet zoo'n prutserige dilettant als jij. Ik heet Walker. Pony- Walker zeggen mijn vrienden. En je mag blij zijn, dat je mij tegen 't lijf bent geloopen. Ah, daar hebben we 't menu." De heer Walker deed een voortreffe lijke keuze: een fijne en toch voedzame lunch, die den eetlust bevredigde en prikkelde tegelijk. En al etend, praatten ze. „Dat lamme bonnetje!" mopperde hjj. „Zeker niet erg op gelet, omdat 't niet van mij was, en nu is 't zoek. Ik mag wel oppassenik heb meer van die din gen vandaag of morgen krijg ik er de kous door op mijn kop. Misschien is 't in de goot gewaaid een papier tje, dat drie mille waard is! 't Kan raar loopen. Nog een glas wijn?" Lawrence zuchtte. „Ik heb vanmorgen al mijn zakken nagezocht," hernam Walker, „maar 't was er niet. Zeker in een buitenzak gestopt en met mijn handschoenen óf mijn zakdoek mee uitgetrokken. Enfin, 't komt nu toch wel in orde. Waar ga je logeeren?" Lawrence lachte flauwtjes. „Ik heb geen geld," hielp hij Walker onthouden. „Geen geld? Geld zat!" zei de dikke, en hij greep naar zijn portefeuille. „Hier, duizend francsdie geef ik je bij wijze van geldbelegging. Haal ik er later wel weer uit. Laat je nu eerst maar eens scheren. En zoek een hotel en kom dan morgen om denzelfden tijd hier. Begrepen? Schiet nu maar gauw op." Lawrence gehoorzaamde. Hij wist niet wat hij anders zou moeten beginnen dan gehoorzamen. Een kellner hielp hem in zijn jas en gaf hem zijn hoed. „Ga maar, hij krijgt van mij wel een fooi," zei Walker, over de sigaar heen, die hij zat aan te steken .„Morgen zelf den tijd niet vergeten!" „Morgen zelfden tijd," herhaalde Lawrence werktuiglijk, en hij ging. De kapper, bij wien hij zich liet op knappen, keek even tegen het briefje van duizend francs op, maar wisselde het toch. Lawrence gaf een royale fooi. „Dank u," zei de barbier. „En hier is uw hoed, meneer Walker." Zóóveel Fransch verstond Lawrence wel. „Hè?" vroeg hij verbaasd. De barbier draaide glimlachend den hoed om. alsof hij een handig goochel kunstje had uitgehaald. En zie: de naam stond duidelijk, met gouden letters, op den leeren zweetband: P. Walker. „Ze hebben me den verkeerden hoed gegeven," zei Lawrence. Maar hij pakte hem aan, en bleef er even mee in zijn hand staan, besluiteloos. Zou hij nu aanstonds naar het café teruggaan, of zou hij wachten tot morgen? 't Was een betere hoed dan de zijne. Hij zag een puntje van een groen papiertje onder den zweetband uitsteken, en trok het te voorschijn. „Ah!" zei de kapper. „ITn billet de consigne!" Hij herkende het woord consigne en keek met groote oogen. Dat moest het verloren re$uutje zijnWalker had 't dóór gestopt, in plaats van in zijn zak. en 't vergeten. Hij verbaasde den kap per door een luiden kreet te slaken en de straat op te stormen. Dien middag ontving de Strand Camera Company een telegram uit Parijs, waar ze van opkeken. „Ben hier," luidde het. „Geld onaan geroerd. Keer vanavond terug. Samuel Lawrence." En men bleef er dezen uitleg aan geven: tijdelijk verlies van geheugen. Maar meneer Walker noemde het anders. Vertegenwoordiger; TH. JANSEN -TA PHORN Meerweg 47 - Bussum Hij had een reisverzekering Welzekermaar weer één loketje open. En tochten hier, verschrik kelijk ,,Kalm aan, daar gaat al een tweede loket open." ,,Ook dat nog25 Minuten is die trein maar te laat en ik sta hier met een barre verkoudheid „Gezondheid en Wybertjes, man „Ik ga principieel nooit zonder Wybert-tabletjes op reis. Dat is mijn reisverzekering tegen hoest en verkoudheid." Alleen verkrijgbaar in origineele blauwe doozen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 15