Het NIEUWE middel
tegen verstopping!
JmlDQdlkl&ca
GENEESMIDDELEN
EN GENEESWIJZEN
8
's Avonds een paar Nourilax tablet
jes," 's morgens een normale stoel
gang. Het zachtwerkende, onfeilbare
laxeermiddel. 15 stuks 33 ct., so
stuks 95 ct.
FabrikanteN.V. Notiryphanna. Deventer
De door artsen aanbevolen tandpasta
bevat 0 0075 °/o organisch jodium, waarvan 0 000035 gr.
jodium door het tandvleesch opgenomen en daardoor in
de inwendige organen van het lichaam verspreid wordt.
Jod-Xaliklaca is een aangenaam schuimende tandpasta van
uitstekende kwaliteit (zonder chloorzure c a I i u m) met een
lekkere frissche smaak. Oe uiterst kleine hoeveelheid organisch
jodium is voldoende om de mondholte gedurende langen tijd te
ontsmetten (wetenschappelijk bewezenen daardoor de tanden
zoowel als het tandvleesch voor ontsteking en vooral ook tegen
de in de geheele wereld verspreide tandwolf (Paradentose) te
beschermen.
Jod-JCalikloca is voorts door artsen erkend als
voorbehoedmiddel tegen verkoudheid, aderverkalking
(Arteriosklerose) en als stimulans voor alle lichaams
functies.
Oueisser Co..
Hamburg 19
DepotPharmaceuti-
sche Union, Hilversum
P. de Hooghlaan 34
De aangenaam schui-
mende Gezond- 5—?
heids-Tandpasta.
T
ANNONCES
BETREFFENDE
worden in dit blad slechts opgenomen, indien zij
vooraf voorzien zijn van het stempel „G een
bezwaar" tegen de plaatsing, afgegeven door
de Commissie van Controle op de Aanprijzing van
Geneesmiddelen en Geneeswijzen, waarvan het
Secretariaat is gevestigd:
SEGBROEKLAAN 33 - 's-GRAVENHAGE
herstellen, maar geen nieuwe maken.
Het gilde van de kleermakers zag
nauwlettend toe, dat niemand „onder
decsel van den oudewantsnijders (lees:
kleerenlappers) geheel nij werek ofte
kleder maeete". Regel was, dat men
sleehts éénmaal in zijn leven oen stel
beste kleeren aanschafte en dit lang-
gebruikte pak bij testament nog als
een kostbaar legaat vermaakte. De
zoon, die het pak van vader erfde, liet
het bij 'n kleerenlapper pasklaar maken.
Ook lezen we dikwijls in een testament
aan mijn lieven neef vermaak ik een
paar stevige laarzen
In sommige steden, b.v. Utrecht, wer
den de gilden zoo machtig, dat zij een
tijdlang het bestuur van de stad in hun
handen hadden.
In geval van oorlog moesten alle
burgers de stad helpen verdedigen; de
voornaamste verdedigers waren de schut
ters, welgestelde burgers, die zelf voor
hun wapenen hadden te zorgen. Hun
bedrevenheid in het schieten bleek in
het voorjaar, als ze in den stadsdoelen
op den vogel schoten. De beste schutter
werd voor dat jaar koning.
Bij brand moest iedereen meehelpen
de een moest het water in leeren emmers
uit de stadsgracht halen, de ander den
inhoud in het brandende huis werpen,
een derde de brandladders tegen den
muur plaatsen. In den winter moesten
er in de stadsgrachten bijten worden
gehakt. Men deed dit om bij brand
steeds water bij de hand te hebben,
terwijl over een opengehakte gracht de
vijand niet makkelijk de stad kon
binnendringen.
Een middeleeuwsche stad verschilde
heel wat van onze moderne steden. Zij
had een meer landelijk karakter; midden
in de stad trof men nog weilanden,
groote tuinen en boomgaarden aan.
De houten huizen met rieten daken
waren zonder regelmaat gebouwd. Aan
een rooilijn hield men zich niet. De
straten waren niet geplaveid, zoodat in
den winter of bij heftige regenbuien de
menschen door de modder moesten
ploeteren. Varkens en kippen liepen
vrij over den weg, zoekend naar alles,
wat maar eenigszins eetbaar was. Later
klagen de burgers zoo over de los-
loopende varkens, dat het stadsbestuur
de vrijheid van deze dikhuiden gaat
beperken.
Straatverlichting was onbekend. Het
ergste was, dat. de donkere straten zoo
onveilig waren. In de middeleeuwsche
steden trof men maar weinig politie aan.
Wie 's avonds van of naar huis moest,
nam een fakkel of lantaarn, benevens
een wapen mee. Als in sommige steden
de vroedschap een avondvergadering
had, werden na afloop de leden door
gewapende mannen veilig thuisgebracht.
Kerk en stadhuis waren in het begin
de eenige steenen gebouwen. Later gaan
ook de rijke burgers er toe over om
een steenen huis te laten zetten. Aan de
geweldige kerken werd soms eeuwen
gebouwd. In 1350 begon Haarlem met
den bouw van de oude Sint Bavo.
Ongeveer twee eeuwen later was de kerk
voltooid. Aan de Sint Jan van Den
Bosch is gewerkt van 1419 tot 1520,
aan den beroemden Utrechtschen Dom
van 1254 tot 1495. Geldgebrek was
oorzaak van dezen langen duur. De
burgers moesten zorgen voor den bouw
van de kerk, 't zij door geld te geven,
't zij door het schenken van steenen,
hout of kalk. We moeten hierbij niet
vergeten, dat bet aantal inwoners van
onze steden betrekkelijk gering was.
Utrecht, tot het jaar 1500 onze grootste
stad, telde in het jaar 1400 omstreeks
40.000 inwoners; loeiden haalde net
de 5000, terwijl honderd jaar later
Amsterdam en Groningen 15000 inwoners
hebben.
Onze .steden en <fc handel
De middeleeuwsche ambachtsman, die
volgens het gildereglement nooit meer
dan drie of vier gezellen mocht hebben,
werkte meestal voor zijn eigen stad-
genooten: hij had dus een echt klein
bedrijf. Twee artikelen, in verschillende
steden gemaakt, werden ook buiten die
steden veel gevraagd, n.l. bier en laken.
In de Hollandsche steden is omstreeks
1350 de bierbrouwerij in vollen gang.
Bier was in die dagen de volksdrank. In
het jaar 1388 voerden de Hollandsche
brouwers alleen naar Brugge reeds 12000
vaten bier uit. Leiden was de stad van
de lakenindustrie. In 1470 werden daar
bijna 15.000 lakens geweven. Het
Ijeidsche laken werd in binnen- en
buitenland een veel gevraagd artikel.
De benoodigde grondstof werd inge-'
voerd uit Engeland, dat in de middel
eeuwen de beste wol leverde. De bier
brouwers lieten hun koren halen uit
Noord-Frankrijk of uit de Oostzee
landen. U ziet, er wordt al aardig
handel gedreven; de eene stad nam
daar meer aan deel dan de andere. De
grondslag, het fundament van onzen
bloeienden handel daaraan dankt
Nederland in de zeventiende eeuw zijn
positie als groote mogendheid is
echter de visscherij geweest. Sinds de
uitvinding van het haringkaken, waar
door de visch voor bederf bewaard
bleef, was zjj een handelsartikel gewor
den. Duizenden Hollanders en Zeeuwen
voeren reeds in de vijftiende eeuw ter
haringvangst. De haring moest gezouten
worden. Welnu, wij gingen het zout
halen in Frankrijk en in Spanje. De
steden Hoorn en Enkhuizen hadden in
1475 een vloot van vijfenzeventig zout-
schepen in de vaart. Het teveel aan
zout verkochten wij aan de Oostzee
landen. In ruil daarvoor kregen wij
koren; zoo ontstond de graanhandel,
die later de voornaamste plaats zou
innemen. De gezouten haring werd ver
kocht, o.a. in Frankrijk en Spanje. Ook
de producten uit de Oostzeelanden,
koren en hout, vonden daar grage
afnemers. Als retourvracht brachten
onze stoere zeelui wijn mede. Groote
handelssteden uit dezen tijd zijn Sta
voren, Deventer, Zutfen, Zwolle, Kam
pen, Dordrecht, en. Amsterdam. De
opkomst van deze laatste stad is ver
rassend snel gegaan. In 1250 nog een
klein visschersdorpje, honderd jaar later
de grootste invoerhaven voor goederen
van Hamburg en de Oostzeelanden.
Deze laatste handel werd genoemd de
„oostersche handel". Om van de Zuider
zee naar de Oostzee te varen, moest de
Sont gepasseerd worden, een zeestraat
tusschen het Deensche eiland Seeland
en Skandinavië. Was er gevaar, dat de
Sont versperd zou worden, dan zond
Amsterdam onmiddellijk zijn kogge
schepen naar het noorden om zijn
handelsbelangen te verdedigen.
Die handel bracht schatten in het
land, de burgers van onze steden ver
dienden kapitalen. De adel verarmde;
het was beneden de waardigheid van
edelen en ridders, om handel te drijven.
Vele hooge heeren staken tot over de
ooren in schulden. In de meeste gevallen
waren hun schuldeischers vooraan
staande kooplieden.
Omstreeks 1500 is voor ons land een
nieuwe tijd aangebroken, de tijd van
de steeds toenemende zelfstandigheid
van de steden. Weldra gaan zij het
land regeeren.
W. W. REYS