Mr. CLEMENTS door Denis JSdackail 4 f e ernstige, waardige en statige L bediende hielp rar. Clements W in zijn overjas, overhandigde hem zijn hoed en paraplu I j/ en maakte zich vervolgens ge- reed, de buitendeur te openen. „Wenscht u een taxi, mijnheer?" vroeg hij Mr. Clements scheen even te schrikken. „Nee, dank je," antwoordde hij. „Ik - ik denk, dat ik ga loopen." Bij dit antwoord zou vrijwel iedereenbehalve natuurlijk de ernstige, waardige en statige bediende, lichtelijk geschrokken zijn. Want ofschoon mr. Cle ments niet overdreven dik was, noch er zeer zwak uitzag en evenmin een lichamelijk gebrek had, werd men op een of andere wijze geschokt bij de ge dachte, dat mr. Clements zoo maar doodgewoon zou gaan loopen. Om hem heen hingen de sfeer en de geur van taxi's. Let wel, niet van eigen luxe auto's, o nee, want al zag men dadelijk, dat hij rijk was, men zag ook onmiddellijk, dat hij nooit of te nimmer eenige verantwoordelijkheid zou aan vaarden, wanneer hij daar buiten kon. Om die reden kon men hem zich slechts denken, wonend in privé- vertrekken van een of ander groot hotel, waar zijn maaltijden werden besteld door den chef-kellner, zijn gelaat werd geschoren door een huiskapper en zijn lectuur voor hem werd uitgezocht door de jongedame van het krantenkioskje; men kon zich voorstellen, dat hij op gezette tijden verhuisde naar andere groote hotels ergens aan zee, in de bosschen of in 't. buitenland en daar zijn leven liet bestieren door andere kellners, kappers en jongemeisjes in krantenkiosken. En daarmede zou uw verbeeldings kracht, wat hem betreft, uitgeput zijn. Doch wij kun nen daar onmiddellijk aan toevoegen, dat u zich aldus een volmaakt waarheidsgetrouw beeld van mr. Clements' leven zou hebben gevormd. Natuurlijk was mr. Clements niet altijd geweest, wat hij nu geworden was. Sdlns probeerde hij wel eens, aan een of anderen kennis in de hal van 't groote luxe-hotel, waar hij op dat oogenblik verbleef, te vertellen, dat hij vroeger bankier was geweest (misschien ook wel makelaar) ergens in Hongkong (of was het misschien in Amerika?). Wat wij evenwel gerust aan mogen nemen is, dat hij ergens in het oosten gewerkt had en dat hij terug gekeerd was met meer geld dan hij ooit op kon maken. Hij had geen familie, geen liefhebberijen, geen vrienden. Hij had alleen maar geld. Maar om dat hij verder ook geen fantasie had, was hij over het geheel zeer gelukkig en tevreden met zijn bestaantje. In het Serene-hotel, waar hij een groot deel van het jaar placht te wonen, noemde men hem „een keurigen ouden heer" en in die kringen beteekent dat maar één ding. Het komt namelijk hier op neer, dat de heer in kwestie ruim voorzien is van iedere eenheid uit het nationale muntstelsel en dat hij prompt met de grootste gevoeligheid en snelheid pleegt te rea geeren op iedere bescheiden naar voren gebrachte handpalm, die zich in zijn buurt vertoont. Nu we het portret van mr. Clements zoo goed als wij konden voltooid hebben, zullen wij hem volgen in de spreekkamer van sir Mortimer Cumberland, den grooten hartspecialist, die hem voor een privé- consult ontvangen had. Zooals hij zich dagelijks overgaf aan den hotelkapper, om te worden inge zeept en geschoren, zoo had hij nu sir Mortimer ver oorloofd hem zijn vest los te knoopen en hem te onderzoeken, zonder dat hij daarbij hielp of tegen stribbelde. „Nee," antwoordde hij op een der vragen, die hem gesteld werden, „ik zou het nauwelijks pijn durven noemen. Het is meer een voorbijgaand gevoel van eenigszins onwel-zijn, dat zoo eens een enkelen keer opkomt. Toevallig zei ik er iets van tegen den be diende, die in mijn hotel voor mij zorgt en het was heusch op zijn aanraden, dat ik hierheen gekomen ben. Ten slotte, op mijn leeftijd moet men toch voor zichtig zijn, nietwaar?" Bij die woorden „op mijn leeftijd" had hij traag geglimlacht, want hij kon zich niet indenken, dat hij werkelijk iets zou kunnen mankeeren. Sir Mortimer evenwel had niet teruggeglimlacht. Hij begon opeens een massa vragen te stellen en mr. Clements begon zich wat ongerust af te vragen, of hij wel op tijd zou komen voor de lunch. Op onprettige wijze werd hij opeens uit dezen ge- dachtengang gehaald. „Wat!?" vroeg hij met een verwijtenden klank in zijn stem. Sir Mortimer was plotseling zeer waardig. „Er is niets wat u verhindert de meening van een anderen specialist te vragen, indien u daar prijs op stelt," zei hij. „Nee, nee," antwoordde mr. Clements haastig, en dan voegde hij daaraan toe: „Zeg, is er niets aan te doen?" Sir Mortimer begon zijn stethoscoop op te rollen. „Ik zou u slechts misleiden," zei hij, „wanneer ik deed alsof ik dat wel kon „O," zei mr. Clements. Even later stond hij op straat met slechts een vage en mistige herinnering aan wat er gebeurd was. Toch, toen hy terugwandelde naar zijn hotel zijn verschijning op straat alleen al was voldoende om taxi na taxi aan zijn zijde te brengen was het feit, waarvoor hij gesteld was. hem volkomen duide lijk. Binnen drie maanden, ruw geschat, zou hij althans volgens sir Mortimer --- plotseling voorgoed van dit leven moeten scheiden. Er was iets in zijn binnenste, dat op 't vastgestelde uur als een wekker af zou loopen en dan zou het met mr. Clements gedaan zijn. Mr. Clements keek om zich heen naar het drukke verkeer, de wandelaars, de winkel-etalages. En toen, plotseling, kwam zijn gemoedsrust terug. Ten slotte, de zaak was afgedaan. Sir Mortimer had alle verantwoordelijkheid van hem overgenomen het zou heel wat lastiger zijn geweest, wanneer hij hem een rustkuur had voorgeschreven of een reis om de wereld; of wanneer hij hem een lijst had voorgelegd van dingen, die bij niet eten mocht. Hij begon zich al af te vragen, waarom hij eigenlijk zoo verontrust was geweest. „Eigenlijk." mompelde hij tot zichzelf, „moest ik diep inden put zitten, maar kan ik naar waarheid zeggendat ik mij zoo voel Zijn ongewone pogingen om in zichzelf te schouwen deden hem op eens stilstaan aan den rand van het trottoir en op geheimzinnige wijze verscheen daar plotseling een taxi-chauffeur, die op de voetrem trapte. „Taxi, mijnheer?" vroeg hij. Mr. Clements aarzelde nooit. „Ja," zei hij, „breng me naar het Serene-hotel." Hij opende het portier en klom naar binnen. De chauffeur gaf een ruk aan zijn vlaggetje met „vrij" en daar gingen ze dan. Onderweg begon mr. Clements zich af te vragen en dit met groeiende belangstelling hoe hij den tijd, die hem hier op aarde restte, het best zou kunnen besteden en hoe hij nog de meeste vreugde van zijn geld kon beleven. Hij kon van nu af aan doen wat hij wilde, zonder de geringste vrees, dat hij vroeg of laat ter verantwoording zou worden geroepen. Hij kon zich overgeven aan ongebreidelde losbandigheid wanneer hij daartoe lust gevoelde en hij zou dood zijn, voordat hij iets anders kon hebben geproefd dan de vreugden ervan. Hij kon een moord begaan in gedachten zette hy een revolver in den nek van den taxi-chauffeur - en lachen om rechtbank en rechters. Hij zou een krach kunnen ontketenen op de beurs en een ware lawine van faillissementen kun nen veroorzaken, zonder er zelf schade bij te hebben. Hij kon zijn naam krassen in de bankjes van het park, kon aan den verkeerden kant van de straat rijden, hij kon aan de noodrem van den trein trekken, een steen door iemands ruiten gooien, belletjetrek- ken en dat alles zonder over de consequenties na te hoeven denken Echter, de film, die voor zijn geest voorby trok, knapte plotseling af en toen de taxi voor het hotel stopte, trok de passagier een grooten zijden zakdoek te voorschijn, waarmede hij zijn vochtig voorhoofd afveegde als om al de vreemde gedachten, die daar achter gespookt hadden, weg te vagen. Natuurlijk kon hij dat allemaal niet werkelijk doen. Natuurlijk niet. Ten minste. en op dat moment kreeg mr. Clements zijn kostelijksten inval. Men kan veronderstellen, dat het er onbewust al jaren ge weest was; dat er, in tegenstelling tot zijn vrijgevige gewoonten, toch steeds een onhoorbare, innerlijke stem geprotesteerd had. Mr. Clements had namelijk besloten om in de dagen, die hem nog restten, niet meer te reageeren op bescheiden uitgestoken handpalmen. Géén eer biedig aanslaan, géén onderdanig „goedenmorgen", géén beleefde informatie naar zijn gezondheidstoe stand, géén bereidwillig „tot uw dienst" zou meer een muntstuk uit zijn vestzak te voorschijn tooveren. Wét er ook gebeuren mocht: de fooi, die hij dezen taxi-chauffeur gaf, zou de. laatste zijn, die hij als mr. Clements zou overhandigen. Na al de misdadige en losbandige plannen, die eerst bij mr. Clements waren opgekomen, zal het besluit, dat hij nam, u misschien wat kinderlijk voor komen. Waarschijnlijk had u het interessanter ge vonden, wanneer hij zich ontpopt had als een gentle- man-inbreker of wanneer hij met behulp van zijn groot fortuin iets anders zeer opvallends had gedaan. Wij moeten u in dat geval teleurstellen, want het is onze plicht te vertellen, wat er werkelijk gebeurde. En bovendien, het eigenlijke verhaal over mr. Cle ments begint nu eerst. Gedurende achtenveertig uur was het personeel van 't Serene-hotel zoo welwillend, de merkwaardige verandering, die er in de sympathieke gewoonten van mr. Clements had plaatsgegrepen, te beschou wen als een tijdelijke afwezigheid, als een on schuldig verzuim. De zorgen, waarmede zij hem om ringden, bleven even toegewijd en het scheen alsof zij er op rekenden, dat hij, bij het ontdekken van zijn verzuim, zijn trouwe dienaren ruimschoots schadeloos zou stellen. Doch mr. Clements gaf niet het geringste teeken. terug te zullen keeren tot zijn normale ge drag en toen de achtenveertig uur verstreken waren, gebeurde er iets, waardoor een geheel nieuw en zeer verontrustend licht op deze geschiedenis geworpen werd. Hij had een chasseur uit het restaurant naar de krantenkiosk gestuurd om een avondblad voor hem te koopen en hem daartoe een kwartje meegegeven. De jongen had zijn opdracht naar gewoonte uitge voerd, de krant op een zilveren blaadje gedeponeerd naast het bord van mr. Clements en willen vertrek ken. Mr. Clements had hem,toen teruggeroepen. „Wacht eens," zei hij, „je hebt me nog geen geld teruggegeven." Natuurlijk had de jongen geen andere keus; hij moest wel vijftien cent teruggeven, maar het duurde nog geen twintig minuten of het heele hotel was op de hoogte van de ontstellende gebeurtenis. Er werd een spoedvergadering bijeengeroepen onder leiding van het bestuur der plaatselijke afdee- ling van de hotelpersoneelsorganisatie en daar had de jongen zijn mededeelingen moeten herhalen. Er bleef verder ook niets anders over, dan een subcommissie te vormen, die de zaak nader zou onderzoeken en uitwerken. Toen dit achter den rug was, ging de vergadering uiteen; de subcommissie bleef achter en zette zich aan den arbeid. Het eerste zichtbare resultaat van haar besprekin gen was, dat zich om ongeveer half vier dienzelfden middag 'n zekere heer Bassoeen van de secretarissen van den directeur naar de vertrekken van mr. Cle ments begaf. Oogenschijnlijk was het slechts zijn taak, de wekelijksche rekening aan te bieden, doch de subcommissie had hem gemachtigd, den beschul digde eenige onschuldig schijnende vragen te stellen. Een feit is evenwel, dat hij slechts de kans kreeg tot het stellen van één zulk een vraag. Want toen de heer Basso, beleefd handenwrijvend gezegd had: „Ik hoop, dat u nog steeds volkomen tevreden over de bediening bent, mijnheer?" had mr. Clements aldus vertelde hij later hem eerst met een zeer vreemden blik aangekeken om direct daarop midden in het strijdperk te treden. „Wanneer iemand in dit hotel zich verbeeldt," zoo had hij geantwoord, „dat ik van plan ben in de toekomst meer te betalen dan de geoorloofde ver hooging op mijn wekelijksche rekening, dan heeft hij het helaas heelemaa! mis. Het zal u echter inte- resseeren, dat ik vanmorgen een heel pak aandeelen van het Serene hotel overgenomen heb, en dat ik zal weten op te treden, wanneer ik merk, dat ik van de zijde van het personeel met minder attentie en zorg word omringd. Laat ik u nu niet langer ophouden. Goedenmiddag." Waarop de heer Basso, die van achter de toonbank in de ontvangkantoren om placht te gaan met groothertogen en millionnairs, op weinig waardige wijze het vertrek verlaten had.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 4