Mr. CLEMENTS
door Denis JSdackail
4
f e ernstige, waardige en statige
L bediende hielp rar. Clements
W in zijn overjas, overhandigde
hem zijn hoed en paraplu
I j/ en maakte zich vervolgens ge-
reed, de buitendeur te openen.
„Wenscht u een taxi, mijnheer?" vroeg hij
Mr. Clements scheen even te schrikken.
„Nee, dank je," antwoordde hij. „Ik - ik denk,
dat ik ga loopen."
Bij dit antwoord zou vrijwel iedereenbehalve
natuurlijk de ernstige, waardige en statige bediende,
lichtelijk geschrokken zijn. Want ofschoon mr. Cle
ments niet overdreven dik was, noch er zeer zwak
uitzag en evenmin een lichamelijk gebrek had, werd
men op een of andere wijze geschokt bij de ge
dachte, dat mr. Clements zoo maar doodgewoon
zou gaan loopen. Om hem heen hingen de sfeer
en de geur van taxi's. Let wel, niet van eigen luxe
auto's, o nee, want al zag men dadelijk, dat hij
rijk was, men zag ook onmiddellijk, dat hij nooit of
te nimmer eenige verantwoordelijkheid zou aan
vaarden, wanneer hij daar buiten kon. Om die reden
kon men hem zich slechts denken, wonend in privé-
vertrekken van een of ander groot hotel, waar zijn
maaltijden werden besteld door den chef-kellner,
zijn gelaat werd geschoren door een huiskapper
en zijn lectuur voor hem werd uitgezocht door de
jongedame van het krantenkioskje; men kon zich
voorstellen, dat hij op gezette tijden verhuisde naar
andere groote hotels ergens aan zee, in de bosschen
of in 't. buitenland en daar zijn leven liet bestieren
door andere kellners, kappers en jongemeisjes in
krantenkiosken. En daarmede zou uw verbeeldings
kracht, wat hem betreft, uitgeput zijn. Doch wij kun
nen daar onmiddellijk aan toevoegen, dat u zich
aldus een volmaakt waarheidsgetrouw beeld van
mr. Clements' leven zou hebben gevormd. Natuurlijk
was mr. Clements niet altijd geweest, wat hij nu
geworden was. Sdlns probeerde hij wel eens, aan een
of anderen kennis in de hal van 't groote luxe-hotel,
waar hij op dat oogenblik verbleef, te vertellen, dat
hij vroeger bankier was geweest (misschien ook
wel makelaar) ergens in Hongkong (of was
het misschien in Amerika?).
Wat wij evenwel gerust aan mogen nemen is, dat
hij ergens in het oosten gewerkt had en dat hij terug
gekeerd was met meer geld dan hij ooit op kon
maken. Hij had geen familie, geen liefhebberijen,
geen vrienden. Hij had alleen maar geld. Maar om
dat hij verder ook geen fantasie had, was hij over het
geheel zeer gelukkig en tevreden met zijn bestaantje.
In het Serene-hotel, waar hij een groot deel van het
jaar placht te wonen, noemde men hem „een keurigen
ouden heer" en in die kringen beteekent dat maar
één ding. Het komt namelijk hier op neer, dat de
heer in kwestie ruim voorzien is van iedere eenheid
uit het nationale muntstelsel en dat hij prompt met
de grootste gevoeligheid en snelheid pleegt te rea
geeren op iedere bescheiden naar voren gebrachte
handpalm, die zich in zijn buurt vertoont.
Nu we het portret van mr. Clements zoo goed als
wij konden voltooid hebben, zullen wij hem volgen
in de spreekkamer van sir Mortimer Cumberland,
den grooten hartspecialist, die hem voor een privé-
consult ontvangen had. Zooals hij zich dagelijks
overgaf aan den hotelkapper, om te worden inge
zeept en geschoren, zoo had hij nu sir Mortimer ver
oorloofd hem zijn vest los te knoopen en hem te
onderzoeken, zonder dat hij daarbij hielp of tegen
stribbelde.
„Nee," antwoordde hij op een der vragen, die hem
gesteld werden, „ik zou het nauwelijks pijn durven
noemen. Het is meer een voorbijgaand gevoel van
eenigszins onwel-zijn, dat zoo eens een enkelen keer
opkomt. Toevallig zei ik er iets van tegen den be
diende, die in mijn hotel voor mij zorgt en het was
heusch op zijn aanraden, dat ik hierheen gekomen
ben. Ten slotte, op mijn leeftijd moet men toch voor
zichtig zijn, nietwaar?"
Bij die woorden „op mijn leeftijd" had hij traag
geglimlacht, want hij kon zich niet indenken, dat hij
werkelijk iets zou kunnen mankeeren.
Sir Mortimer evenwel had niet teruggeglimlacht.
Hij begon opeens een massa vragen te stellen
en mr. Clements begon zich wat ongerust af te
vragen, of hij wel op tijd zou komen voor de lunch.
Op onprettige wijze werd hij opeens uit dezen ge-
dachtengang gehaald. „Wat!?" vroeg hij met een
verwijtenden klank in zijn stem.
Sir Mortimer was plotseling zeer waardig.
„Er is niets wat u verhindert de meening van een
anderen specialist te vragen, indien u daar prijs op
stelt," zei hij.
„Nee, nee," antwoordde mr. Clements haastig, en
dan voegde hij daaraan toe: „Zeg, is er niets aan te
doen?"
Sir Mortimer begon zijn stethoscoop op te rollen.
„Ik zou u slechts misleiden," zei hij, „wanneer
ik deed alsof ik dat wel kon
„O," zei mr. Clements. Even later stond hij op
straat met slechts een vage en mistige herinnering
aan wat er gebeurd was.
Toch, toen hy terugwandelde naar zijn hotel
zijn verschijning op straat alleen al was voldoende
om taxi na taxi aan zijn zijde te brengen was het
feit, waarvoor hij gesteld was. hem volkomen duide
lijk. Binnen drie maanden, ruw geschat, zou hij
althans volgens sir Mortimer --- plotseling voorgoed
van dit leven moeten scheiden. Er was iets in zijn
binnenste, dat op 't vastgestelde uur als een wekker
af zou loopen en dan zou het met mr. Clements
gedaan zijn.
Mr. Clements keek om zich heen naar het drukke
verkeer, de wandelaars, de winkel-etalages. En
toen, plotseling, kwam zijn gemoedsrust terug.
Ten slotte, de zaak was afgedaan. Sir Mortimer
had alle verantwoordelijkheid van hem overgenomen
het zou heel wat lastiger zijn geweest, wanneer hij
hem een rustkuur had voorgeschreven of een reis
om de wereld; of wanneer hij hem een lijst had
voorgelegd van dingen, die bij niet eten mocht. Hij
begon zich al af te vragen, waarom hij eigenlijk zoo
verontrust was geweest.
„Eigenlijk." mompelde hij tot zichzelf, „moest
ik diep inden put zitten, maar kan ik naar waarheid
zeggendat ik mij zoo voel Zijn ongewone
pogingen om in zichzelf te schouwen deden hem op
eens stilstaan aan den rand van het trottoir en op
geheimzinnige wijze verscheen daar plotseling een
taxi-chauffeur, die op de voetrem trapte.
„Taxi, mijnheer?" vroeg hij.
Mr. Clements aarzelde nooit. „Ja," zei hij, „breng
me naar het Serene-hotel."
Hij opende het portier en klom naar binnen. De
chauffeur gaf een ruk aan zijn vlaggetje met „vrij"
en daar gingen ze dan.
Onderweg begon mr. Clements zich af te vragen
en dit met groeiende belangstelling hoe hij
den tijd, die hem hier op aarde restte, het best
zou kunnen besteden en hoe hij nog de meeste
vreugde van zijn geld kon beleven. Hij kon van
nu af aan doen wat hij wilde, zonder de geringste
vrees, dat hij vroeg of laat ter verantwoording
zou worden geroepen. Hij kon zich overgeven
aan ongebreidelde losbandigheid wanneer hij
daartoe lust gevoelde en hij zou dood zijn,
voordat hij iets anders kon hebben geproefd dan
de vreugden ervan. Hij kon een moord begaan
in gedachten zette hy een revolver in den nek van
den taxi-chauffeur - en lachen om rechtbank en
rechters. Hij zou een krach kunnen ontketenen op
de beurs en een ware lawine van faillissementen kun
nen veroorzaken, zonder er zelf schade bij te hebben.
Hij kon zijn naam krassen in de bankjes van het park,
kon aan den verkeerden kant van de straat rijden,
hij kon aan de noodrem van den trein trekken,
een steen door iemands ruiten gooien, belletjetrek-
ken en dat alles zonder over de consequenties
na te hoeven denken
Echter, de film, die voor zijn geest voorby trok,
knapte plotseling af en toen de taxi voor het hotel
stopte, trok de passagier een grooten zijden zakdoek
te voorschijn, waarmede hij zijn vochtig voorhoofd
afveegde als om al de vreemde gedachten, die daar
achter gespookt hadden, weg te vagen. Natuurlijk
kon hij dat allemaal niet werkelijk doen. Natuurlijk
niet. Ten minste. en op dat moment kreeg
mr. Clements zijn kostelijksten inval. Men kan
veronderstellen, dat het er onbewust al jaren ge
weest was; dat er, in tegenstelling tot zijn vrijgevige
gewoonten, toch steeds een onhoorbare, innerlijke
stem geprotesteerd had.
Mr. Clements had namelijk besloten om in de
dagen, die hem nog restten, niet meer te reageeren
op bescheiden uitgestoken handpalmen. Géén eer
biedig aanslaan, géén onderdanig „goedenmorgen",
géén beleefde informatie naar zijn gezondheidstoe
stand, géén bereidwillig „tot uw dienst" zou meer
een muntstuk uit zijn vestzak te voorschijn tooveren.
Wét er ook gebeuren mocht: de fooi, die hij dezen
taxi-chauffeur gaf, zou de. laatste zijn, die hij als mr.
Clements zou overhandigen.
Na al de misdadige en losbandige plannen, die
eerst bij mr. Clements waren opgekomen, zal het
besluit, dat hij nam, u misschien wat kinderlijk voor
komen. Waarschijnlijk had u het interessanter ge
vonden, wanneer hij zich ontpopt had als een gentle-
man-inbreker of wanneer hij met behulp van zijn
groot fortuin iets anders zeer opvallends had gedaan.
Wij moeten u in dat geval teleurstellen, want het is
onze plicht te vertellen, wat er werkelijk gebeurde.
En bovendien, het eigenlijke verhaal over mr. Cle
ments begint nu eerst.
Gedurende achtenveertig uur was het personeel
van 't Serene-hotel zoo welwillend, de merkwaardige
verandering, die er in de sympathieke gewoonten
van mr. Clements had plaatsgegrepen, te beschou
wen als een tijdelijke afwezigheid, als een on
schuldig verzuim. De zorgen, waarmede zij hem om
ringden, bleven even toegewijd en het scheen alsof zij
er op rekenden, dat hij, bij het ontdekken van zijn
verzuim, zijn trouwe dienaren ruimschoots schadeloos
zou stellen. Doch mr. Clements gaf niet het geringste
teeken. terug te zullen keeren tot zijn normale ge
drag en toen de achtenveertig uur verstreken waren,
gebeurde er iets, waardoor een geheel nieuw en zeer
verontrustend licht op deze geschiedenis geworpen
werd.
Hij had een chasseur uit het restaurant naar de
krantenkiosk gestuurd om een avondblad voor hem
te koopen en hem daartoe een kwartje meegegeven.
De jongen had zijn opdracht naar gewoonte uitge
voerd, de krant op een zilveren blaadje gedeponeerd
naast het bord van mr. Clements en willen vertrek
ken. Mr. Clements had hem,toen teruggeroepen.
„Wacht eens," zei hij, „je hebt me nog geen geld
teruggegeven."
Natuurlijk had de jongen geen andere keus; hij
moest wel vijftien cent teruggeven, maar het duurde
nog geen twintig minuten of het heele hotel was op
de hoogte van de ontstellende gebeurtenis.
Er werd een spoedvergadering bijeengeroepen
onder leiding van het bestuur der plaatselijke afdee-
ling van de hotelpersoneelsorganisatie en daar had
de jongen zijn mededeelingen moeten herhalen.
Er bleef verder ook niets anders over, dan een
subcommissie te vormen, die de zaak nader zou
onderzoeken en uitwerken. Toen dit achter den rug
was, ging de vergadering uiteen; de subcommissie
bleef achter en zette zich aan den arbeid.
Het eerste zichtbare resultaat van haar besprekin
gen was, dat zich om ongeveer half vier dienzelfden
middag 'n zekere heer Bassoeen van de secretarissen
van den directeur naar de vertrekken van mr. Cle
ments begaf. Oogenschijnlijk was het slechts zijn
taak, de wekelijksche rekening aan te bieden, doch
de subcommissie had hem gemachtigd, den beschul
digde eenige onschuldig schijnende vragen te stellen.
Een feit is evenwel, dat hij slechts de kans kreeg
tot het stellen van één zulk een vraag. Want toen de
heer Basso, beleefd handenwrijvend gezegd had: „Ik
hoop, dat u nog steeds volkomen tevreden over de
bediening bent, mijnheer?" had mr. Clements
aldus vertelde hij later hem eerst met een zeer
vreemden blik aangekeken om direct daarop midden
in het strijdperk te treden.
„Wanneer iemand in dit hotel zich verbeeldt," zoo
had hij geantwoord, „dat ik van plan ben in de
toekomst meer te betalen dan de geoorloofde ver
hooging op mijn wekelijksche rekening, dan heeft
hij het helaas heelemaa! mis. Het zal u echter inte-
resseeren, dat ik vanmorgen een heel pak aandeelen
van het Serene hotel overgenomen heb, en dat ik zal
weten op te treden, wanneer ik merk, dat ik van de
zijde van het personeel met minder attentie en zorg
word omringd. Laat ik u nu niet langer ophouden.
Goedenmiddag." Waarop de heer Basso, die van
achter de toonbank in de ontvangkantoren om
placht te gaan met groothertogen en millionnairs, op
weinig waardige wijze het vertrek verlaten had.