„Het was voor mij onmogelijk, nog iets te floen," zoo bracht hij de subcommissie verslag uit. ,,De eenige verklaring, die ik geven kan, is, dat mr. Cle ments gek geworden is." Het was niet aan te raden, met soep te morsen over het pak van mr. Clements, zijn bruine schoenen met zwart te poetsen, hem te laten wachten als hij belde, zijn champagne bij vergissing op bourgogne- temperatuur te brengen. want hij was nu in staat het ontslag van iedereen, die hem onaangenaam was, zonder moeite te bewerkstelligen. En het was ook nutteloos hem mede te deelen, dat zijn kamers voor andere doeleinden gebruikt moesten worden. Immers, hij had ze dien morgen voor een jaar ingehuurd. Het was mr. Gustav Duhamel van het dak terras, die het eerste constructieve voorstel deed. ,,Ik heb deze meening over de aangelegenheid, die ons bezighoudt," verklaarde hij. „Wij allen hebben den heer Clements nu al jaren gekend en het is duidelijk dat er aangenomen, dat hij niet gek geworden is een reden voor zijn gewijzigde houding is. We moeten er achter zien te komen, wien hij zijn laatste fooi gaf en vervolgens alles, wat hij daarna gedaan heeft. Op die wijze alleen kunnen we licht brengen in deze duistere zaak en misschien zal dan de heer Clements weer tot zijn gewoonten als heer terugkeeren." Er volgde een gemurmel van instemming op deze wijze woordenden de heer Basso, als man van de daad, had het boek, waarin mr. Clements' uitga ven vast gelegd werden, reeds opengeslagen. ..Da laatste fooi,die de heer Clements gegeven heeft, gaf hij Woensdag jj. aan een van de halbedienden bij de draaideur. Kijk, hier staat het: 'n kwartje." „Dat klopt," sprak een stem aan het einde van de tafel, ,en toen hij om één uur terugkwam en ik zijn paraplu voor hem opraapte, zei hij alleen maar: „Dank je." „Prachtig," zei de heer Basso. „Daar ligt dus ons uitgangspunt. Wat gebeurde er op Woensdagmorgen en waar ging de heer Clements toen heen?" „We zullen dat uit moeten zoeken hij zijn taxi chauffeur," stelde de eerste spreker voor. „Wacht eens even," zei de heer Duhamel. „Er is misschien een vluggere weg. Laten we het zijn be diende vragendie weet misschien waar hij naar toe gegaan is." Dit voorstel werd aangenomen: de bediende werd voor de subcommissie geleid en wij weten al, dat hij in staat was de gevraagde inlichtingen onmiddellijk te verstrekken. Mr. Clements had dien morgen een bezoek gebracht aan sir Mortimer Cumberland, den grooten hartspecialist. „Vertelde hij je, wat sir Mortimer heeft gezegd?" vroeg de heer Basso. „Nee, mijnheer," antwoordde de bediende. „Maar ik zag hem direct na de lunchhij scheen ongewoon opgewekt te zijn. Hij had zich een paar dagen veel zorgen over zijn gezondheidstoestand gemaakt, zoo dat ik aanneem, dat sir Mortimer hem volledig gerust heeft kunnen stellen." De subcommissie stond voor een volkomen raad sel. Geen der leden kon zich voorstellen, welk ver band er zou kunnen bestaan tusschen een oogen- schijnlijk zeer bevredigend doktersbezoek en dit plotseling uitbrekende non-fooien-systeem. De heer Duhamel, die zooeven nog de held der vergadering geweest was, ontdekte opeens in de kou te staan. „De subcommissie kan op dit moment niets meer doen," stelde de heer Basso vast. „Wij moeten uit elkaar gaan totdat er zich nieuwe gezichtspunten hebben voorgedaan." Hij greep zijn papieren bijeen en verliet het vertrek. De achtergeblevenen knikten mistroostig met het hoofd. Er viel inderdaad niets meer te doen voorloopig. Mr. Clements had de eerste ronde gewonnen. Het eenige nieuwe gezichtspunt, dat zich voordeed, was, dat mr. Clements den volgenden morgen op dracht gaf, zijn koffers te pakken en ze hem na te zenden naar het Stupendous-hotel in Newcliff aan zee. Het spreekt vanzelf, dat de labels op de koffers door de typische wijze van bevestiging een internationale hoteltaal - de collega's van het Stupendous-hotel er van op de hoogte brachten, dat mr. Clements de meest gruwelijke gierigaard was, die ooit in een hotel gelogeerd had. Met op deze wijze gebrandmerkte bagage zou een gewoon reiziger nooit ofte nimmer een kamer hebben gevonden in een hotel, waar men den geheimen code verstond; doch 't personeel van het Stupendous-hotel kende en waar deerde mr. Clements zoozeer, dat men de bevestiging der labels als een idiote vergissing beschouwde. Zon der eenig bezwaar verkreeg de heer Clements dan ook prompt zijn gewone appartementen. Binnen twee dagen herhaalde de geschiedenis uit het Serene-hotel zich nauwkeurig. Er was een korte, pijnlijke scène geweest in de privé-vertrekken van mr. Clements tusschen den bewoner en den chef- kellner, mr. Herz. En deze had de kamer verlaten, niet alleen met dat volkomen onbegrijpelijke ulti matum naklinkend in zijn ooren, doch bovendien met de wetenschap, dat de heer Clements groot aandeelhouder van het hotel was geworden en dat hij geen enkele nalatigheid dulden zou. van wien ook. Laten wij thans mr. Clements zijn zonderlinge reis langs luxe-hotels in eenzaamheid voortzetten. Door verschillende kanalen kwam het nieuws van zijn ontstellende reis in het Serene hotel binnen. Hij ver oorzaakte een alarmtoestand in Manchester en in Liverpool, in Brussel, Amsterdam en Parijs en overal gedroeg hij zich op dezelfde hoogst betreurens waardige, sterker nog, verschrikkelijke manier. Het regende klachten van alle zijden en op de kantoren van den bond voor hotelpersoneel was het bestuor in vrijwel onafgebroken vergadering bijeen. in Londen had de heer Duhamel het vuur onder zijn schoenen uitgeloopen. Hij ha l op allerlei listige en bedrieglijke manieren den waardigen bediende van sir Mortimer weten te bewegen, hem het patiënten- boek van zijn meester in te laten zien, doch hij was niets wijzer geworden, want de merkwaardige lianepooten van den specialist waren voor den heer Duhamel nog onleesbaarder dan Sanskriet geweest Hij had ware reeksen van slapelooze nachten doorwoeld op zijn sponde steeds maar piekerend, wat toch wel de oorzaak was van den vreeselijken omme keer in het gedrag van den heer Clements, maar ten slotte, toen er donkere kringen om zijn oogen verschenen, door het gebrek aan slaap, gaf hij het op en bekende hij zich, dat hij verslagen was. En toen opeens, tien weken na zijn plotseling vertrek, was mr. Clements onverwacht weer op komen dagen. De eerste teekenen, die het personeel van het Serene bote! van dit feit kreeg, vormden de ongezou ten verwenschingen, welke de taxi-chauffeur, die hem met zijn koffers van het station naar het hotel had gebracht, over de straat liet daveren en zij waren er tevens het bewijs van, dat de oude heer nog steeds zijn ongure practijken uitoefende. „Ik zal voortaan hier blijven wonen," had hij den bediende, die hem naar zijn kamers bracht, gezegd. En deze opzienbarende mededeeling vormde feitelijk het eenige agendapunt van de vergadering, die onmiddellijk door de subcommissie bijeengeroepen was. Evenals daarvoor vond ook ditmaal de sub commissie geen enkel middel om in de situatie eenige verandering te brengen. De heer Duhamel echter had gezwegen en eerst toen de opgewonden discussies moedeloos stilvielen, opende hij zijn mond. „Ik ben er nog steeds van overtuigd," zei hij, „dat de merkwaardige verandering in het gedrag van mr. Clements verband houdt met zijn bezoek aan sir Mortimer Cumberland. En daarom geloof ik, dat wij slechts wat kunnen bereiken, wanneer wij erin slagen, zijn vertrouwen in dien dokter te doen schokken. Ik geloof daar wel kans voor te zien." Hoewel de subcommissie nu niet bepaald veel blijken van enthousiasme gaf, werd toch besloten, den heer Duhamel vrijheid van handelen te geven. De vergadering werd opgeheven en de heer Duhamel bleef alleen achter met den bediende van mr. Cle ments. Tien minuten later vroeg hij zijn mede samenzweerder: „Is het je heelemaal duidelijk?" „Volkomen," antwoordde de bediende, „maai bent u niet bang dat de directeur. Mr. Duhamel glimlachte flauwtjes. „Nee," zei hij, „ook hij krijgt zijn aandeel van de fooien. Den volgenden morgen lag mr. Clements rustig m zijn bed na te mijmeren over de genoegens, die zijn jongste reis in Europa hem bereid had. Geen oogenblik, zoo zeide hij tot zichzelf, had hij het be sluit, dat hij genomen had, betreurd. Het had méér kleur en leven aan zijn laatste dagen gegeven dan hij ooit op andere wijze had kunnen vinden. Zonder overdrijving zou men zijn inval kunnen beschrijven als de inspiratie van een genie. Toen hij zich weer de woedende, booze, verbaasde en opgewonden gezichten herinnerde, die hij achter gelaten had in meer dan zevenentwintig groote hotels, klonk opnieuw zijn vroolijk gegrinnik door het slaapvertrek. Het was prachtig geweest. mooier dan iets dat iemand ooit had kunnen doen. Hij had het krachtigste bolwerk van de geheele geciviliseerde wereld alleen bevochten enhij had overwonnen. En nu hij overwonnen had, had hij in zijn testa ment bepalingen op laten nemen, waardoor hij, voor zoover mogelijk althans, de lieden met wie hij zijn strijd had gestreden, schadeloos zou stellen voor hetgeen zij hadden moeten doorstaan. Het zou een laatste blijk van verachting voor dit gansche gedoe van over het graf zijn Hij greep zijn bril en trok het testament uit de enveloppe, waarin het hem was toegezonden ter onderteekening. Ja, de notaris had zijn opdracht naar de letter opgevolgd. Hij zou nu zijn bediende roepen om als getuige bij de onderteekening te fun- geeren. Opeens werd er aan de deur geklopt. „Bin nen riep hij. Hoe merkwaardig. Het was de bediende zelf. „Goedenmorgen, Charles," zei mr. Clements. „Goedenmorgen, mijnheer," zei de bediende. Plotseling, zonder eenige waarschuwing, gaf deze een luiden schreeuw, viel op den grond en begon te trappelen, daarbij probeerend heusch schuim op zijn mond te produceeren. „Een dokter," kreunde hij. „om hemels wil, mijnheer, bel een dokter op." Mr. Clements had den hoorn al van den haak genomen. „Haal onmiddellijk 'n dokter", riep hij. „Stuur hem naar mijn kamers. Een van de bedienden heeft een aanval gekregen." Charles, die uit voorzorg een beetje zeep in zijn mond genomen had, schuimbekte als een op hol ge slagen paard. „Raak me niet aan!" riep hij luid. Mr. Clements lag echter vredig achterover in zijn bed. „De dokter zal over een minuut hier zijn," zei hij. Zijn voorspelling bleek juist te zijn. Een bleek man met 'n langen zwarten baard trad de kamer binnen. „Wie is de patiënt?" vroeg hij. Mr. Clements wees naar den krimpenden en schui menden Charles. „Daar," zei hij. De dokter knielde neer op den vloer, pakte iets uit het plechtige zwarte koffertje, dat hij bij zich had en nauwelijks een seconde later zat de patiënt rechtop kalm en blijkbaar volkomen genezen. „Heb je wel eens iemand over deze symptomen geraadpleegd?" vroeg de dokter vriendelijk. „Ja, mijnheer, ik ben bij sir Mortimer Cumberland geweest...." zei Charles. „Wat?" riep de dokter uit een steelschen blik op mr. Clements werpend. „Die kwakzalver! Wil je werkelijk zeggen, dat je je door hem hebt laten behandelen? Weet je dan niet, dat hij de grootste dilettant is, die er in Londen rondloopt? Hij heeft de meest idiote vergissingen en misgrepen begaan, die een mensch maar bedrijven kan. Weet je dan niet, dat zijn naam een schandvlek is voor de medi sche wetenschap? Je moet gek zijn geweest om zijn hulp in te roepen en te gelooven wat hij je heeft wijsgemaakt. Mr. Clements leunde opgewonden over den rand van zijn bed. „Neem me niet kwalijk, dokter," zei hij, „maar is dat werkelijk waar?" „Waar?" riep de dokter uit, „hij is gewoon be rucht." Mr. Clements keek hem aan met een uitdrukking van ontzetting in zijn oogen. „Mijn hemel," riep hij uit, „wat heb ik gedaan? Als sir Mortimer zich met mij vergist heeft. waar moet ik dan gaan wonen?" De dokter en de bediende wisselden een snellen blik, doch in die fractie van een seconde werd het antwoord op mr. Clements' vraag gegeven. De wekker, ergens in mr. Clements, kwam in werking. Toen de heer Duhamel, die haastig zijn zwarten baard in den zak had gestoken, de gang inrende, op den voet gevolgd door den bediende, wist hij, dat de subcommissie niet meer bijeen be hoefde te komen. „Dood door natuurlijke oorzaken," luidde de uit spraak van den officieelen lijkschouwer. „En ik ben er zeker van," voegde hij er aan toe, „uit te spreken wat wij allen voelen als ik zeg, hoe spijtig het is. dat de overledene niet in staat is geweest, zijn testament met de grootmoedige en edelmoedige bepalingen ten aanzien van het personeel van dit hotel en andere hotels te onderteekenen, zooals hij blijkbaar in de laatste oogenblikken van zijn leven van plan is geweest.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 5