FELIX HAMMER: Redde/* in den nood DOOR LAURENCE KIRK 18 ONZE VERVOLCROMAN Goed, laten we verder gaan. Hij deed n dit aan bod en u nam het zeker gretig aanf" „O, neen, met erg veel tegenzin. En ik bad bet nooit gedaan als ik geweten had. wat me te wachten stond." „Ik hoop niét, dat u het hier onaangenaam gehad hebt." „O neen. Iedereen is allerliefst voor me geweest." „Zoo, zoo. Maar wat draait u op uw stoel heen en weer, mr. Lake. U hebt toch niets op uw hart?" „0 neen, mijnheer, er is niets." „Ik zou ook niet weten wat er zou kunnen zijn. Mijn vrouw vertelt me, dat u een heel aangename gast bent geweest en blijkbaar heeft u ook succes gehad met de uitvoering van uw opdracht. Ik ben daar erg blij om." „Dank u wel, sir Humphrey. En als n me nu zoudt. willen verontschuldigen...." „Neen, ga niet meteen weg. mr. Lake. Ik wil weten hoe het gegaan is. Hoe bent u er in geslaagd, Ruth's aandacht te trekken?" „Dat heb ik niet gedaan, mijnheer. Heelemaal niet. Om u de waarheid te zeggen, kan ze ine niet zien." „Hè? Hoe komt dat?" „Wel, mijnheer...." Robert keek weer naar de klok en hij kon het niet langer uithouden. „Maar excuseert u mij voor liet oogenblikOm u de waarheid te zeggentamelijk belangrijke af spraak." „O, laat ik u niet langer ophouden, mr. Lake," zei sir Humphrey. „We zullen tijd genoeg hebben er nog eens over te praten hier en in Kulongo." Robert keek hem verschrikt aan. keek nog eens naar de klok en schoot de deur uit. Sir Humphrey bleef zitten, zich afvragend waarom die jongeman zoo zenuwachtig was, terwijl hij zijn taak toch naar behooren vervuld had. Daar hij echter geen antwoord kon vinden, belde hij mr. Hammer op en vroeg hem om drie uur te willen komen. VIJFENTWINTIGSTE HOOFDSTUK Toen mr. Hammer binnenkwam, was het duidelijk, dat hij in een allerbest humeur was. Jacquet, bloem in zijn knoopsgat, slobkousen en stralend gelaat, alles in den besten staat, en sir Humphrey voelde dat hij na den warmen handdruk van den kleinen man rustig zou kunnen gaan slapen. Het was de handdruk van den directeur van een maatschappij, die op het punt staat zijn voomaamsten aandeelhouder een bijzonder gunstige balans te laten zien. „Ik ben blij u weer te zien," straalde mr. Hammer. „Heel blij u weer te zien, sir Humphrey, vooral in zulke gelukkige omstandigheden." „Hm!" Sir Humphrey's enthousiasme was niet meer zoo groot als het geweest was. „Ik wilde wel, dat ik nu overtuigd kon zijn dat alles voorbij was." „U zult nu geen last meer van Stevan hebben, sir Humphrey. Daar kunt u zeker van zijn." „Hoe komt het, dat u daar zoo zeker van bent?" „Ruth zou nooit haar zaakjes gepakt hebben en zonder afscheid te nemen weggegaan zijn, als dit niet het einde was. Zij heeft hem op de proef gesteld en hij heeft die niet doorstaan. Het is uit. Definitief uit. U hoeft nergens meer bezorgd om te zijn." „Nu, laten we hopen, dat u gelijk hebt." Sir Humphrey zuchtte en wees op een stoel. „Ga zitten, mr. Hammer. Er zijn nog een paar dingen te be spreken." Mr. Hammer gooide de panden van zijn jas achter uit en nam plaats. „Ik ben geheel tot uw dienst, sir Humphrey. Wat zou u graag willen weten?" „Iets over Robert Lake," zei sir Humphrey droogjes. „Het verbaast me een beetje, dat hij niet alleen een van uw employée's is, maar ook een van de mijne. Reeruteert u uw jongelieden altijd uit den gouvernementsdienst, mr. Hammer Mr. Hammer keek hem achterdochtig aan, zich afvragend wat hij wist. Waarschijnlijk nogal veel, meende hij, en daarom kwam hij tot de slotsom, dat volkomen oprechtheid de beste politiek moest zijn. „Sir Humphrey," fluisterde hij vertrouwelijk, „ik heb het altijd het beste geacht, mijn kaarten gewoon op tafel te leggen." Sir Humphrey knikte. Hij wist bij ondervinding, dat niemand ooit zijn kaarten op tafel legde, tenzij hij alle azen in zijn vingers had. „Mr. Lake is niet 'li gewone employé van me," ver volgde mr. Hammer vriendelijk. „Ik moet u beken nen, dat toen ik de zaak wat nader l>ekeek, ik de conclusie trok, dat ik op dat oogenblik niemand beschikbaar had voor dit speciale geval. Hierdoor kwam ik in een leelijk parket, had meteen iemand' noodig. Ik kon niemand sturen. Wat moest ik doen?" „Er op uitgaan en den eersten den besten man, dien u tegenkwam, oppikken," stelde sir Humphrey rustig voor. „Ah, ik zie, dat mr. Lake met u gepraat heeft. Het is waar. dat ik hem in een restaurant ontdekte. Maar ik zou er niet aan gedacht hebben hem in uw huis te laten, als ik niet volledig vertrouwen in mijn eigen oordeel had gehad." „Ik ben zeker, dat u dat heeft, mr. Hammer. Ga voort." „Ik zag onmiddellijk, dat mr. Lake een volkomen betrouwbaar mensch was en dat hij een bijzondere aantrekkingskracht voor vrouwen had. Ik meende, dat hij de man moest zijn, dien we noodig hadden en daarom besloot ik het met hein te probeeren. Er zijn toch geen klachten geweest omtrent zijn gedrag, is het wel?" „O, geen enkele. Het lieele huishouden zingt zijn lof." „Goed! Ik heb zijn karakter dus niet verkeerd beoordeeld. Ter zelfder tijd moet ik toegeven, dat ik mij volledig vergiste in dit speciale geval ten opzichte van zijn aantrekkingskracht voor vrouwen. Hij maakte heelemaal geen indruk op Ruth. Niet den minsten indruk." „Zoo, deed hij dat niet! Wel, dat is interessant." „Ik moest toegeven, dat ik in dat opzicht volkomen gefaald had. Na hem dus een maand de kans te hebben gegeven, liet ik hem bij me komen en legde hem heel tactvol uit, dat ik één van mijn beroepsmensclien dit zaakje wilde laten opknappen. Ik had toen den juisten man beschikbaar. Maar Robert Lake weigerde weg te gaan. hij weigerde ronduit. Hij zei, dat hij er niet aan dacht te gaan, hij zei, dat hij op Ruth verliefd was, dat hij haar wilde veroveren en dat van mijn systeem geen cent deugde. Ja, dat durfde hij tegen me te zeggen." „Dat moet heel onaangenaam voor u geweest zijn, mr. Hammer." „Onaangenaam is het woord nog niet eens, sir Humphrey. Het was een bijzonder pijnlijke situatie. Ik kon hem de deur niet uit laten zetten zonder lady Seymour de geheele waarheid te vertellen en ik dacht, dat u daar geen prijs op stelde. Maar ik kon mijn tweeden man ook niet introduceeren, terwijl Robert Lake er nog was. Daar zou de vrede wellicht op ern stige wijze door verstoord zijn. En ook kon ik niet riskeeren, dat mr. Lake met zijn voornemen doorging en trachtte Ruth voor zich te winnen, want daar had u me immers niet voor aangenomen." „Ik zie, dat u in moeilijkheden zat," glimlachte sir Humphrey. „En wat deed u ten slotte?" „Ik gebruikte mijn hersenen, sir Humphrey!" zei mr. Hammer stralend. „Ik dacht bij mijzelf: Ah, hij gelooft dus niet aan mijn systeem van lok vogels? Nu. Laten we dan eens zien of dat het doet ja of neen. En wat deed ik dus? Ik liet mijn employé niet op Ruth los, maar op den jeugdigen Robert zelf. Ja, ja, ik stuurde het aantrekkelijkste en charmant ste meisje, dat ik ter beschikking had. op hem af. Ze heeft me nog nooit teleurgesteld en ook ditmaal deed ze dat niet." „IJ bedoelt, dat u haar gebruikte om Robert van Ruth af te leiden?" „Juist. En het ging reusachtig. Reusachtig gewoon, sir Humphrey. Sonia zoo is de naam van het meisje had hem binnen vierentwintig uur in haar zak. Hij keek Ruth niet meer aan. En dat was niet alles. Sonia had een bleeken, kalverachtigen jongen man op sleeptouw, dien ze net van een revue meisje gered had. Het eenige wat hij vraagt, is in aanbidding naar een of andere vrouw te staren. Zij bracht hem in kennis met Ruth en hij staarde nu in aanbidding naar Ruth in plaats van naar haar. En Ruth kreeg ten slotte genoeg van Stevan's buien en van al die aanbidderij en liet het heele stelletje in den steek. Het was een meesterstukje, sir Humphrey, gewoonweg een meesterstukje. Ik heb nog nooit zooiets goeds in mijn leven gedaan." „Het was geniaal," gaf sir Humphrey toe. „Heel geniaal. Kent Robert Lake deze details al?" „Nog niet, neen. Maar ik moet bekennen, dat ik met vreugde het oogenblik tegemoet zie, waarop ik het hem kan vertellen. Dan krijgt hij misschien een beetje meer eerbied voor mijn systeem." De voordeur sloeg op dat oogenblik dicht. Zij hoorden gemompel van stemmen in de vestibule en daarna het geluid van voetstappen. „Ik vermoed, dat het mijn vrouw is," zei sir Humphrey haastig. „Ik geloof, dat het beter is, als ik haar dit alles eens te zijner tijd onder vier oogen meedeel." Mr. Hammer knikte en beiden zetten een zoo onschuldig mogelijk gezicht. Maar het was Robert, en niet Carlotta, die binnenkwam. Hij scheen bijna te barsten van geheime vreugde, net of hij de zon en de maan en alle sterren had buitgemaakt. „Ah, mr. Lake, komt u binnen!" zoo begroette sir Humphrey hem. „Ik hoop, dat u door mijn toe doen niet te laat voor uw afspraak kwam." „Neen. ik was juist op tijd, dank u wel," glimlachte Robert. Daarop gaf hij mr. Hammer een kort knikje. „Hoe gaat het met u. mr. Hammer? Ik hoop van goed." „Heel goed, dank u," straalde mr. Hanlmer. „Ik vertelde sir Humphrey juist, wat voor een poets ik u gebakken heb." „Een poets gebakken? Ik dacht, dat. wij Ruth een poets gebakken hadden, of niet?" „Deze niet, mr. Lake, deze niet." Sir Humphrey sloeg hen beiden met kwalijk verborgen vroolijkheid gade. Robert had een sigaret opgestoken en keek vol verwachting naar de deur, toen mr. Hammer verder ging. „Nog steeds vol aandacht voor de charmes van miss Ruth?" informeerde hij opgewekt. „Hm. neen." Robert keek sir Humphrey ver legen aan. „Ten slotte, nu Ruth het met Stevan afgemaakt heeft, is dat niet meer noodig, is het wel?" „Maar ik had begrepen, dat u een vurige, niet te blussclien liefde voor Ruth had opgevat?" „Ik,. eh.heb me daarin vergist," zei Robert. Mr. Hammer glimlachte. „U hebt het aan mij te danken, dat u uw vergissing hebt ingezien," zei hij kalm. „Wat? Hoe wilt u dat beredeneeren?" „Wel, ik heb voor iemand gezorgd, die uw aan dacht van Ruth afleidde. U liet zich nogal laatdun kend uit over mijn systeem, toen wij elkaar voor het laatst zagen, mr. Lake, en daarom doet het mij zoo'n plezier, dat ik u heb kunnen bewijzen, hoe goed het werkt." „Maar u hebt niets bewezen." „O, ja, dat heb ik wel. Toevallig had op een oogen blik een van mijn employé's in wier pogingen u zoo weinig vertrouwen stelt een jongen man onder handen, dien zij juist er van weerhouden had een ongewenschte verbintenis aan te gaan. Het is altijd nog moeilijker om zich dan weer los te maken. Dus besloot ik twee vliegen in één klap te slaan. Ik zorgde ervoor, dat zij u van Ruth afleidde en dat Ruth haar jongen man tegelijkertijd van haar afleidde. En dat ging prachtig." Robert's gelaat nam een harde uitdrukking aan. „Wilt u me daarmee zeggen, dat Sonia een van uw agenten is?" vroeg hij ontsteld. „Employé's," verbeterde mr. Hammer hem. „Ja, ze werkt nu al drie jaar voor me. Het meest be trouwbare meisje, dat ik ooit in dienst gehad heb,"

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 18