Een
met
eenvoudige jurk
bijpassend jasje
DE JURK
VOOR ONGEVEER 96 cm BOVENWIJDTE
He mouw
Als materiaal voor dit aardige pakje gebruikten
wij tamelijke dikkebruinegenopte wol, terwijlhet
voorpand van het jasje vervaardigd werd van
beige tweedraadswol. Het geheel zal als voorjaars
pakje uitstekend voldoen, doch het spreekt vanzelf,
dat we ook heel goed alleen het jurkje kunnen breien.
Benoodigdheden: ongeveer 1000 gram bruine nop
penwol en ongeveer 300 gram beige tweedraads wol,
2 lange aluminium breinaalden met knop nr. 4
en 314, een liaaknaald no. 4, een knoop en een
bruine gesp.
Maten. Bovenwijdte ongeveer 96 cmlengte onge
veer 116 cm; mouwlengte ongeveer 30 cm; lengte
jasje ongeveer 70 cm; mouwlengte jasje ongeveer
62 cm.
Het rugpand. Met de bruine wol en breinaalden nr.
4 zetten we 120 st. op en breien hierboven in tricot-
steek, dus alle heengaande naalden r. en alle terug
gaande naalden av. Aan het begin en einde van de
122e en iedere volgende 8e naald (dus van de 130e,
138e, 146e naald, enz.) breien we 2 st. te zamen; dit
doen we 12 maal. We hebben dan 210 naalden gebreid
en nog 96 st. op de naald.
De 211e tot en met 244e naald breien we steeds
afwisselend 1 r. verdr., 1 av. (r. boven r. en av. boven
av.), terwijl we aan het begin en einde van de 216e en
222e naald 2 st. te zamen breien (92 st.). Daarna
breien we weer verder in tricotsteek, waarbij we uit
den eersten en laatsten st. van de 272e, 276e, 280e,
284e, 288e, 292e, 296e en 300e naald 2 st. breien
(108 st.). Voor de armsgaten kanten we aan het begin
van de 303e en 304e naald 8 st. af en aan het begin
van de 305e tot en met 316e naald 1 st. (80 st.).
Bij de 333e en 334e naald breien we de middelste
10 st. steeds afwisselend 1 r., 1 av.; bij de 335e en
336e naald de middelste 12 st. (steeds r. boven r. en
av. boven av.),bijde 337e en 338e naald de middelste
14 st., enz. We breien dus óm de 2 naalden telkens
2 st. meer in streeppatroon. Voor de sch/ruders kanten
we aan het begin van de 353e tot en met 362e naald
5 st. afde overige st. kanten we bij de 363e naald in
ééns af voor den hals.
Het voorpand breien we tot en met de 244e naald
hetzelfde als het rugpand. Bij de 245e naald breien
we de eerste en laatste 6 st. in tricotsteek (dus recht),
de overige st. gewoon in streeppatroon; bij de 246e
naald breien we de eerste
en laatste 14 st. in tricot
steek (dus av.); bij de
247e naald breien we de
eerste en laatste 20 st. in
tricotsteek; bij de 248e
naald de eerste en laatste
30 st.bij de 249e naald
de eerste en laatste 31 st.
bij de 250e naald de eerste
en laatste 32 st., enz.we
breien nu bij iedere vol
gende naald aan het begin
en einde 1 st. meer in
tricotsteek, tot we weer
boven alle st. in tricot
steek breien. Uit den eer
sten en laatsten st. van de
272e, 276e, 280e, 284e,
288e, 292e, 296e en 300e
naald breien we 2 st. 108
st.). Voor de armsgaten,
kanten we aan het begin
van de 303e en 304e naald
8 st. af en aan het begin
van de 305e tot en met
316e naald 1 st. (80 st.).
Van de 317e naald breien
we slechts 40 st. en keeren
dan omboven deze 40 st.
breien we dan eerst de
linkerschouderhelft. De 3
st. aan den kant van het
splitje breien we steeds in
gerstekorrel steeds af
wisselend 1 r., 1 av. (r.
boven av. en av. boven r.)
de overige st. in tricot
steek.
323e naald: 12 st. in-
tricotsteek, 8 st. steeds
afwisselend 1 av., 1 r..; 17
st. in tricotsteek, 3 st. in
gerstekorrel.
Alle volgende naalden breien we steeds r. boven r.
en av. boven av. (behalve de 3 st. in gerstekorrel
natuurlijk). Voor den hals kanten we aan het begin
van de 340e naald 8 st. af en aan liet begin van de
342e, 344e, 346e, 348e, 350e, 352e en 354e naald
1 st. Voor den schouder kanten we aan liet begin van
de 355e, 357e, 359e, 361e en 363e naald 5 st. af.
Boven de 40 st., die we nu op de naald hebben,
breien we de rechterschouderhelft op dezelfde, doch
tegengestelde wijze.
We zetten 56 st. op en breien hierboven eerst 4
naalden recht, waarna 12 naalden in tricotsteek.
17e naald: averecht.
18e naald,: recht.
Deze 2 naalden herhalen we nu voortdurend; we
breien dus weer in tricotsteek, doch zoodanig, dat
de av. kant boven komt, zoodat we later de manchet
terug kunnen slaan.
Uit den eersten en laatsten st. van de 24e, 30e,
36e, 42e, 48e en 54e naald breien we 2 st. Voor den
kop kanten we aan het begin van de 57e en 58e naald
6 st. af en aan het begin van de 59e tot en met 70e
naald 1 st., waarna we verder breien zonder minderen;
bij de 111e naald kanten we af.
Het kraagje
We zetten 100 st. op en breien hierboven steeds af
wisselend 1 r. verdr., 1 av. (r. boven r. en av. boven
av.). Aan het begin en einde van de 3e, 6e, 9e, 12e,
15e, 18e, 21e, 24e en 27e naald breien we 2 st. te
zamen. Bij de 31e naald kanten we de overige
st. af.
We persen nu de verschillende deelen, gebreid in
tricotsteek, luchtig onder een vochtigen doek op en
naaien ze in elkaar. In den kop van de mouw maken
we eenige plooien. Aan den bovenkant van het splitje
haken we aan één kant een lusje, terwijl we hiertegen
over een knoopje naaien. Aan den onderkant kunnen
we zoo noodig een zoom maken.
(Eigen toto's)