Wil
Anker
NIET ÉÉN /j/04^ IN
TIEN JAAR!
r*
d<|bbelm^n
HET JASJE
Wat zullen we eten?
CORRESPONDENTIE
„WIT ANKER"
schuurt niet
maar absorbeert alle vuil!
29
Het rugpand
Met de bruine wol en naalden nr.
4 zetten we 100 st. op. Hierboven
breien we in tricotsteek, terwijl we aan
het begin en einde van de 52e, 62e,
68e en 74e naald 2 st. te zamen breien
(92 st.). Uit den eersten en laatsten st.
van de 92e, 98e, 104e, UOe, 116e, 122e,
128e, 134e, 140e en 146e naald breien
we 2 st. (112 st.). Voor de armsgaten
kanten we aan het begin van de 151e
en 152e naald 6 st. af en aan het begin
van de 153e tot en met 164e naald 1 st.
(88 st.). Voor de schouders kanten we
aan het begin van de 213e tot en met
224e naald 5 st. af; de overige st. kan
ten we bij de 225e naald in ééns af voor
den hals. Langs den hals haken we één
toer vasten.
Het linkervoorpand breien we met de
beige wol en breinaalden nr. 3%.
We zetten 96 st. op en breien hier
boven als volgt
le naald: Ir., den draad naar
voren brengen, den volgenden st. av.
afhalen en daarna den draad weer
naar achteren brengen. Vanaf steeds
herhalen.
2e naald: de st., die we bij de vorige
naald afgehaald hebben, moeten we nu
breien, terwijl we de gebr. st. van de
vorige naald nu afhalen en vóór het
afhalen den draad naar achteren bren
gen en dezen nA het afhalen weer naar
voren halen. De draad komt dan dus
aan den voorkant van het breiwerk.
Deze 2 naalden vormen het patroon
en we herhalen ze voortdurend.
Aan het einde van de 78e, 86e, 94e
en 104e naald breien we 2 st. te zamen,
terwijl we er aan het einde van de 190e,
204e, 218e en 232e naald 1 st. bij op
zetten. Voor het armsgat kanten we aan
het begin van de 235e naald 12 st. af
en aan het begin van de 237e, 239e,
241e, 243e, 245e, 247e, 249e, 251e, 253e,
255e naald 1 st. (74 st.) Van de 329e
naald breien we 58 st. en zetten deze
voorloopig op een hulpnaald we breien
daarna verder boven de laatste 16 st.
van deze naald, terwijl we aan het
begin van de heengaande en aan
Zondag: Selderijsoep.
Poulet.
Appelmoes.
Aardappelen,
Maandag: Aardappelrand met
groenteragoüt.
Schoteltje van be
schuiten, bessensap
en appelen.
Dinsdag: Broodgeliakt.
Gesmoorde koolraap.
Aardappelen.
Rijstebrij.
Woensdag: Erwtensoep.
Pannekoek.
DonderdagGebakken mosselen.
Andijvie.
Aardappelen.
Havermoutpap.
Vrijdag: Groentesoep.
Gebakken kaas.
Gemengde win tersla.
Aardappelen.
Zaterdag: Stamppot van prei.
Macaronischoteltje.
het einde van de teruggaande naalden
2 st. te zamen breien, tot alle st.
verdwenen zijn.
Daarna breien we verder boven de
58 st. van de hulpnaald. Aan het begin
van de 330e naald kanten we 14 st. af
en aan het begin van de 332e, 334e, 336e,
338e, 340e, 342e, 344e, 346e en 348e
naald 1 st., terwijl we voor den schouder
aan het begin van de 349e, 351e, 353e,
355e, 357e, 359e en 361e naald 5 st.
afkanten.
Het rechiervoorpand breien we op
dezelfde, doch tegengestelde wijze.
De mouw
Met de bruine wol en breinaalden nr.
4 zetten we 64 st. op en breien hierbo
ven in tricotsteek. Uit den eersten en
laatsten st. van de 74e, 82e, 90e, 98e,
106e, 114e, 122e, 130e, 138e, 146e en
154e naald breien we 2 st. (86 st.). Voor
den kop kanten we aan het begin van
de 159e en 160e naald 9 st. af en aan
het begin van de 161e tot en met 172e
naald 1 st.; daarna breien we verder
zonder minderen, tot we bij de 221e
naald alle st. afkanten.
De ceintuur
Met de bruine wol en breinaalden nr.
4 zetten we 15 st. op en breien hier
boven in tricotsteek en wel 80 naal
den; daarna kanten we af. Aan dit
gedeelte bevestigen we den gesp. Voor
het tweede deel zetten we eveneens 15
st. op en breien hierboven 120 naalden
in tricotsteek, waarna we aan het
begin van iedere volgende naald 2 st.
te zamen breien, tot alle st. verdwenen
zijn.
Langs den geheelen omtrek van beide
deelen haken we één toer vasten.
De zak
Met de bruine wol en breinaalden nr.
4 zetten we 40 st. op en breien hierbo
ven in tricotsteek; bij de 63e. naald
kanten we af. Aan den bovenkant
maken we een zoompje, terwijl we langs
de drie andere kanten één toer vasten
haken.
We persen nu de verschillende deelen
luchtig onder een vochtigen doek op
en naaien ze in elkaar. In den kop
van de mouw maken we 4 plooienaan
den onderkant van het achterpand
maken we zoo noodig een zoom, evenals
aan den onderkant van de mouwen.
In het rugpand naaien we op taille
hoogte verschillende naadjes.
Meer. 8. H. V. te Amsterdam. De
bronzen plaquette kunt u alleen voor
zichtig uitborstelen en daarna met
witte was inwrijven en opboenen. Het
is niet aan te raden een poets- of schuur
middel te gebruiken, daar de bronslaag
hiermee wordt weggehaald.
Mevr. M. M. te Botterdam. De weer-
vlekken uit de rubber afdruipmat kunt
u het beste behandelen met een warm
zeepsopje, waaraan een flinke scheut
ammoniak is toegevoegd. Na deze
behandeling spoelt u de mat met
schoon water en droogt ze zorgvuldig af.
Mevr. M. W. A. te Ingen. Antiek tin
wordt over het algemeen geschuurd.
U weekt het eerst in een warm sopje
en schuurt het vervolgens met tinzand.
Dit is zeer fijn zand, dat u bij een drogist
kunt verkrijgen. U schuurt de voor
werpen steeds in het rond, zoodat de
krasjes van het zand niet zichtbaar zijn.
U droogt de voorwerpen daarna en
wrijft ze op met een zachten doek.
Gewone schuurmiddelen reinigen allen volgens de
methode: zij krassen een laagje metaal of glazuur weg.
„Wit Anker" reinigt volgens een geheel ander principe:
het vuil wordt opgeslorpt. U kunt Uw mooie lepels. Uw
tegels, Uw vloer, Uw pannen tien jaar met „Wit Anker"
behandelen nooit verschijnt er het geringste krasje!
Absorbeerende werking
„Wit Anker" bevat kleine, holle deeltjes, die het vuil in zich op
nemen. De eenige veilige manier van reinigen.
Fijnere verdeeling
„Wit Anker" valt bij bevochtiging uiteen in microscopisch kleine
korreltjes, zonder één scherp kantje. De korreltjes zijn ieder door
een zeepvliesje omgeven, „gesmeerde" werking!
HEI VOIMAAKIE REINIGINGSMIDDEL
„V4it
Anker'
ka"
door
veie
xijn vei»«9e
rerk\e*
zeep
rei"19'"?'„«rvangen-
volled>9
zeepb01
nï*cn
Ooi sp'
Anker"
aart