SCHRIFTELIJK TEKENEN ITMO «BON Een volmaakte gelaatstint GENEESMIDDEL TEGEN HUIDAANDOENINGEN Ëen diefstal met overleg TECHNIEK - HANDEL AMBACHT KUNSTNIJVERHEID Een jeugdig-frissche huid ver krijgt men niet door het ge laat te bedekken met crèmes en poeder. Zorgt vóór alles dat de huid zelf gezond is. D.D.D. doet de onregelma tigheden van Uw huid als bij tooverslag verdwijnen. En kele druppels zijn reeds vol doende om de huid te zuiveren en te besehermen tegen stof, vuil en ziektekiemen. D.D.D. is veel meer dan een schoonheidsmiddel - het is een reeds tal van jaren be kend geneesmiddel "tegen huidaandoeningen, dat de huidweefsels verfrischt en de natuurlijke schoonheid van het gelaat verhoogt. Flac. a 75 et-, f 1.50 en f2.50 bij Apothekers en Drogisten. Vervolg van blz. 5 individueel thuis studeren op gebied van De beste en gemakkelijkste studie in dezen tijd Opleiding voor: Bouwkunde Waterbouwkunde Wegenbouw Betonbouw Machinebouw Werktuigkunde IJzerconstructie Scheepsbouwkunde Carrosseriebouw Meubelmaken Arch, interieur Textiel Stofferen Schilderen Machinist Autobestuurder Gastechniek Sanitair Verwarmingstechniek öectrotechniek Radiotechniek Koeltechniek Chemie Typografie Schoenmaken dipl. A Schoenverkoper dipl. D Speciale opleidingen voor: Amateurtekenen lllustratieftekenen Natuurtekenen Caricatuurtekenen Portrettekenen Bloem- en Planttek. Vlakversiering tek. Lettertekenen Drukwerkontwerpen Reclameontwerpen Etaleurs Decorateurs Architect interieur Schilders Akte MA; MB; Nil L O. tekenen Ook opleidingen voor: MULO diploma. Moderne talen en Handelscorr., Boekhouden en MIDDENSTANDSDIPLOMA Prosp., proefles, inl. en advies gratis Soestdijkerstraatw. 10a HILVERSUM Wens inlichtingen over (als brief verzenden of op briefkaart plakken) PK-3 Naam Adres Plaats Bijsluiten van bon niet oerplichtend.)J „Nou, da's beat, maar kom me as jeblieft niet met je menschlievende streken aan mijn lijf. Ik verlang heele- maal niet een nieuw leven te gaan lei den, en ik zal geen nieuw blad omslaan, en een helpende hand heb ik evenmin noodig; niks van dat alles. Huisvesting verlang ik ook niet, want ik heb altijd nog wel ergens onderdak gevonden, als dat noodig was. Bezorg me geen baantje, want daar ga ik niet op in. Maar geld, zie je. dat weiger ik nooit, en ook geen biertje. Zoo ben ik altijd geweest en de volgende maand word ik al veertig." „Dat inbreken mag misschien wat voordeel opleveren," zei sir Jee, „het mag nu eenmaal niet. Het is zeer anti sociaal." „Is 't lieusch!" smaalde Smith. „Anti-sociaal, zei ut Nou, ik heb wel heel wat over het verkeerde van inbre ken hooren speechen, maar dót hebben ze me nog nooit verteld." „Hebben ze jou al eens eerder ge snapt!" vroeg sir Jee nu. „Niet vaak, hoor!" riep Smith uit. „En dit zal 'n goeie les voor me zijn, reken maar. En wat wou u nou eigen lijk weteu, meneer de rechtert" Sir Jee kuchte nog eens. „Ga zitten," zei hij. En William Smith nam aan de tafel plaats en plantte zijn glimmende elle bogen op het blad, precies op dezelfde manier als sir Jee. „En!" moedigde hij den magistraat opgewekt aan. „Zou je er wat voor kunnen voelen om eens een inbraak te plegen, die géén misdrijf is!" vroeg sir Jee. ter wijl zijn sluwe oogen het vertrek rond dwaalden. „Een volkomen geoorloofde inbraak dus!" „Wat vertel je me daar nou!" De verbazing van William was echt. „Luister maar," ging sir Jee voort. „In mijn buitenverblijf, kasteel Sneyd, hangt in de eetkamer een groot portret van me, en dat wil ik graag door dief stal kwijtraken. Begrepen!" „Moet dat gestolen worden!" „Ja, ik wil er van af zijn. En ik zou graag hebben, dat ehdat het pu bliek dacht, dat 't gestolen was." „Dan kun je 't toch beter zélf op een nacht stelen en het daarna verbran den," opperde William Smith. „Dat zou bedrog zijn," antwoordde sir Jee ernstig. „Ik kan mijn vrienden toch niet vertellen, dat het gestolen is, als het niet gestolen wérd. De inbraak moet heelemaal echt zijn." „Wat geeft u me voor dat klusje!" „Géven! Voor dat karweitje!" vroeg verontwaardigd de rechter, wiens in gewortelde gierigheid onmiddellijk be gon te spreken. „Jou nog wat geven ook! Man, ik stel je in de gelegenheid om op eerlijke manier een schilderij te stelen, dat over de duizend pond waard is. Ik durf zelfs beweren, dat 't in Amerika tweeduizend pond op brengt. En dan wou jij voor zoo'n buitenkansje nog betaald worden ook! Weet je wel, mannetje, dat de menschen uit Manchester en zelfs uit Londen hier naar toe komen om dat portret te zien!" En hij vertelde Smith alles over het meesterstuk. „Waarom ben je er dan zoo op ge brand om er van af te komen!" vroeg de inbreker. „Dat is mijn zaak," antwoordde sir Jee. „Ik kan 't niet uitstaan. En me vrouw Dain kan het ook niet meer zien. Maar het is een aangeboden portret, een geschenk van de burgerij, en daarom kan ik 't niet wegdoen is 't je nu duidelijk, mr. Smith!" „En als ik 't nou heb, hoe doe ik 't dan weer van de hand!" vroeg de ander. „Een schilderij kun je niet smelten, zooals goud of zilver. En zooals u zelf zegt, rechter, 't is over de heele wereld bekend. Ik geloof, dat ik evengoed kon probeeren, de Nelson-zuil te verkoopen." „Och wat!" riep sir Jee uit. „Onzin! In Amerika kun je 't gemakkelijk aan den man brengen, 't Zal je een fortuin opleveren. Hou het eerst een jaartje en stuur 't dan gerust naar New York." William Smith schudde zijn hoofd en trommelde met zijn vingers op tafel. Maar dan schoot hij ineens recht en zei vastberaden: „In orde, rechter. Ik neem 't aan, omdat ik me aan u ver plicht voel." „En wanneer kun je 't doen!" vroeg sir Jee, die met moeite zijn plezier ver borg. „Vanavond!" „Nee," zei Sinith geheimzinnig. „Van avond ben ik bezet." „Nou, morgenavond dan!" „Kan niet. Voor morgenavond ben ik ook al besproken." „Je schijnt 't erg druk te hebben, vriendje," merkte de rechter op. „Ja, wat dach tje dan!" antwoordde Smith. „Zaken zijn zaken. Maar den avond erop wil ik 't doen." „Maar dan is het Kerstavond," pro testeerde sir Jee. De inbreker scheen met den Kerst geest weinig gemeen te hebben. „Wat maakt dat nou!" vroeg hij koel. „Of heb je liever, dat ik 't, op Kerstdag doe! Tweeden Kerstdag ben ik weer bezet en daags daarna ook." „Toch niet voor Five Towns, hoop ik!" informeerde de magistraat be zorgd. „Nee," zei Smith kortweg. „Five Towns is al zoo goed als afgestroopt." Er werd afgesproken voor Kerst avond. „Nou, dan zal ik je een teekening van het kasteel geven, dan kun je. Op 't gezicht van den inbreker kwam een trek van verbeten woede. „Dacht u," begon hij, „dat ik den plattegrond van uw kasteel niet te pakken had, vanaf het moment, dat het gebouwd is! Waar zie je mij voor aan! Ik ben een vakman eerste klas!" Al werd sir Jee afgesnauwd, hij stem de toch heel onderdanig toe in alle verdere afspraken voor de onschuldige inbraak. Hij kwam al heel gauw tot de bevinding, dat hij in William Smith een voortreffelijk deskundige had ge troffen en dat stemde hem tevreden. „Er zit me nog maar één ding dwars," zei Smith bij het afscheid, „en dat is dit: u zult nou wel overal rond gaan ba zuinen, dat je, na alles wat je voor dien kerel gedaan hebt, ten slotte nog door hem wordt bestolen ook. En dan kun je eens lekker jeremieeren over de min dere klassen ja, meneertje, ik ken jou!" Den vierentwintigsten December in den namiddag reed sir Jehosophat van de grootste der drie Dain-fabrieken naar zijn kasteel en trof daar lady Dain, die met zorg toezag, hoe de koffers gepakt werden. Zij zouden beiden voor den avond kasteel Sneyd verlaten om de Kerstdagen te gaan doorbrengen in een plaats tegenover Five Towns, onder het dak van hun zoon John, die een nieuw huis had, een lieve vrouw en een snoezigen baby, een jongetje. John was Sloi op blz. 11 Hij werd niet heesch SV Zoo, nog net dat mooie treintje gepakt. Reuze bof. En hoe gaat het er mee T Excuseer me, maar ik praat liever niet in den trein. Ik ben weer schor van het pralen. Nu, als ik niet zoo'n goeie stem had, verkocht ik nog niet de helft van nu. Maar U moet Uw stem ook verzorgen - neem Wybertjes. OPBEtS? MEE Wybert-tabletten zijn het beste middel voor keel-en stemverzor- ging. Alleen verkrijgbaar in origineele blauwe doozen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 10