VERKEERD VERBONDEN door Torquil Macleod 14 1 drie minuten lang belde de tele- toon hatelijk, gebiedend rinke- lend op een manier, die geen tegen- I ^praak duldde, met zoo'n klank van geen-gekheid-alstublieftvoordat Robert Curtice, zich nijdig om draaiend in zijn bed en 'n kort gevecht voerend met zijn kussen, zijn hand uitstrekte en den hoorn van den haak nam. „Hallo," zei hij op den rasperigen, slaperigen toon van ieder normaal jongmenscli. dat op een dergelijke ruwe wijze, veel te vroeg naar zijn smaak, uit een heerlijken, diepen slaap wordt gerukt: „hallo! - hallo!" „Ook hallo", klonk aan de andere zijde van den draad de liefelijkste vrouwenstem, die men zich droomen kan, zoo'n stem die spreekt van perziken met slagroom, van levenslust en van liefde: „Hoe gaat het er vanmorgen mee, Dickie!" Als we zeggen, dat Curtice verbaasd was, dan is dit zeer zwak uitgedrukt, maar nadat hij zijn lippen met zijn tong bevochtigd had en met zijn eene vrije hand gauw zijn haar wat plat had gestreken, toonde hij zich tegen de moeilijkheden opgewassen, als een heer en een soldaat. „Ik. eh. goed, dank je," zei hij, „en hoe gaat het met jou!" „Wat een vraag," zei de stem, „natuurlijk beu ik liet gelukkigste meisje op de heele wereld!" Curtice zat kaarsrecht overeind in lied. „Waar achtig," zei hij, „dat geloof ik, je stem klinkt in elk geval zoo." „Wel, waarom ook niet," was het antwoord, „heb ik er soms geen reden voor?" „Bewaar me," zei Curtice weinig intelligent tot zichzelf, maar hardop, zij het wat zwakjes, ant woordde hij: „O.eh. ja, dat spreekt van-, zelf. Sapperloot ja, ik bedoel, het is aardig van jé om dat te zeggen. Een zacht verrukkelijk lachje klonk in zijn oor, dan kwam weer de jeugdige stem: „Diek.en er lag beslist een aanhankelijke klank in: „Dickie, lieveling. Curtice's mond was zoo droog als een leeren lap, maar hij deed zijn uiterste best den juisten toon in zijn woorden te leggen, al vond hij het nog moei lijker de goede woorden te vinden. „Ja," zei hij teeder, „ja, liefste?" „Je noemde me gisteravond anders," zei de stem en er lag werkelijk iets pruilende in. „Nee," zei Curtice, dapper liegend, „maar dat was. eh. gisteravond, zie je. Ik bedoel ten slotte moet een man zich tegen dergelijke dingen verzetten en dan, vóór het ontbijt, weet je." „Voor het ontbijt!" zei de stem vol afschuw. „O, Dickie, en je zei me, dat je altijd om kwart voor acht al ontbeet!" „O, dat doe ik ook," zei Curtice haastig, „maar vandaag weet je, ik bedoel, na gisteravond en zoo wat!" „Wel, ik neem aan, dat het een beetje op windend was," zei de stem vergevensgezind, „ik heb ten minste vannacht haast geen oog dicht gedaan „O, arme stakker," zei Curtice haastig, „maar dat is toch al te erg, ook niet zoo'n klein oogje- oogje!" „O, Dickie, je bent dwaas...." kwam de heer lijke stem, „je bent zoo grappig vanmorgen. Ik weet het niet zoo lichtzinnig. Anders. Ik wou, dat ik je door de telefoon kon zien. Curtice greep krampachtig zijn dekens bijeen en hield ze angstig onder zijn kin. „O, gunst," zei hij verward, „dat gaat niet. weet je. Ik. eh. ik zit nog in bed!" „O, Dickiein bed, nee, dat is toch niet aar dig van je. Nee, ik vind het niet beleefd, terwijl je wist, dat ik je op zou bellen Hoogrood probeerde Curtice een verklaring te stamelen, maar er was iets ijzigs gekomen in de stem aan de andere zijde van den draad. „Probeer maar geen verontschuldigingen te zoe ken, Dickie. Dat lukt je toch niet op den vroegen morgen. Vertel me maar liever bij de lunch, wat er gebeurd is. Curtice's mond viel open, bijna liet hij den hoorn uit zijn hand vallen, zijn oogen puilden lichtelijk uit zijn hoofd. Plotseling werd zijn keel erg droog; ver schillende malen achtereen deed hij zijn mond open en dichtAlles bij elkaar leverde hij een bekla genswaardig schouwspel op. Ten slotte was het een lastige situatie, nietwaar? Ze zouden samen gaan lunchen: goed, dat was dui delijk. Maar waar? Bij haar thuis of bedoelde ze in een restaurant? Hoe zou hij zich in het eerste geval aan de afspraak kunnen houden dat wil zeggen de afspraak van dien anderen vent zonder haar in de grootste moeilijkheden met haar ouders te brengen? Het heele geval was natuurlijk onmogelijk en toch op de een of andere manier móést hij haar ontmoeten. Als het daarentegen de bedoeling was in een restaurant te gaan eten, nou, dan was er een klein kansje, dat het. lukte. Maar ook dan deed zich nog een moeilijkheid voor hoe zou hij haar kun nen herkennen, hoe.... O, weg met al dat gepieker. Zij wachtte en waarschijnlijk zou ze ongeduldig worden, als hij niet gauw wat zei. Hij merkte, dat de telefoon in zijn hand beefde, toen hij zei: „Warempel ja, lunch, natuurlijk, dan zal ik je alles vertellen. Ciaridge hadden we geloof ik afge sproken, niet, om half twee?" „We hadden heusch nog niets van dien aard afgesproken," zei de stem tevreden, „maar ik vind het erg leuk. Au revoir, Dickie." „O, maar hoor eens even, wat ik zeggen wil," in zijn opwinding begon Curtice bijna te schreeuwen. „Hoe kan ik. ik bedoel, hoe kunnen wijeh, ik wil zeggenik bedoel, beste kind. wat draag je vanmiddag?" Een heldere lach o, wat een lach! klonk door de telefoon. „Werkelijk, Dickie," zei de stem, „je bént dwaas vanmorgen. Wat ik zal dragen.ik heb heusch nog nooit zooiets mals van je gehoord!" Toen werd het stil aan de andere zijde van den draad. Zij had den hoorn op den haak gelegd. Uit begrijpelijke overwegingen zullen we de taal, die Curtice bezigde nadat er op deze onaangename wijze afgebeld was, weglaten, evenals het. uitvoerige telefoongesprek, dat hij even later voerde met den maitre d'hótel van Ciaridge, waarin hij een uitge lezen lunch voor twee personen bestelde en een tafel reserveerde in een gezellig, niet te druk hoekje. We zullen evenwel de slotwoorden van dit gesprek nog vermelden „Goed, dat is dan allemaal in orde, dank u. Ja, half twee, maar, hela, wacht eens," voegde hij daar nog aan toe, als schoot hem iets te binnen: „Geen bloemen op tafel zetten, die stuur ik zelf. Nadat hij bij zijn bloemist deze bloem ui had uit gezocht en order had gegeven, ze dadelijk naar Ciaridge te laten brengen, stapte hij welgemoed de straat op om bijna pardoes in de armen van de lieve oude lady Treiuayue te loopen, die vergezeld was van het betooverendste van alle meisjes, die Curtice zich kon herinneren, ooit te hebben ontmoet. „Mijn beste Richard," zei lady Tremayne, „wat een gezegend toeval, dat je in mijn armen voert. Een geluk voor ons beiden. Ik kan nu ten minste een taxi nemen om uit deze hitte te geraken, wat me zeer aangenaam zal zijn, en jij kunt Helen hier dit is kapitein Curtice, lieve mee naar Ciaridge nemen, waar ze moet lunchen." Onafhankelijk en onconventioneel als steeds zwaaide ze meteen met haar parasol naar een taxi en was twee seconden later verdwenen. ,,'n Prachtige vrouw, lady Tremayne," zei Cur tice, toen hij kalm voortwandelde aan de zijde van zijn knappe gezellin. „Een schat," zuchtte zij op een toon, die zijn pol sen ongewoon snel deed kloppen. „De liefste vrouw op deze wereld." „Ja," zei Curtice en voegde er mysterieus aan toe, „maar ook bet lot is vriendelijk." „Welnu, wien moet ik voor u vinden?" vroeg hij even later, toen zij in de weldadige koelte van de groote hotel-hal stapten. „Iemand, dien ik wel zal kennen, denk ik zoo." Helen zag er een beetje verward uit. Curtice scheen dit echter niet op te merken hij had 't veel te druk met het in zich opnemen van haar stralende schoonheid en met het luisteren naar haar zilveren stem ofschoon het voor oplettender menschen zooals u en mij nogal opvallend was. „Ik. ik ben bang, dat ik tamelijk vroeg ben," zei Helen, licht blozend. „Ik zal maar gaan zitten en even wachten. Het was heel aardig van u om me even weg te brengen, kapitein Curtice," en ze glim lachte vriendelijk ten afscheid. Maar Curtice was niet zoo gemakkelijk af te sche pen. „Hoor eens hier." zei hij, „ik kan u natuurlijk niet zoo maar alleen hier achterlaten. Ik blijf bij u, totdat uw kennissen op komen dagen." Helen scheen meer en meer in verlegenheid te ge raken. „O," zei ze, „dat is heelemaal niet uoodig. Ik zit hier goed, en bovendien," voegde zij er aan toe, „u zult toch uw eigen lunchafspraak na moeten komen. „Gunst, ja," deed Curtice verschrikt,, alsof hij zich dat nu pas weer herinnerde, „dat is zoo. Maar dat komt prachtig uit ik lunch hier ook." Helen wierp een snellen blik op hem. „Dat is grappig," zei ze, doch met zachten aandrang voegde zij daaraan toe: „Maar toch, uw eigen gasten." „O, ik ben ook een beetje vroeg," zei hij, „maar in elk geval, ze.... dat wil zeggen, zij ik bedoel eh," besloot hij weinig overtuigend, „mijn onbelang rijke afspraak doet er heelemaal niet toe, ziet u." Het was ongeveer vijftien minuten later, toen Helen met een grappig lachje vroeg: „Nog niets te zien van uw gasten, kapitein Curtice!" „Nee," zei hij, „blijkbaar niet. Van de uwe even min?" vroeg hij dan belangstellend. „Nee," zei Helen. „Vreemd. mompelde Curtice. Helen werp weer een van die snelle blikken op hem van onder haar lange wimpers. „Nee," zei ze, zedig omlaag kijkend, „het is niet zoo vreemd. Eigenlijk," weer zoo'n licht opslaan van haar prachtige oogen naar zijn gezicht. „Ik weet, dat liet u merkwaardig zal klinken, maar de waarheid is. dat ik ik hier heelemaal niet lunch Curtice probeerde met moeite zijn verbazing te verbergen, maar het was geen erg groot succes. „Hier niet lunch....?" herhaalde hij niet be grijpend. Helen schudde haar hoofdje „Neezei ze. „ik vertelde dat maar aan lady Tremayne." Curtice stond haastig óp. „Ik begrijp het," zei hij. „Neem mij niet kwalijk, u moet mij wel een ezel vinden." Hij stak zijn hand ter verontschuldiging en ten afscheid uit. „Ozei Helen, hevig blozend toen het haar duidelijk werd, wat hij dacht, „geloof me, kapitein Curtice, het. het is niet wat. u meent. Ik wilde alleen maar.... O, ik kan 't niet goed verklaren." Curtice ging prompt weer zitten. „Dan," zei hij opgewekt, „mag ik misschien hopen, dat u mij de eer aan wilt doen, met mij te blijven lunchen?" Helen keek verheugd, maar ook verbaasd. „Maar uw gasten dan!" zei ze. „Heb ik niet," zei Curtice. „Ik zei dat maar in de eerste opwelling." Ongelukkigerwijze kwam op dat moment de maitre d'hótel, die bezorgd naar Curtice gezocht had. op hem af. Met een diepe buiging zei hij „Uw'tafel is gereed, mijnheer." Helen sloeg een paar vragende oogen naar Curtice op, die een weinig van zijn stuk gebracht scheeu. „Het spijt me," zei hij, „dat het leek, alsof ik zooeven tegen u loog, maar de kwestie is, dat, ik hier een tafel heb dat heb ik dikwijls alleen maar voor het geval ik binnen zou willen loopen om wat te eten. zie je. Heusch," voegde hij er aaii toe, haar smeekend aanziend, „alstublieft Helen stond op en voorafgegaan door den maitre d'hótel vonden zij hun weg naar Curtice's kleine tafeltje met de speciale bloemenversiering. een feit, dat Helen's opmerkzame oogen niet ontging.... Zij genoten juist met kleine teugjes van de likeur, toen Helen je behoefde alleen maar naar haar

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 16