BEROEMDE OPERA'S EN HAAR COMPONISTEN Richard Strauss DOOR COR BACKERS geboren 11 Juni 1864 24 In de eerste jaren na 1S80 werd in de Duitsche muziekwereld de naam Dan den jongen en oeelbelonenden componist Richard Strauss bekend die met zijn Serenade voor blaasinstrumenten, op. 7. en zijn Symphonic, op. 12, sterk de aandacht had getrokken. Niet lang duurde het. of ook in het buitenland verwierf hij bekendheid en in 1884 werd zijn werk zelfs te New York gespeeld. Nauwelijks de kinderschoenen ontwassen, hij zal zeventien jaar geweest zijn, be haalde Richard met een van zijn compo sities een opvallend succes. Toen hij op het podium verscheen om het auditorium voor de hem gebrachte hulde te danken, vroeg iemand: „Wat heeft die jongen daarmee te ma ken!" en het prompt gegeven antwoord luidde: „Niets, alleen heeft hij het gecomponeerd!" Overigens dragen de werken uit zijn jeugdperiode het kenmerk van de klassieke sfeer, waarin Strauss zijn opleiding genoot. Zijn eerste muziekondei-richt ontving hij van zijn vader, den beroemden hoornist Franz Strauss. Van programmamuziek moest Franz niets hebben, vormschoonheid was voor hem alles en hij was dan ook fel gekant tegen de moderne richting van Wagner en Liszt. In de theoretische vakken bekwaamde zich Ri chard bij den hofkapelmeester Fr. W. Meyer en ook zijn algemeene ontwikkeling werd niet vergeten. In 1882 beëindigde hij met goed gevolg zijn gym nasiale studies, maar of hij steeds een zeer geïnte resseerd en aandachtig student geweest is, mogen we wel in twijfel trekken, als wij vernemen, dat vele marges van zijn schoolboeken met muziek beschre ven waren. mf Een motief uit de opent Salome, waarmede Strauss de starre eigenzinnigheid der prinses karakteriseert. In zijn jeugdcomposities was nog niets van 'n uit gesproken persoonlijken stijl te bespeuren en eerst met zijn symphoniseh gedicht Don Juan (1887-'88) ontpopte hij zich als een kunstenaar, die ons wat te zeggen heeft. Voor 1885 was hij evenals zijn vader een groot tegenstander van de „Neu-Deutsche" school geweest, en zijn oordeel over Wagner was dan ook verre van vleiend. Eerst toen hij te Meiningen kapelmeester werd (1885) en daar in contact kwam met den violist Alexander Ritter, leerde hij de nieuwe vormen en stijl van de moderne richting kennen. Door Ritter's invloed kwam Strauss er toe zijn stijl grondig te wijzigen, wat hij zelf ook met de volgende woorden erkende: „Zijn invloed had iets van een stormwind. Hij bracht mij er toe, het dichterlijke in de muziek te ontwikkelen, zooals Berlioz, Liszt en Wagner ons het, in hun werken getoond hebben." Nu hij eenmaal zijn weg gevonden had, ontstonden vele composities op het gebied van het sympho nisch gedicht, in welken vorm hij ons nog veel had te zeggen. Zijn volgende schepping, Tod und Verklarung, vormt met de Don Juan wel het hoogtepunt van hetgeen hij in dezen kunstvorm heeft geschreven. Zeer zeker mogen hier nog Till Eulenspiegel, Don Quichotte, Also spraeli Zara- thustra en Ein Helden - leben genoemd worden, doch ook hier heeft de tijd al weer uitspraak gedaan, en het laat zich aanzien, dat deze werken reeds lang vergeten zullen zijn, als de twee eerst genoemde zijn naam nog voor ons zullen doen leven. Spoedig volgde nu zijn eerste muziekdramatische compositie. Guntram (1894), waarvan we niet anders kunnen zeggen dan dat het 'n epigonen - werk is, geheel onder invloed van Wagner's kunst geschreven, maar zijn komische eenaeter Feuersnct (1901) beteekende een schrede voorwaarts in zijn ontwik keling als muziekdramatisch componist. Deze com positie bevat vele kinder- en volksliedjes, die we hoofdzakelijk in de eerste scènes te hooren krijgen en die later zeer sterk in het orkest ontwikkeld worden. De kostelijke Wagner-parodieën, die in Feuersnot voorkomen, vielen destijds bij het operalievend pu bliek niet in goede aarde, 'n reden waarom het werk zich niet op het repertoire kon handhaven. Zijn muziekdrama's Salome en Elektra vor men het hoogtepunt van zijn oeuvre. De onderwerpen doen op het eerste gezicht nogal bizar aan, Strauss voelde zich echter door het machtige van de stof Richard Strauss componeerde voor zijn Rosenka- valier een reeks walsthema's, die zeer populair zijn geworden. Hierboven een dezer thema's. aangetrokken. In Salome staan twee wereldbeschou wingen tegenover elkaar, die hun belichaming vinden in Salome en Johannes den Dooper. In dit gegeven ontwikkelen zich geweldige spanningen, die door Strauss op meesterlijke wijze in de muziek zijn weergegeven. Evenzoo is dit met Elektra 't geval, waarin de componist nog hoogere eischen aan zijn toehoorders stelt. Hier is het vooral de groote tra giek, die in de muziek tot uitdrukking komt. Om dit libretto muzikaal te illustreeren heeft hij een orkest bezetting voorgeschreven, die verre de grens der nor male verhoudingen heeft overschreden, waardoor hij in staat was alle stemmingen tot in de finesses weer te geven. Evenals Wagner maakt Strauss gebruik van het leidmotief, terwijl ook de muziek in deze drama's ononderbroken voortgaat. Daar hij het leidmotief echter hoofdzakelijk in het orkest laat optreden, als weerspiegeling van liet tooneelgebeuren. worden zang en orkest zelfstandiger in de wijze van uitdruk ken, waardoor een grootere soepelheid in liet geheel ontstaat. Hierin verschilde liij dan ook met de op vattingen van Wagner, die juist een grootere eenheid wilde bereiken door liet vocale en instrumentale gedeelte min of meer afhankelijk van elkander te doen zijn. Op de Elektra volgde een compositie van geheel ander karakter, waarin hij tot den klassieken opera- vorm terugkeerde. In de Rosenkavalier (1910) is de muziek niet ononderbroken gecomponeerd, we vin den weer de traditioneele duetten en terzetten, terwijl er van tonale en harmonische bijzonderheden, zooals

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 26