EEN DIEFSTAL MET OVERLEG door Arnold Bennett 5 et was enkele dagen voor Kerstmis. En mevrouw Dain was vastbesloten, haar stem ming voor het naderende feest niet te laten bederven dooi een schilderij. Aan het ontbijt gezeten wachtte zij met zorg het gunstige moment af om dit waarlijk niet eenvoudige onderwerp bij haar echtvriend in te leiden. Toen de heer Dain zijn ochtendblad dichtvouwde, begon zij op overtuigenden toon: „Jee, als dat portret daar nog langer blijft hangen, dan zie je 't op een goeden dag gebeuren, dat ik naar Pirehill word gebracht." In Pirehill stond het groote ziekenhuis voor de streek, maar er was ook een bekend krankzinnigen gesticht en als de bewoners van een plaats uit den omtrek kortweg „Pirehill" zeiden, dan bedoelden ze altjjd het gekkenhuis. „Ik kan vanmorgen haast geen hap door mijn keel krijgen en dat komt enkel en alleen door dat schilderij," klaagde mevrouw Dain. Sir Jehosophat gaf geen antwoord. Ondanks de aanmerkingen van mevrouw Dain en niettegenstaande 't feit, dat men er hier in Five Towns heelemaal niets aan vond, had het schilderij toch de som van duizend pond gekost, en ofschoon het nog geen twee jaar oud was zou het op de schilderijen- markt hoogstwaarschijnlijk op minstens vijftien honderd getaxeerd worden. Want het was een Cres- sage, en dat niet alléén het was een van de beste Cressages, die er bestonden. Dit stuk was de kroon op sir Jehosophat's carrière. De loopbaan van dezen grooten man was wellicht de schitterendste en de meest succesvolle in de sociale geschiedenis van Five Towns. Hij was de voor naamste firmant van gebroeders Dain. Zijn broer was overleden, maar twee zoons van mijnheer Jee waren in de firma opgenomen. De gebroeders Dain waren de grootste fabrikanten van goedkoop aarde werk in het district en zij waren de voornaamste leveranciers van het kooplustig publiek in Amerika en de koloniën. Overigens hadden zij een slechten naam, omdat zij de verkoopsprijzen drukten. Ze werden door elke andere firma in Five Towns gehaat, en als men de concurrenten geloöven mocht zou de heer Jee uitsluitend door dat drukken van de prijzen zoo'n reusachtig kapitaal bijeen hebben geschraapt. Bovendien werden zij gehaat door de achttien a negentienhonderd employé's. Maar die haat, hoe fanatiek hij ook mocht zijn, had het succes van sir Jee's loopbaan niet kunnen verhinderen. Hij had zich eenmaal voorgenomen, naam te maken, en hij had naam gemaakt. Five Towns kon voor zijn part, gerust lachen om zijn laag-bij-de- grondsche methoden. Zijn stadgenooten mochten den spot drijven met zijn uitgerekende liefdadigheid, hij was in ieder geval de meest bekende man van Five Towns. En bovendien was hjj de eerste van Five Towns, die. geridderd werd. Waarvoor hij die onder scheiding gekregen had, dat kwam er minder op aan hij had ze. En was hij niet als het ware de vader van zijn geboorteplaats? Was hij niet tot driemaal toe burgemeester van zijn stad geweest? Dag niet de heele noordelijke helft van de landstreek bezaaid met zijn weldaden, zijn stichtingen, zijn schenkin gen? Het kon ook niet ontkend worden, dat hij bijwijlen zijn stad wist te vermaken op een manier, waar zij van hield. Daar had je bijvoorbeeld het bekende Sneyd-geval. Sneyd Hall. dat toebehoorde aan den graaf van Chell, lag enkele kilometers ten zuiden van Five Towns en van daaruit bedreef de beminnelijke gravin van Chell die vriendelijke overgedienstigheid, waar de inwoners van Five Towns zich regelmatig aan ergerden. Sir Jee had zijn titel gekregen door bemiddeling van de gravin, de „bemoeizieke Iris", zooals ze in de streek algemeen genoemd werd. Kort daarna had hij een twist met de edelvrouwe uitge lokt. Sir Jee voerde den strijd als een geschil tusschen gelijke grootheden en daar had het heele district plezier in. Sir Jee's laatste woord was geweest, dat hij een flink stuk grond kocht, vlak aan liet landgoed Sneyd gelegen, en daar een villa liet bouwen, even indrukwekkend als Sneyd Hall, maar veel moderner, en dat buiten liet hij brutaalweg Sneyd 'Castle noe men. Een reuzen-mop! Iris was razend, de graaf sprakeloos van woede. Maar ze konden er niets tegen doen. En Five Towns had natuurlijk stiekuni schik. Ter gelegenheid van het aanleggen der verwarming in kasteel Sneyd, alsmede van de voltooiing zijner derde ambtsperiode als burgemeester, plus de inwij ding van Dain's Technisch Instituut werd er, aanvankelijk door een paar vleiers, een actie op touw gezet om sir Jee 'n passend geschenk van de burgerij aan te bieden. Het moest een kostbaar geschenk zijn, dat de hoogachting van gansch Five Towns voor zijn persoon op waardige wijze tot uiting zou brengen. Algemeen werd het gevoelen gedeeld, dat een geschilderd portret het meest geëigend was. Een kunstliefhebber uit de stad had als schilder van liet stuk Oressage voorgesteld Five Towns ging op onderzoek nit, en toen zij ontdekte, dat dit Ameri- kaansche genie -in de geheele beschaafde wereld dé gevierde man was, zelfs beschouwd werd als de even knie van Velasquez wie deze Velasquez dan ook mocht zijn en dat hij de halve aristocratie geschilderd had, terwijl hij een koninklijk inkomen genoot, toen werd dat voorstel aangenomen en polsten zij Cressage over hun plan. Oressage stemde er grootmoedig in toe, sir Jee's portret te schilderen op zijn gewone voorwaarden, namelijk, dat sir Jee naar het kleine dorpje in Bed- forshire moest komen, waar Cressage zijn voornaam ste atelier had, en dat. liet schilderij eerst tentoon gesteld moest worden in de Koninklijke Academie, alvorens het door iemand gezien werd. Oressage was lid van de Koninklijke Academie, maar hij dacht er niet over, ooit K.A. achter zijn naam te zetten. Hij was zoo'n groot man, dat niet de Koninklijke Acade mie hém, maar hij dit lichaam met zijn lidmaatschap een onderscheiding had verleend. Sir Jee ging naar Bedforshire. werd snel geschilderd en kwam teleurgesteld terug. Het vertegenwoor digend comité toog later ook naar Bedforshire om het portret te gaan bezichtigen en keerde eveneens met effen gelaat huiswaarts. Toen de tentoonstelling van de Academie haar deuren opende, werd het portret van sir Jee in zijn zetel, met statiemantel en ambtsketen omhangen onmiddellijk begroet als het schitterendste mees terwerk, dat de moderne tijd had voortgebracht. Alle kritieken waren vol lof. Het comité én sir Jee waren gerustgesteld, alhoewel slechts gedeeltelijk, en sir Jee nog minder dan het comité. Want. er was iets in de critiek, dat sir Jee heelemaal niet aanstond. Aan het verlichte geslacht, dat door en door op de hoogte was van den verblindenden jaarlijkschen vooruitgang van Oressage's portretteerkunst, behoefde men niet te vertellen, wat dat „iets" was. De eene criticus schreef, dat Oressage hier „zijn bekende inzicht in karakters" nog overtrof. Een ander vermeldde, dat Oressage's waarneming weer, als gewoonlijk, „koel op het vijandige af" was. Weer een ander wees op den „typischen plattelands-burge meester, vereeuwigd tot vermaak der komende geslachten." Verschillende inwoners van Five Towns maakten een uitstapje naar Londen 0111 het stuk te gaan zien, waarvoor ze hadden ingeteekend. en ze aanschouw den op het doek een min oud mannetje, inet dunne lippen en een ruwen grijzen baard, met sluwe oogen en een afstootende uitdrukking op zijn gezicht, een minderwaardigen parvenu, die zich met z'n waardig heidsteekenen belachelijk maakte. Bekeek je het schilderij van dichtbij, dan was het niet meer dan een vormelooze massa bonte kloddei's, maar ging je een paar meter achteruit, dan was liet effect schitte rend en de gelijkenis bijzonder treffend. Zóó wonder lijk was die gelijkenis zelfs, dat sommige burgers van Five Towns in lachen uitbarstten. Bij de plechtigheid van de aanbieding werd het portret natuurlijk opgetogen geroemd als een kost baar bezit voor altijd en sir Jee en zijn vrouw ver klaarden over te vloeien van vreugde en dankbaar heid wegens het rijke geschenk. Het had ongeveer zestien maanden in de eetkamer van kasteel Sneyd gehangen, toen mevrouw Dain tegen haar man zei. dat het haar nog eens in het gekkenhuis zou brengen. „Wees toch niet zoo dwaas, vrouw," zei sir Jee; „ik wil het stuk nog niet kwijt, voor het tiendubbele van wat het gekost heeft." Het was botweg gelogen, zoo te spreken, want in stilte haatte sir Jee het portret feller dan iemand anders. Hij zou haast in staat zijn geweest het kasteel af te laten branden, om toch maar van dat ding af te zijn. Maar den vorigen avond, onder een gesprek met een gemeenteklerk, was hem een gedachte te binnen geschoten, die veel minder kostbaar beloofde te zijn dan de verbranding van zijn prachtig land huis. Mevrouw Dain zuchtte. „Ga je vroeg naar de stad?" informeerde zij. „Ja," antwoordde hij„ik heb vandaag zitting." Hij was president van de gewestelijke rechtbank. Terwijl hij naar de stad reed, overdacht hij nog eens zijn plan en hij bevond, dat het wel gewaagd en zelfs gevaarlijk, doch daarom nog niet onuitvoerbaar was. Dien morgen ergerde sir Jee den griffier, uir. Sher- ratt, geweldig, en hij tergde mr. Bourne, den politie commissaris van het district, tot het uiterste. Aan gezien de lezer in die sclioone landstreek toch niet bekend zal zijn, behoeven we geen bijzonderheden te verzwijgen. Er was in het district kort geleden een aardige serie inbraken gepleegd. De inbrekers hadden de speciale aandacht van de politie en men was er in geslaagd, hen op het spoor te komen. Zelfs was men den vorigen dag zoo gelukkig geweest, één man te arresteeren, van wien mocht worden aangenomen, dat hij geheel of gedeeltelijk voor de misdrijven ver antwoordelijk was. De burgerij van Five Towns zuchtte van verlichting en bracht hulde aan mr. Bourne, en mr. Bourne was deswege over zich zelf ten zeerste voldaan. De Staffordshire Signal kondigde het nieuws met groote koppen aan: Snelle arrestatie van vermoedelijken inbreker. De ver dachte gaf op, William Smith te heeten en overigens gedroeg hij zich uiterst verdacht. En nu wilde sir Jee, als president van de politie rechtbank. de aanklacht tegen dat individu ongedaan makenTegen het oordeel in van zijn eenigen ambt genoot, die op dezen morgen aanwezig was, wethou der Easton, wees hij de aanklacht jegens den ver dachte af onder verklaring, dat er geen voldoende bewijsmateriaal voor een vervolging was bijeenge bracht, zoodat een inhechtenisneming niet te recht vaardigen viel. Geen wonder, dat mr. Bourne ont moedigd, om niet te Zeggen woedend was. Geen won der, dat de steunpilaar van de wet, mr. Sherratt. zich verontwaardigd en diep beleedigd voelde. Om het geval te besluiten zei sir Jee, dat hij graag eens met William Smith een onderhoud in de verhoor kamer zou hebbenhij had in dien man iets sympa thieks ontdekt en wensclite hem tot voorwerp van zijn philantropie te maken. Toen omstreeks den middag de terechtzitting plech tig opgeheven werd, trok sir Jee zich in de ver hoorkamer terug en wachtte op William Smith. De eenvoudige wethouder toonde zich ook ditmaal zoo bescheiden, dat hij hem daar niet volgde. William Smith werd al spoedig binnengeleid door een agent, die het vertrek niet kon verlaten zonder eerst een brutaal gebaar te hebben gemaakt Sir Jee. gezeten in een leunstoel, die alle andere stoelen rondom de iepen tafel duidelijk overheersch- te, liet een inleidend kuchje hooren. „Smith." begon hij streng, terwijl hij zijn ellebogen op tafel steunde, „je begrijpt zeker zelf wel, dat je vanmorgen reusachtig geboft hebt, hè?" Onderwijl staarde hij Smith aan. Smith stond hij de deur. zijn pet in de hand. „Jawel, ouwe heer." antwoordde hij luchtig en met, een provinciaalsch accent. „En wat wou je nou van me?" Sir Jee zat perplex. Hij, president van de recht bank en toonaangevend philantroop in het graaf schap. werd zóó 'aangesproken! Maar wat kon hij doen? Hij had zelf wettelijk Smith's onschuld vastgesteld. Smith was zoo vrij als een vogel in de lucht en wie zou hem beletten een vrijen toon aan te slaan, tegenover iedereen, als hem dat lustte? „Ik hoopte dat ik je van dienst kon zijn." zei sir Jee diplomatiek. Vervolg op blz. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 7