DE SCHUCHTERE ISABEL
VERVOLGVERHAAL
18
(gOKTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE
Architect Brandrup, een jonge, begaafde bouwmeester, is
deelgenoot in de oude aannemersfirma Seiler en Brandrup,
welke juist opdracht tot het bonwen van een landhuis heeft
ontvangen van de rijke, protserige mevrouw Arnata Otzenn.
Beate Seiler, de schoondochter van zijn compagnon, die jong
weduwe is geworden, bemint hem, doch behandelt hem met
koele beleefdheid uit angst dat zij haar liefde zal verraden.
Brandrup ontmoet een meisje, dat zijn auto voor een taxi aan
ziet; hij brengt haar naar het station en enkele dagen latei-
komt zij liem bedanken voor dezen dienstzij noemt hem echter
niet haar naam.
Brandrup opende de deur en stak zijn hoofd
door den kier. „Bravo, juffrouw Spitz, keurig
gedaan," prees hij. „Wat wilde die snuiter?"
„Een reiziger in pateritsloten of ophaalbruggen,
dat weet ik niet precies. Hij wou beslist den architect
spreken, maar ik vond, dat hij het beter met meneer
Seiler kon afhandelen. Als ikdaar komt nog
meer bezoek; terugtrekken, meneer Brandrup!"
Dezen keer was Brandrup te laat; de deur werd
opengegooid en Emmy en Vera kwamen binnen
gestormd. Juffrouw Spitz keek hem vragend aan.
„Laat maar," zei hij„een paar minuutjes mogen
ze bljjven."
Emmy hep dadelijk naar de teekentafel. „Wat
bent n daar aan 't teekenen?"
„Een groot hok voor stoute kinderen, die niet
kloppen voordat zij binnenkomen."
„Gaat u nou geen standjes geven," fleemde zij;
„ik heb er vandaag al genoeg gehad. Ik heb er echt
niet aan gedacht om te kloppen. Is die gekke
mevrouw Otzenn nog dikwijls geweest? Ik zou er
best eens bij willen zijn, als ze hier was."
„Als je zoo brutaal blijft, moet je direct weg,"
dreigde Brandrup, en Emmy vond het verstandiger
om op een ander onderwerp over te springen.
„We zijn langs de nieuwe huizen gekomen; ze zijn
reuzenmooi. Hebt u die ook geteekend Wat lijkt me
dat fijn om zoomaar alles te teekenen en het echt met
steenen te laten namaken. Als ik groot ben. wil ik
bij u komen om ook te teekenen; en Vera gaat- bij
grootvader op kantoor, en als wij 't goed geleerd
hebben, mag u naar huis gaan om te rusten en te
spelen."
„Zijn wij dan niet meer noodig hier?"
„Nee hoor, als wij er zijn, zijn de mannen niet meer
noodig. Maar u mag altijd komen kijken, dat vind
ik wel leuk. 't Is altijd veel leuker, als er mannen zijn.
Moet u maar eens bij ons thuis komen, niets prettig
met allemaal vrouwen: moeder en Vera en de dienst
meisjes. Het bracht haar op een idee. „Waarom
gaat u niet met moeder trouwen?"
„Dat weet ik niet, Emmy, en daar praten kinderen
niet over."
„Maar ik zou het toch leuk vinden, en Vera ook,"
hield de onverbeterlijke Emmy vol. „Nee, ik weet 't
nog beter: als ik groot ben, ga ik zelf met- u trouwen."
Voordat Brandrup hierop een verstandig antwoord
had gevonden, werd er op de deur geklopt; Beate
kwam binnen. Zij scheen een beetje verlegen te zijn
Brandrup bedacht met schrik, dat zij de woorden
van haar dochtertje waarschijnlijk verstaan had
en haar lachje was niet vrij van zenuwachtigheid,
toen zij vroeg: „Is dit uw kamer, meneer Brandrup?
Ik ben er nog nooit geweest, maar de kinderen wisten
u natuurlijk wel te vinden."
„Uw dochtertjes zijn altijd welkom, 't is een pret
tige afleiding," antwoordde hij, terwijl hij haar een
stoel aanbood.
Beate bleef echter staan; zij was naar zijn kamer
gekomen in de hoop, dat hij haar iets zou laten zien
van zijn ontwerpen voor de prijsvraag, en Brandrup
begreep het doel van haar komst, doch hij was niet
van plan haar iets te toonen, indien zij er niet naar
vroeg; hij schrok er voor terug, haar over zijn geestes
kinderen te vertellen, en dan enkele vriendelijk-
beleefde opmerkingen tot antwoord te krijgen. Indien
zij er werkelijk belangstelling voor voelde, moest zij
dat maar toonen.
„U hebt 't druk, geloof ik," hervatte Beate na een
wat drukkende stilte.
„Gelukkig wel, zooals altijdals we
Juffrouw Spitz kwam storen met de boodschap,
dat de redactie van De Moderne Woning aan de
telefoon was. „Komt u zelf. of wil ik 't aannemen,
meneer?"
„Laat u maar overschakelen," vroeg Brandrup, en
Beate zei een beetje stijfjes: „Dan mogen we u niet
langer ophouden. Kom, Emmy."
Hij liet hen zelf uit, met een buiging voor Beate en
een vriendelijk knikje voor de kinderen, die rustig
vertrokkenzij schenen iets te voelen van de lichtelijk
gespannen atmosfeer tusschen hun moeder en hun
grooten vriend.
De redactie van De Moderne Woning wilde weten,
of zij kon rekenen op de foto's en het artikel over de
nieuwe arbeiderswoningen, dat Brandrup had toe
gezegd dé kopij zou er uiterlijk den volgenden middag
moeten zijn. Hij beloofde dat hij de foto's in den loop
van den middag nog zou brengen; hij had geen tijd
gehad om het artikel te schrijven, maar hij zou de
noodige gegevens dicteeren, zoodat de redactie
zelf voor den tekst kon zorgen. Juist legde hij de
telefoon op den haak, toen er in de gang weer voet
stappen klonken, drukke, haastige voetstappen
juffrouw Spitz kwam vlug uit haar kamertje en
wendde zich strijdvaardig naar de deur, terwijl
Brandrup zich in zijn schuilplaats wilde terugtrekken,
maar het was te laat. Mevrouw Otzenn zwaaide
binnen, met haar man op sleeptouw.
„O, gelukkig, meneer Brandrup, gelukkig tref ik
n! Ik weet niet wat ik moet beginnen; 't gaat heele-
maal niet goed, er komt niets van terecht van mijn
huis. De opzichter stoort zich niet aan me, hij luis
tert niet eens als ik wat zeg, geloof ik. Ik kan u nooit
vinden en ik moet maar voor alles opkomen. M'n
hoofd loopt 0111!"
„U hoeft voor niets te zorgen, mevrouw Otzenn,"
merkte de architect rustig op. „U hebt beslist, hoe
uw huis worden moet, en wij doen de rest."
„Maar het wordt lieelemaal niet, zooals ik beslist
heb," klaagde Amata. ,,'t Lijkt er niet op!" Zij
vischte uit haar taschje een foto van een villa, die uit
een tijdschrift was geknipt. „Zóó moet 't worden
hier, die ramen bedoel ik; alles moet dadelijk ver
anderd worden. Toen ik vanmorgen kwain kijken,
herkende ik mijn eigen huis niet."
„Natuurlijk niet," bracht haar man in het midden;
„je hebt 't zoo niet besteld."
„Gustaaf!" Amata keek woest. „In plaats dat je
ine helpt, kom je nu met aanmerkingen, waar ik niets
aan heb. Als je vroeger
Otzenn schaamde zich zoo over haar houding, dat
hij zich verstoutte, verzet
aan te teekenen tegen zijn
verwend dwingelandje
„Daarover kunnen we mis
schien later spreken, Ama
ta; meneer Brandrup zal
het te druk hebben 0111 te
luisteren naar onze gedach
ten wisselingen.'
Bravo, dacht Brandrup,
nog vijf zulke opmer
kingen, en hij komt nog
onder de pantoffel uit. Hij
trok zijn gezicht in de
beleefdste plooi en sprak:
„Ik begrijp werkelijk
uw moeilijkheid niet, me
vrouw Otzenn. De ra
men.
„De ramen wil ik zóó
hebben en niet anders; ze
bevallen me veel beter."
„Dat is iets anders, na
tuurlijk." Juffrouw Spitz,
die niet weerstaan had aan
de verzoeking om de deur
van haar kamertje open te
laten, grijnsde, achter haar
schrijfmachineBrandrup's
stem was een beetje scher
per geworden, Amata
scheen hem in z'n beroeps
eer aangetast te hebben.
WITTE WINTER IN PARK
ZIJPENDAAL BIJ
ARNHEM (Eigen opname)
„U kunt natuurlijk breede of hooge of lage ramen
in uw huis krijgen, of lieelemaal geen ramen, precies
zooals u dat wenscht, maar ze worden nu uitgevoerd
volgens de teekening. die u hebt uitgekozen; ver
anderen is 1111 onmogelijk. Dat zou bijvoorbeeld
Bouw- en Woningtoezicht ook niet goedkeuren."
„En we hebben een contract." waagde Otzenn
weer.
Amata haalde haar schouders op. welk teeken van
geringschatting voor liaar man bedoeld was. en
Brandrup ging voort:
„Als u dus andere ramen wilt hebben, zullen we
dat heel graag voor u doen, maar dan maken we een
nieuw plan, en in dat geval zult u minstens drie
maanden moeten wachten, want het is op het oogen-
blik erg druk."
„Meneer Brandrup heeft ook nog ander werk.
begrijp je, Amata?" Otzenn kreeg werkelijk plezier
in zijn stoutmoedige rol en beleefde het genoe
gen. dat zijn vrouw liet venijnigheidje begreep en
bloosde.
„Drie maanden! I11 geen geval. Nee, meneer
Brandrup, u hebt 111e beloofd, dat ik na zes maanden
kan verhuizen, en ik houd u aan uw woord."
De architect boog. „U kunt er op rekenen, me
vrouw. Binnen zes maanden is uw landhuis klaar
precies zooals u het hebt laten teekenen. Aan de
plannen zijn we allen gebonden, u en ik, en de ar
beiders ook!"
Juffrouw Spitz grijnsde nog, toen het echtpaar was
vertrokken en zij brieven ter onderteekening kwam
brengen, en ondanks de sfeer van respect, die steeds
bestaan had tusschen haar en den architect en die
zooiets als nakaarten altijd onmogelijk had gemaakt,
kon zij de opmerking niet inslikken:
„Misschien was liet toch beter, dat u dezen keer
mevrouw Otzenn zelf te woord hebt gestaan."
„Mevrouw Otzenn ziet soms het verschil niet tus
schen een architectenbureau en een winkelier, die
zonder bezwaar oude kaas kan leveren in plaats van
leverworst ofschoon ik denk, dat de winkelier
haar ook wel eens openhartig toespreekt," antwoord
de Brandrup, en daarmede beschouwde hij de kwestie
als afgehandeld. Ik ga nu naar De Moderne
Woning; vanavond kom ik hier terug, als er iets
bijzonders is. legt 11 het wel op mijn bureau."