FANTASTISCHE BEESTEN Fabeldier of werkelijkheid de zeeslang Dieren uit het fabelr ij k De harpij. Het zeepaard. De chimaera. De eenhoorn. Naast de normale, nuchtere en wetenschappelijke dier kunde bestaat een andere, die der fabelen en sagen, der mythen en wapens. De dieren, die daarin thuis- hooren, vormen een vreemdsoortig gezelschap uit alle deelen der wereld bijeengekomen, hebben ze echter één eigenschap gemeen: dat ze niet bestaan.Toch zijn ze soms beroemder dan echte beesten, want wie kent niet den eenhoorn, den centaur en de sphinx, den weer wolf en den draak, de zeeslang en den phoenix om van „zeldzamer" exemplaren als den griffioen, de chimaera, de harpij, de manticora, de kilin, den ba silisk en de kraak nog maar niet te spreken? eizigers zien vreemde dingen; dit I gezegde geldt voor vandaag, maar het W geldt nog meer voor gisteren. Een man, die zich een eeuw of vijf geleden T een paar duizend kilometer van z'n woonplaats verwijderd had, was zelf al een soort zeldzaam natuurverschijnsel en in dien goedgeloovigen tijd at men zijn verhalen dan ook voor zoete koek op, hoe fantastisch ze ook mochten klinken. Dikwijls was hij overigens te goeder trouw: hij had gelezen, dat in het vreemde en rare land, waar hij heenging, merkwaardige toe standen heerscht.en, merkwaardige menschen en die ren leefden. Hij had de niet zonder verbeeldings kracht beschreven beesten in zich opgenomen en de aanschouwelijke prentjes hui verend bekekenin het donker was een vleermuis tegen hem aan gevlogen en onmiddellijk besefte hij welkeen bijzonder histo risch en zoölogisch feit hij had meegemaakt: een phoenix was klapwiekend tegen zijn hoed gevlogen! We kunnen daar nu rustig om lachen, maar het zal je overkomen, dat je alleen ..1 met een wandelstok of pelgrimsstaf gewapend door de woestijn sukkelt en een leeuw springt je brullend uit een boschje tegemoet. Als je dan vijftiende-eeuwer bent en je brengt het leven er af, dan was die leeuw geen gewone leeuw, maar minstens een vreeselijke lamia of manticora of hoe zoo'n beest mag heeten, want de arme reizi ger heeft geen tijd gehad om de tanden in zijn bek of de klauwen aan zijn voet te tellen. En dan bestond er nog zooiets als reizi- gerstrots: ,,Heb je een griffioen gezien?" vroeg men hem, en hij was in de oogen van zijn hoorders zeker geen goed reiziger ge: weest als hij dien griffioen niet gezien had. Maar ten slotte vele dwalingen dezer wereld berusten op foutieve waarnemin gen, doch maar weinige op heele- maal geen en de puzzle voor een aantal geleerden van naam was in den loop der latere eeuwen: wat waren het eigenlijk voor beesten, die in vroeger eeuwen zoo mismaakt uit de herinnering der reizigers ont snapt zijn? Dit probleem is echter moeilijk en geeft op zichzelf weer aanleiding tot tentoonspreiding van een zekere fantasie; zoo zijn er menschen van meening geweest, dat bijvoorbeeld de draak niet „ont staan" is door een slang (of mis schien een hagedis of vleermuis) overdreven groot en gevaarlijk voor te stellen, maar dat dit beest nog een herinnering vormt, aan de groote, voorwereldlijke dieren, die duizenden jaren geleden de wereld bevolkten. Deze verklaring is niet zeer plausibel, gegeven het feit, dat in de vijftiende eeuw ook nog draken, slangen met vleugels en pooten, volgens „ooggetuigen" in Europa gesignaleerd werden, want we weten zeker, dat in dien tijd in elk geval vast geen voorwereldlijke dieren meer in Europa voorkwamen. Zoo moet men dus oppassen en niet zonder grond een eerwaardigen draak voor '11 doodgewone hagedis, een eenhoorn voor een walrus, een phoenix voor een goudfazant, een griffioen voor een condor of een man ticora voor een laffe hyena uitschelden en dat is toch, zij het ook soms op goede gronden, ge beurd. Van enkele dezer merkwaardige ver schijningen of ver schijnselen is echter een zeer waarschijn lijk klinkende ver klaring gevonden. Zoo wordt melding gemaakt van de lammerenplant of borometz, een lam metje dat aan een stengel hangt; vol gens de beschrij- De vogel phoenix, die vijfhonderd jaar leefde, dan op zijn nest verbrandde en uit de aseh weer verjongd herrees.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 26