PS De grootste besparing op Uw stroom- rantsoen verkrijgt U door het gebruik van de beste en zuinigste lampen ooit door Philips vervaardigd: PHILIPS LAMPEN 27 CHRISTIAN! ORNl De hoorn van den eenhoorn stond als geneesmiddel zoo hoog in aanzien, dat deze tegen goud werd afgewogen. Men vermoedt, dat men hier te doen had met een narwaltand, die overigens, zooals uit de illustratie blijkt, kunstig bewerkt werd. De hier afgebeelde hoorn was het eigendom van Ohristiaan V. ving was die stengel buigzaam, zoo- dat het diertje, zoo nu en dan naar beneden schommelend, kon gaan grazen. Men heeft kunnen aantoonen, dat dit vreemde plant-diertje een doodgewone katoenplant geweest moet zijn, die wel wat griezelig is voorgesteld. Onzen landgenoot Gerrit de Veer komt de eer toe, een eind gemaakt te hebben aan het bestaan van de eendenmossel, die aan de boomen groeide en waar, volgens het verhaal, jonge eendjes uit te voor schijn kwamen. Gerrit de Veer vertelt, dat van gan zen van roode kleur, dus wellicht de roodhalsgan- zen, tot dien .tijd niet be kend was waar zij broed den en zoodoende het praatje ontstaan is, dat zij op de boomen in Schotland gingen zit ten, die boven het water hingen, en hun eieren in het water lieten vallen. Op de reis naar Nova-Zem- bla (met Heemskerk en Barendsz) was echter gebleken, dat deze dieren, die ook Holland tot Wie- ringen toe bezochten, op 80° noorder breedte hun eieren legden. Houdt men nu verder rekening met het feit, dat een eendenmossel met steel en aan hangsels met eenige fantasie voor een raar soort eend versleten zou kunnen worden, dan is het vrij duidelijk, hoe de rare combinatie van eend en mossel in de wereld gekomen is. Minder ge makkelijk gaat dat met de „bevroren zwaluwen", waarvan in een geschrift van 1864 nog verteld wordt „dat de zwaluwen, zoodra de winter begint te naderen, in de meren duiken, waar ze een winterslaap houden en verborgen blijven onder het ijs tot de zomer in aantocht is; door de warmte herleven zij en vliegen weg. Als men het ijs stukslaat op plaatsen waar het donker der is dan ergens anders, zal men een massa zwaluwen vinden, koud, in slaap en halfdood, die, als men ze uit hun De boromet. lammerenboom. schuilplaats haalt, langzamerhand zul len ontdooien en opvliegen zoodra men ze in een warm vertrek brengt." Een slimmeling, in de overweging, dat vleer muizen op een trosje in grotten bij elkaar hangend wel eens overwinteren, heeft een en ander met elkaar willen verbinden, doch deze verbinding is toch wel héél erg gezocht. Maar zijn er dan geen „echte" fabeldieren, d.w.z. óf beesten, die er heelemaal nooit geweest zijn en waar van we ook geen zij het nog zoo fantastische „ver klaring" kunnen vinden, hoe ze ontstaan zijn, tenzij ze voortsproten uit het men - schelijk brein, óf beesten, die, hoewel nog niet ont dekt, misschien wel kunnen bestaan1? Tot de eerste cate gorie behoort toch waarschijnlijk wel de centaur, half paard, half mensch, hoewel men beweert, dat met centauren een volk van bijzonder goede ruiters bedoeld zou zijn. Maar de chimaera of de harpij dan? Dat zijn toch wel heel rare beestjes, om nog niet te spreken van den griffioen, die volgens het verhaal liefst drie olifanten op kon tillen: één in elk van zijn klauwen en één in zijn bek. Toch wel een zware vracht voor een grooten roofvogel, hoe groot hij dan ook mag zijn. Als wij echter de „combinatiebeesten", zooals de chimaera: kop van een leeuw, een geit en een draak; de harpij, half vogel, half vrouw; de kilin, lichaam van een draak, kop van een hond en pooten van een hert, uitschakelen, dan blijft er bedroefd weinig pure fantasie over. Blijft over: een fantastisch fabel dier, dat bestaat: de zeeslang. De zee slang placht elk jaar in den komkom mertijd der journalistiek, zoo in Augus tus, op te duiken en prof. A. C. Oude mans heeft er een heel dik boek over geschreven met alle onwaarschijnlijke en waarschijnlijke berichten en het eeni ge wat we er van kunnen zeggen is dat nog niemand heeft kunnen be wijzen, dat de zee slang niet bestaat. Maar de eerste zee slang moet nog ge vangen worden! Een oud fabeltje in beeld: onder het ijs overwinterende zwa luwen worden door gevangen BESPARING

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 27