'l
5
de gerechten netjes voor iniss Brodey op haar
bureau.
Het was een employé natuurlijk verboden de
spijzen van de gasten aan te raken .Zoo was de letter
van de wet. Maar drie- of vierhonderd leden van het
personeel aten niets anders. En zeker gebruikte miss
Brodey niets anders.
Er ging geen morgen voorbij, of een of andere gast,
had bijzondere haast en liét zijn ontbijt onaange
roerd. Als het noodig was en dat was weer tegen
de regels zou een van miss Brodey's beide slaven
wel zoolang treuzelen, dat de een of andere gast geen
tijd meer had voor zijn ontbijt. De buit, dien ze dan
voor zulk een waagstuk veroverd hadden, werd
stilletjes naar 12 B gereden.
Op den duur voelde mis Brodey wel, dat die ont
bijtjes haar lijn geen goed deden, maar ze waren
onweerstaanbaar.
„Peter," zei ze, „jij bent éénig eenvoudig
éénig."
„Och," sprak Peter tegen, „het is de moeite niet
waard, miss Brodey."
Hij schonk haar koffie in, ging zitten en paste wel
op, haar niet te storen.
Zij was zoo lief, zoo zacht en bevallig. Het was
ongeloofelijk, dat er zoo'n beminnelijk schepsel be
stond. Hij zat, tegenover haar, in zijn blauwe uniform
met zilveren knoopen, en verslond haar even be-
geerig met zijn oogen, als zij de spiegeleieren met
ham van mr. Belman. Hij kon zich vier of vijf
minuten gunnen voor hij naar de provisiekamer
terug moest hollen.
Vier, mogelijk vijf minuten mocht hij tegenover
haar zitten en droomen. Droomen van Peter Kodalv,
dat genie van een jongen architect, zittend op de
pier in de haven van Washington, in zijn smetteloos
witflanellen costuum, terwijl zijn schitterend jacht
op hem en zijn gast lag te wachten. Miss Brodey
een jacht, geurend naar de dikke leeren kussens,
bespoeld door het zonlicht en het groene water. Als
de boot dan de Sound afvoer, door het glinsterend
nat, zou zij eerst wat achterdochtig zijn, maar dan
zou ze zich spoedig bewust worden, dat Peter Kodalv,
de begaafde jonge architect, haar niet beschouwde
als een stuk speelgoed. Ja, het leek misschien wel
wat gek, maar zijn liefde voor haar was eerlijk en hij
verlangde met haar te trouwen. Het leek vreemd,
maar hij
„Oeminm!" genoot miss Brodey.
„Smaakt 't, miss Brodey?" informeerde hij be
scheiden.
„Oeminm! Zalig!" Door een reeks geluiden ver
ried miss Brodey haai' waardeering. Een slokje
koffie hielp haar om duidelijker te spreken: ,,'t Is
geweldig leuk van Joe en van jou, dat je dit voor
me doet."
Die toespeling op Joe, zijn collega op deze ver
dieping, was een domper op de glorie van Peter.
Maar hij onderdrukte die opwelling van zelfzucht.
De deu r vloog met
een ruk open en
op den drempel
stond.... Adolphe.
Goed beschouwd, was zij toch buitengewoon aardig
meer verlangde hij niet.
„Och, 't beteekent niets, miss Brodey," antwoord
de hij.
„Jawel, 'n heeleboel! De ham is knal!"
Hij leunde tegen de tafel. Ten minste drie van zijn
kostbare minuten waren verstreken. In de provisie
kamer stond de dikke Adolphe zich waarschijnlijk
al weer de haren uit te trekken. „Miss Brodey," zei
hij, „Donderdagavond is u vrij, nietwaar?"
„Ja-a," antwoordde miss Brodey. „Waarom?"
Het, kostte Peter veel moeite zijn innerlijke aan
doeningen in toom te houden. Hij had het gevoel,
dat hij een duik nam in een onbekende zee, toen hij
zei: „Waarschijnlijk ben ik ook vrij. Donderdagavond
bedoel ik. Zou u. zou u met me naar een bios
coop willen gaan?"
„Ik heb al 'n afspraak voor Donderdag," bedacht
de telefoniste, ,,'n Jongen heeft me al lang geleden
voor dien avond gevraagd en ik heb beloofd met
hem uit te gaan. Hij wou me meenemen naar een
revue, met na afloop een dansje. We gaan „De
schoonheden van New York" bekijken hij heeft
erg dure plaatsen besproken en dan naar de Blue
Bar."
„Ozei Peter. „Dat is fijn voor u," mompelde
hij verdrietig.
„Hij is gewoon een plaag. Ik ga alleen maar met
hem uit, omdat 't de eenige manier is om van hem
af te komen. Ik verveel me dood bij hem."
Peter voelde zich meteen wat opgelucht. „Dat is
jammer," zei hij. „Maar veronderstel nu, dat ik
eerder met u afgesproken had
„Was dat, maar waar," zei miss Brodey met na
druk, en Peter dook weer onder in de zee van ver
rukking. Dit verschilde wel van den droom, maar op
hetzelfde moment rees er uit de ruïne een nieuwe op.
Hierin was miss Brodey mevrouw Kodaly, vorstelijk
en zelfverzekerd, gastvrouw in hun prachtig ver
blijf in Park Avenue. Want zij, eenmaal een gewone
telefoniste, had het bijzondere in Peter ontdekt
zij had de oppervlakkige jongens met geld 'n blauw
tje laten loopen en zich geheel en al toegewijd aan een
jongeman, die indertijd kellner en in het oog van
de wereld een nul was. En zij
„Zooals je weet," vervolgde miss Brodey, „vin
den veel meisjes het onbehoorlijk met buitenlanders
uit te gaan. Jij bent toch niet in Amerika geboren,
Peter?"
„Neen. In Hongarije," zei Peter.
„Nou, wat ik zeggen wilde, ik ben niet zoo be
krompen als de meeste
meisjes. Ik vind, dat
vreemdelingen evengoed
menschen zijn als wij.
't Kan me niet schelen,
dat je een buitenlander
bent, Peter. Ik ga zoo
gauw mogelijk met je
uit, en ik geef er niets om, hoe je heet."
Het veranderde niet veel aan de zaak, maar Peter
had daar geen erg in. Hij voelde zich een beetje
overweldigd door de gedachte, hoe ruim van blik
en hoe edelmoedig miss Brodey was. Ja, zij was
grootsch. Dat was het woord: grootsch. Maar niet
zoo uit de hoogte als sommige jonge dames, die
hij kende.
„Ik haat bekrompen lui," zei miss Brodey.
„Schenk me nog wat koffie in, Peter zooals ik
zei, ik heb een afschuw van kortzichtige menschen.
Ik vind, een vreemdeling is even goed als ieder
ander, als hij ten minste even goed is. Zoo denk ik
er over."
„Ik was negen jaar, toen ik hier kwam," zei Peter,
om wdt te zeggen. Hij was een beetje in de war.
Adolphe schimpte altijd, dat hij geen goede kellner
zou zijn, omdat ie Amerikaan was en Amerikanen,
zei ie, konden het maar niet in hun beetje hersens
laten doordruppelen, hoeveel een goecf kellner be-
teekende. „Ik ken geen woord Hongaarsch meer,
miss Brodey."
„Dat is fijn," zei miss Brodey afwezig. Zij was ver
zonken in een warme vlaag van heerlijke zelfwaar-
deering. „Zelfs kellners, zeg ik, zijn absoluut even
goed," ze zweeg even om haar geboterden toost in
de sterke, geurige koffie te soppen. „Ik zeg: ze zijn
absoluut even goed als ieder ander, en dat meen ik
eerlijk."
„Heusch?" vroeg Peter. „En ik meen dit: als ik
een meisje ontmoet, zooals u, miss Brodey. De
rest bleef onuitgesproken.
Miss Brodey maakte een sierlijke beweging met
haar vork.
„Ik meen 't," zei ze. „Ik vind, dat een bankier
niks beter is dan een kellner. En als een bankier me
te na zou komen, nou, dan zou ik hem een paar
dingen aan z'n verstand brengen."
„Reusachtig." zei Peter. Haar edelmoedigheid
bracht hem in vervoering. Wat 'n eenig meisje!
„Ik," zei miss Brodey, „ik ben altijd.
Plotseling werd ze onderbroken. De deur vloog
met een ruk open. En op den drempel stond.
Adolphe, naar adem snakkend en met een vuurrood
gezicht.
„Ha," zei Adolphe, op de manier van iemand, die
juist ontdekt, dat hij door zijn besten vriend ver
raden is. „Ha Latouris had dus gelijk! Gaat dat
hier zoo?!"
Miss Brodey gaf een schril gilletje. Peter verschoot
en sprong overeind. In zijn hoofd brak een ware
revolutie los.
„Meneer Adol
phe," schreeuwde
miss Brodey. „Ik
hoop, dat u niet
denkt.ik hoop
toch, dat u niet
denkt, dat het mijn
schuld is. Ik zei
hem nog, dat ik
zooiets liever niet
had, maar hij wilde
het per se binnen
brengen. Ik zei hem,
dat het tegen het
reglement was, en
dat ik me altijd
stipt aan de regels
hield, maar hij...."
Peter reed het
wagentje naar bui
ten. Het laatste,
dat hij zag, was,
dat miss Brodey
met alle geweld
probeerde te gaan
huilen. Hij had,
door zijn stommiteit, dit leed over die lieve,
hulpelooze miss Brodey gebracht. Een wilde, dwaze
gedachte flitste door zijn hoofd een drang om
terug te gaan, Adolphe aan den kant te duwen, de
telefooncentrale binnen te stappen, flink en ge
ruststellend miss Brodey's hand te grijpen en te
zeggen: „Trek het u maar niet aan, miss Brodey.
Ik zal gauw bij u terugkomen en dan zullen we
dien menschen hier eens laten zien, wat wij gaan
doen."
Maar het was al weer voorbij. Hij was een
kellner in blauw uniform en duwde een wagentje
S/of op blz. 11