Hoorlwlp!
DAME VAN
AVONTUUR
Rust in het hotel!
14
Doof of slecht hoorend?
U behoeft deze last geen
dag langer te dragen, in
dien U zich nog heden
in verbinding stelt met
Van Haeften. Dan wordt
U onmiddellijk geholpen
aan het gehoorapparaat,
dat voor U persoonlijk
het juiste is. Vraag
gratis demonstratie ot
geïllustreerde brochure
„Hoorhulp". Schrijf aan
van HAEFTEN'S
Amsterdam-Z.
„rntin -demonstratie^
Verzoeke J^chufe ..Hoorhulp"
Doorhalen mat niet verlangd
wordt.
Naam
Adres
Woonplaats
door een jeugdig trisch uiterlijk, ook
wanneer men vermoeid is, Hoe ge
makkelijk is dat doorKhasana Rouge
en Lippenstift.Beide zorgen voor jeug
dige frischheid en bevalligheid en
zijn tegen weer en water bestand en
kissproof. Voor een discrete kleur:
Superb, vooreen levendige kleur
corail of carmin
Rong?
Importeur: w
N.V. The Globe Trading Co. Ltd.,
Singel 4 4, Amsterdam C.
Sloi van blz. 11
Ze probeerde hem achterna te kruipen.
De bloote ruggen der bewakers pas
seerden den ingang.
Al wat zij nog zeggen wilde haar
smeekbeden, vleierijen, dringende hate
lijkheden uitte zich in een wilden
kreet, die nutteloos de misvormde ooren
van den schildwacht trof; toen lag lady
Cynara slap neer in het stof, tijdelijk
begenadigd door vergetelheid.
Een harige tarantula scharrelde over
haar gezicht.
Het werd nacht een eeuwigheid
van nacht zonder vrede des doods, 't
Heeft geen zin, uit te weiden over dien
nacht, of over den zengenden, krank
zinnigen dag, die er op volgde. Dat zij
dien nacht en dien dag overleefde, was
alleen al voldoende, om lady Cynara
onder de heldinnen te rangschikken. Zij
waren een hel voor haar, met 't helle
vuur nog in 't vooruitzicht. Zij behield
haar verstand alleen door de onuitroei
bare. onwrikbare overtuiging, dat. Jantje
haar op 't nippertje toch nog zou red
den, of als hij 't niet deed, dan 't een
of ander wonder der fortuin. Wel groot
was het vertrouwen van lady Cynara.
't Was ook zoo vaak gerechtvaardigd
gebleken.
Zij kreeg water, en voedsel, onsma
kelijke mengsels, maar er werd haar
niets gezegd. In antwoord op al haar
koortsachtige smeekbeden spuwden ze
betelsap. Zij hoorde geen andere stem
men dan die van de dreigende trommen.
En toch hield het geloof van lady
Cynara stand, toén de dag verbleekte,
't. Was de twintigste eeuw. 't kwam
niet meer voor, dat een blanke vrouw
levend werd verbrand door inboor
lingen. 't Kon niet, 't kón niet!
Toen het weer nacht werd, kwamen ze
haar halen. Ze sneden de boeien om
haar enkels door en hieven haar op.
„Jullie hebben hém gekozen, niet
mij! Niet mij!"
Zij klemde zich vast aan hun bloote
schouders, smeekend, en om steun te
vinden; ze knielde voor hen neer, en
stak haar handen op, dringend, en om
verlichting van haar boeien te vragen.
Maar de vrome mannen der Yamadi
keken haar wezenloos als dieren aan
'en trokken haar weer overeind. Toen
moest ze mee, dat graf der levenden,
de hut uit en de wereld weer in.
Fakkels en kampvuren wierpen flik
kerende schijnsels en schaduwen op de
hutten, die om een groote, open ruimte
heen stonden, zoodat het leek of een
kring van hurkende mammoets wacht
hield. Heel de stam der Yamadi stond
in plechtige scharen gerangschikt, om
getuige te zijn van het offer voor de
drie tweelingen. Ze zaten op hun hur
ken in rijen, in bonten feesttooi, de
mannen vooraan, de jonge vrouwen er
achter, en de oudjes op den achtergrond.
Aan weerszijden op de hoeken zaten de
trommelaars; zjj sloegen in koppige
geestdrift op hun uitgeholde blokken,
in een rhytlime, dat op het kloppen leek
van het hart der aarde.
Dit alles drong tot lady Cynara door
als een flauwe indruk, iets neveligs, dat
verschoof en veranderde achter het
levende middelpunt van het heelal,
waai' een berg van takken, gedroogde
planten en stukken hout op. de brand
fakkel stond te wachten voor drie
monsterachtig besneden totempalen.
Een kale boomstam stond wit op uit
het midden van dien schrikkelijken
brandstapel.
Aan den voet van dien berg stond een
kleine man met breed'e schouders. Naar
zijn houding te oordeelen was hij in
gedachten verzonken. Hij keek niet op
of om.
Lady Cynara richtte haar pijnlijke
oogen naar die figuur, en poogde te
doorgronden, of het vonnis hem be
kend was en hoe liet luidde. Hij bleef
roerloos, zij kon niets vermoeden, maar
onsterfelijke hoop dreef haar; zij repte
zich wankelend naar hem toe. 't Was
of de grond opgolfde onder haar voeten.
De aapachtige bruintjes keken toe met
strak-open, waterige oogen.
Toen ze voor hem stond, ging liaar
mond open, maar woorden kwamen er
niet. Zij bleef trillend staan wachten.
,,'t Spijt me zeer," zei Jantje Jones,
„maar ze hebben gedaan, wat voor de
hand lag; ze hebben u gekozen."
Hij keek langs haar heen, niet naar de
bewakers, maar naar dat andere iets,
dat hij aldoor zag.
„Nee! Nee! Nee," riep zij, met een
stelligheid, alsof zij een belachelijke be
wering tegensprak.
„Ja, mevrouw. Mij brengen ze naar
de rivier. Mijn huis staat meer stroom -
op. Er zal een kano voor 111e klaar
liggen. Ze willen 111e pagaaien tot 'n
dertig kilometer van 't huis van den
controleur, verder moet ik te voet gaan.
Ik zal mijn best doen, maar ik kan u
geen hoop geven, mevrouw; 't zal te
laat zijn om u te redden."
Hij sprak, alsof hij 't over een alle-
daagsch uitstapje had, en iadv Cynara
luisterde met niet meer dan beleefde
aandacht. Want zij had al zooveel
doorstaan, dat zij dien laatsten slag
den genadeslag haast niet meer
voelde, 't Leek wel of ze al dood 'was
en slechts haar leeg omhulsel over was
om de vlammen te voeden. Een leeg
lichaam kon geen gemoedsbeweging
toonen.
„Dan moogt u van geluk spreken."
zei ze.
„Inderdaad, mevrouw."
Zonder nadenken, als door 'n machine
bewogen, legde ze haar handen op de zijne.
„Kun je dan niéts voor me doen.
Jantje? Ik wil niet verbrand worden!
't Is afschuwelijk zoo te moeten ster
ven, zonder iets te p robeeren
„Er valt niets te probeeren, mevrouw.
Ik kan niet tegen vijfhonderd gewapende
mannen vechten, met gebonden handen
en niets bij me dan een fluit."
„Nee, dat is zoo," moest ze wan
hopig erkennen.
Er viel niets meer te.praten. De kruik
was één keer te vaak te water gegaan.
Matte berusting had eindelijk (le hoop
vervangen. Jantje Jones was geen
levend mensch meer, die haar kon red
den door zichzelf op te offeren. Zij was
dof, onverschillig, dacht zelfs niet. meer
aan het vuur.
Ze grepen haar bij haar ellebogen.
„Vaarwel, Jantje," zei ze.
„Vaarwel, mevrouw." Hij maakte
een buiging.
De trointnelslag ging sneller. Toen
zij begon te klimmen, zwaaide zij, alsof
een orkaan haar stootte, maar zij hield
zich op de been. De berg begon te wer
ken onder haar voeten, zij moest ze
WEL i£
RUSTEN
Meyer en Klaassen komen
a avonds laat in hun hotel na de
vergadering en zijn in hun schik
met de rustige kamers. Ze zijn moe.
Maar hoe kan een mensch slapen,
als z'n buurman van de eene
hoestbui in de andere schiet t Dat
is nu een echte rookershoest denkt
Meyer.
Hij staat op, klopt op de deur
van Klaassen en geeft hem zijn
doosje Wybert. Die helpen abso
luut tegen hoest.
Bij 't ontbijt bedankt Klaassen
hem. Ja, ze hebben puik geholpen
en voortaan altijd Wybertjes mee
Wybert-tabletten tegen hoest en
keelpijn.
Alleen verkrijgbaar in origineele
blaitire (hanen.